Dit is mijn samenvatting van het vak Diergedrag en dierenwelzijn van de 3de bachelor diergeneeskunde Ugent. Het is een volledige samenvatting dat alle hoofdstukken bevat gezien in de les. Het bevat fotos en alle info van de slides. Het is een lange samenvatting maar leest heel vlot. Veel studieplez...
Diergedrag en dierenwelzijn 3de Bachelor 2023-2024 Marthe D’haeyere
Conflictgedrag en abnormaal gedrag
Men spreekt van intra-individuele conflicten wanneer twee of meer motivaties om acties vragen die niet
gelijktijdig uitgevoerd kunnen worden (bv. aanvallen of vluchten). Wanneer een motivatie om acties vraagt
die door externe factoren gehinderd worden spreekt men in de Engelstalige ethologie van "thwarting",
hetgeen best vertaald wordt door "belemmering". Soms associeert men zo'n situatie met "frustratie". Bv.
een hongerig dier kan niet eten omdat het voedsel door een glasplaat bedekt wordt.
Als beloningscentrum niet geactiveerd
wordt -> frustratie
1. Vrije conflicten
Deze conflictsituaties zijn meestal kortstondig en komen voor in de natuur. Het dier kan
over al zijn gedragsprogramma's beschikken en bevindt zich soms in acute stress. Gedrag
typisch voor dergelijke situaties wordt conflictgedrag genoemd.
Soorten conflictgedragingen:
1.1. Ambivalent gedrag (meest voorkomende)
• Successief ambivalent: bv. op de rand van een territorium (zie hoofdstuk sociale structuren) wisselt
agressief gedrag af met vluchtgedrag.
• Simultaan ambivalent: het dier voert gelijktijdig gedragselementen uit behorende tot verschillende
motivaties; bv. een baltsende haan laat langs de ene kant zijn vleugel hangen (onderdanigheid) en
langs de andere heft hij zijn vleugel op (dreigen). Mengen van beide gedragingen.
1.2. Intentiebewegingen
Bij intentiebewegingen wordt alleen het beginstuk van het gedrag getoond. Bv. even hurken bij vogels
zonder weg te vliegen; opheffen van de poot bij honden of hoefdieren zonder verder te lopen.
= ritualisatie
1.3. Omgericht gedrag
In geval van omgericht gedrag kan het gedrag niet op het adequate object gericht worden en het dier
gebruikt dan een ander object. Bv. Agressie die niet kan gericht worden tegen een dominant dier wordt ook
soms omgericht naar soortgenoten die lager in de hiërarchie staan (in het Duits: "Radfahrer Reaction").
Klassiek voorbeeld van de onderdanige bediende die thuis zijn familie of hond terroriseert.
Vaak bij sociaal levende dieren.
1.4. Overspronggedrag
Overspronggedrag wordt nu soms interruptief of irrelevant gedrag genoemd.
Te midden van bv. een agressieve of seksuele situatie gebeurt het dat er plotseling een gedrag vertoond
wordt dat schijnbaar niets met de betrokken motivaties te maken heeft. Meestal zijn dit gedragingen die te
maken hebben met voedsel zoeken of met zelfverzorging. Bv. op de grond pikken of verenpoetsen door
vechtende hanen, gapen of rollen door paarden. Mensen vertonen ook vaak overspronggedrag tijdens
1
,Diergedrag en dierenwelzijn 3de Bachelor 2023-2024 Marthe D’haeyere
momenten van spanning; wij hebben allemaal onze eigen "tics" (met een pen of elastiek spelen, met de
hand zijn haar kammen, een sleutelbos slingeren, stopwoorden gebruiken, enz.).
2. Onvrije conflicten
Komen meestal in gevangenschap voor. Het interne conflict blijft duren omdat de omgeving niet de
mogelijkheden geeft om gedrag waarvoor een hoge motivatie bestaat, uit te voeren en daardoor bevindt
het dier zich in chronische stress en is het dus onder invloed van een chronisch actieve HPA-as. Vaak worden
die conflictsituaties veroorzaakt doordat de mens dieren op een inadequate wijze houdt of er ondeskundig
mee omgaat. Vaak wijkt het gedrag af van het normale ethogram of is het verkeerd gericht of bv. in een
verkeerde frequentie, dan wordt het gestoord of abnormaal gedrag genoemd. Het kan in de volgende
omstandigheden geobserveerd worden:
• De moderne intensieve productiesystemen (batterijen, aangebonden zeugen, enz.);
• Dierentuinen;
• Bij gezelschapsdieren;
• Laboratoria: ofwel opzettelijk uitgelokt om die fenomenen juist te kunnen bestuderen (de
"experimentele neurosen"), ofwel omwille van inadequate behuizing in de animalaria.
De nood aan in die materie gespecialiseerde dierenartsen zal toenemen in het kader van de controle op het
naleven van de wetgeving betreffende het dierenwelzijn. Normaal gedrag in abnormale omgeving.
2.1. Soorten gestoord gedrag
Omgericht gedrag
Net zoals in 1.3, maar het wordt heel frequent uitgevoerd. Bv. Biggen die onder de buik van leeftijdsgenoten
woelen omdat zij op roosters of beton lopen zonder stro of aarde. Extreem selfgroomen, x-suckling (zogen
bij leeftijdsgenoten), copuleren met zelfde sexe of andere soort, zuigen of eten van niet-eetbare dingen in
omgeving, (jonge) dieren als objecten gebruiken. Zelf of omgevingsgericht.
Beschadigend gedrag
D.i. zichzelf (automutilatie) of een andere (allomutilatie) kwetsen. Er moet een onderscheid gemaakt
worden tussen primaire en secundaire vormen.
• Primaire mutilatie
Primaire vormen kunnen a) zuivere gedragsproblemen zijn, b) het gevolg zijn van fysieke problemen.
a) Het gedrag is het gevolg van angst of van een chronische frustratie die tot stress geleid heeft.
Diagnoses zijn bij verschillende soorten reeds gesteld geweest. Bv. verlatingsangst en chronische
conflicten bij de hond, te lange sociale isolatie, seksuele frustratie en gebrek aan beweging bij het
paard, te weinig fourageergedrag bij de papegaai.
2
,Diergedrag en dierenwelzijn 3de Bachelor 2023-2024 Marthe D’haeyere
b) Vaak begint het dier te likken of te bijten aan de regio waar het fysieke pijn of irritatie voelt. Bv. naar
aanleiding van een testiculaire torsie, een hernia, maagzweren, kolieken, nevralgieën,
ectoparasieten, dermatologische problemen, allergieën. Het ongemak kan ook ontstaan ten gevolge
van een medische behandeling (iatrogeen geïnduceerde automutilatie) zoals bv. na een implantaat
of andere chirurgische ingrepen, i.m. injecties van irriterende stoffen. Tal van fysieke oorzaken zijn
beschreven geweest voor de bekende ALC (acral lick dermatatis of lik granoloma) bij de hond. Al
deze gevallen moeten uiteraard eerst medisch behandeld worden. Gewoonlijk verdwijnen zij na
heling (zie echter het einde van het volgende paragraaf).
• Secundaire mutilatie
Secundaire mutilatie is het gevolg van een ander gedrag. Bv. bij de springstereotypie (zie verder) kunnen
woelmuizen continu met de rug tegen de voedselruif wrijven zodat een bloederige wonde ontstaat. Toch
blijven die dieren springen. Omgericht gedrag kan ook indirect auto- en allomutilatie voor gevolg hebben.
Bv. verenpikken komt vaker voor bij kippen die niet kunnen scharrelen; staart- of orenbijten bij biggen in
hokken zonder stro; urine- of preputiumzuigen bij kalveren die melk niet kunnen zuigen maar uit een
emmer moeten drinken. Een fysiek primaire oorzaak kan echter ook secundaire gevolgen hebben.
Bv. een pijnprikkel veroorzaakt automutilatie, de pijn verdwijnt maar het gedrag wordt verder uitgevoerd.
Net zoals een stereotypie (zie verder) heeft het mutilatiegedrag zich geëmancipeerd van de oorzaak.
Gedragstherapie is dan wel aangewezen (met eventueel een psychofarmacologische ondersteuning).
In sommige gevallen zou er een verband bestaan met een toename
in de productie van endogene opioieden. Het neuropeptide beta-
endorfine (controle) heeft een analgetische werking en gelijkt
scheikundig sterk op ACTH. Beide stoffen treden op in
stresstoestanden. Hoewel men nog geen wetenschappelijke
zekerheid heeft zou het kunnen dat dieren en mensen zichzelf
mutileren om stresstoestanden (tijdelijk?) beter te verdragen. Een
gevallen studie bij Lesch-Nyhan patiënten (een genetisch bepaalde
vorm van mentale achterstand dat vaak met automutileren
samengaat) heeft een verband aangetoond: bij naloxone-infusie
vermeerdert eerst het mutileren om nadien te verdwijnen. Men kan een gelijkaardig verloop observeren bij
de toediening van antagonisten in andere autostimulatie proeven. Een rat die zichzelf intracerebraal
amfetamine kan injecteren duwt eerst vaker op de hefboom na een dopamineblokker toediening (bv.
haloperidol, pimozide) om nadien niet meer te duwen.
Dopamine en serotonine zouden ook geïmpliceerd zijn, maar het probleem is dat dergelijke
neurotransmitters in tal van processen een rol spelen.
Apathisch gedrag
Moeilijk te definiëren daar er weinig onderzoek over gebeurd is. Apathie is gebrek aan belangstelling voor
externe prikkels. Niet verwarren met freezing. Sommige dieren vertonen een langdurige immobiliteit en
schijnen geen belangstelling voor de omgeving meer te vertonen (bv. zittende zeugen). Immobiliteit alleen
is onvoldoende om apathie te karakteriseren daar dieren onbeweeglijk kunnen blijven en toch erg
geschrokken zijn (bv. "bevriezen" bij het waarnemen van een predator).
Aangebonden zeugen reageren minder snel op externe prikkels (bv. met water overgieten) dan loslopende
zeugen. Het niet of trager reageren op externe prikkels betekent echter niet dat het dier geen aandacht
meer schenkt. Het zou kunnen dat het wel heel attentvol is, maar moeilijk tot actie kan overgaan, net zoals
de mens in depressieve toestanden.
3
, Diergedrag en dierenwelzijn 3de Bachelor 2023-2024 Marthe D’haeyere
Stereotypieën
Stereotypieën zijn gedragingen die de volgende drie eigenschappen vertonen:
• Zij worden steeds op dezelfde wijze uitgevoerd (morfologische identiteit) en meestal onderdeel van
het normale ethogram;
• Zij worden volgens een relatief constant ritme herhaald;
• Zij zijn ogenschijnlijk zinloos.
Mason & Latham (2004):
• 72 % van 121,000,000 dieren in gevangenschap vertonen stereotypieën !!!
- Stereotypieën komen niet voor in de vrije natuur
- Ontstaan niet spontaan
- Geassocieerd met slecht welzijn; grotere kans als in suboptimale omgeving
- Vooral bij dieren met zeer beperkte ruimte
→ Varkens: sham chewing ; stangbijten
→ Labdieren flips
→ Paarden - elke stal 5-20%
→ Honden & katten Huishonden 2-8% bv. staart jagen
→ Runderen veel minder
Oorzaken
• Geïnduceerd door chronische conflicten
- Ontwikkeling vooral bij blokkade uitvoeren sterk gemotiveerde gedragingen
• Geïnduceerd door sommige psychofarmaca
- Vb. dopamine agonisten: apomorfine
• Geconditioneerd onder specifieke omstandigheden
• Andere
- PIJN, Tumor, trauma, leeftijd...
→ Pijn => endorfine
• NIET veroorzaakt door verveling (bestaat niet bij dieren, enkel frustratie)
• “Besmettelijk”!? => NEE
- Is bij woelmuizen bv. aangetoond
• Genetische predispositie? (paard: V ecchio8 & Galan= 1986
Deze gedragingen kunnen ook door sommige psychofarmaca (vooral dopamine agonisten zoals amfetamine
of apomorfine) uitgelokt worden of ten gevolge van hersentrauma's optreden.
Farmacologisch geïnduceerde stereotypieën worden als dierlijk model gebruikt voor sommige symptomen
van schizofrenie. In de industrie worden potentiële neuroleptica gescreend in functie van hun vermogen tot
inhibitie van die stereotypieën.
Hier hebben wij het over stereotypieën die door conflictsituaties uitgelokt worden. Zij komen ook voor bij
de mens als deel van verschillende psychiatrische syndromen (sommige vormen van schizofrenie, manisch-
depressiviteit, autisme, bij zwakzinnigen) of als reactie op langdurige of stressvolle opsluiting in een cel.
Voorbeelden bij huisdieren zijn: het weven, het in een cirkel draaien of het heen en weer lopen bij paarden,
het tongspelen bij kalveren, het kopschudden bij kippen, het in een cirkel draaien of het in een achtvormige
baan lopen bij honden. Kribbenbijten bij het paard wordt vaak als stereotypie geklasseerd hoewel daar
regelmatig een diergeneeskundig probleem aan de basis ligt. Varkens vertonen een verrassend groot aantal
verschillende stereotypieën die vaak gecombineerd optreden en eigen zijn aan bepaalde individuen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dhaeyeremarthe. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.82. You're not tied to anything after your purchase.