1. Wat betekent het begrip ‘”nachtwakersstaat”
a) Een directe democratie waar de macht bij de burgers ligt en de staat enkel waakt over de
openbare orde.
b) Een ommuurde ‘polis’ of stadsstaat waarin de heersers garant staan voor de veiligheid
van de onderdanen.
c) Een staat wiens bevoegdheden beperkt zijn tot defensie, ordehandhaving enhet innen van
belastingen.
a) een ommuurde 'polis' of stadstaat waarin de heersers garant staan voor de veiligheid van
de onderdanen.
b) een staat wiens bevoegdheden beperkt zijn tot defensie, ordehandhaving en het innen
van belastingen.
c) een directe democratie waar de macht bij de burgers ligt en de staat enkel waakt over de
openbare orde.
3. Welke uitspraak over verzuiling is fout.
a) Verzuiling is het gevolg van het bestaan van breuklijnen.
b) Verzuiling levert het bewijs dat de breuklijnen onveranderd zijn gebleven
c) Verzuiling wil zeggen dat partijen en organisaties exclusief samenwerken.
4. Dat de Europese Commissie werkt volgens het beginsel van de subsidiariteit
betekent dat
a) Ze enkel wetgevende initiatieven ontplooit als een dergelijke actie op Europees niveau
noodzakelijk is.
b) Het beleid door de Europese Commissie opgelegd aan de lidstaten gesubsidieerd wordt
door Europa.
c) De Europese Commissie enkel beleidsinitiatieven neemt als de lidstaten erom vragen.
5. De overheid heeft het monopolie op legitiem geweld. Geweld is slechts legitiem…
a) Totdat het beoogde doel is bereikt.
b) Wanneer het gepleegd wordt uit zelfverdediging.
c) Wanneer het gepleegd wordt door een gemachtigde politieman.
6. Politiek is:
a) Elk initiatief dat burgers in de publieke ruimte nemen.
b) Het besturen van de samenleving
c) Het feit dat de overheid optreedt om problemen op te lossen.
7. De vier functies van het parlement zijn…
a) Representatie, wetgeving, deliberatie en regeringscontrole
b) Representatie, wetgeving, regeringscontole en pacificatie
c) Wetgeving, deliberatie, steun regering en regeringscontrole
8. Wat maakt het mandaatmodel van de partijpolitieke vertegenwoordiging moeilijker
verdedigbaar voor meerpartijenstelsels dan voor tweepartijenstelsels?
a) Blackmail potential
,b) Coalitiebesprekingen
c) De electorale volatiliteit
9. De representatie via het partijmodel werkt beter in een tweepartijenstelsel dan in
een meerpartijenstelsel.
a) omdat een tweepartijenstelsel democratischer is
b) omdat in een tweepartijenstelsel duidelijker is of een partij zich aan zijn mandaat heeft
gehouden.
c) omdat partijen in een tweepartijenstelsel meer vertrouwen krijgen van hun kiezers
10. Wat wordt er verstaan tussen “politieke cultuur”
a) de aanwezigheid van vertrouwen, netwerken van engagement en normen van
wederkerigheid.
b) het geheel van houdingen, politieke waarden en gedragingen onder de bevolking van een
land.
c) het geheel van houdingen politieke waarden en gedragingen onder de politieke elite van
een land.
11. “Sociaal kapitaal” wil ondermeer zeggen dat
a) mensen basisvertrouwen hebben in andere mensen.
b) mensen vertrouwen hebben in de politieke instellingen
c) mensen vertrouwen hebben in hun familieleden en vrienden
12. Welke van de drie machtsvarianten van Weber is het meest in overeenstemming
met de idee van een democratie
a) charismatische macht
b) rationeel-legalistische macht
c) traditionele macht
13. We gaan er vandaag van uit dat de participatie een goede zaak is voor de
democratie omdat
a) het de representatieve democratie aanvult
b) het tot politieke stabiliteit leidt.
c) traditionele macht
14. Waarom heeft een vertegenwoordiger in een systeem gebaseerd op een strikt
mandaat weinig macht
a) omdat de collectiviteit waar hij voorstaat geen duidelijke en eenduidige preferenties heeft
b) omdat hij een ruime opdracht krijgt
c) omdat hij niet zelf mag beslissen maar steeds ruggespraak moet houden/ Overleg moet
houden
15. Welke stelling is correct
a) als een parlementaire motie van wantrouwen “constructief” moet zijn, impliceert dit een
inperking van parlementaire macht tegenover de regering
b) in een bicameraal stelsel wordt elke wet goedgekeurd door de eerste en tweede kamer
, c) in een presidentieel regime is de president afhankelijk van het vertrouwen van het
parlement
16. Als de opkomstplicht bij verkiezingen zou worden afgeschaft in ons land dan…
a) zou de fragmentatie van het partijsysteem verminderen
b) zouden vooral de kleine partijen stemmen verliezen
c) zouden vooral laaggeschoolden minder gaan stemmen
17. De instellingen van de EU worden gekenmerkt door zowel een logica van
supranationaliteit als van intergouvernementaliteit omdat
a) de een niet zonder de ander kan
b) zodanig rationeler beleid uitgetekend kan worden
c) staten zomaar niet soevereiniteit afstaan
18. Het is niet typisch voor een meerderheidsdemocratie dat…
a) de macht gespreid wordt
b) de regering het parlement domineert
c) er pluralisme is
19. Welke uitspraak is niet correct
a) het probleem met de scheiding der machten is dat er inefficiëntie komt door
afstemmingsproblemen
b) de scheiding der machten is bedoeld om machtsmisbruik te voorkomen
c) in presidentiële regimes is er minder scheiding der machten dan in parlementaire regimes
20. Welke stelling is correct
a) een conflict dat gekenmerkt wordt door “crosscutting cleavages” zal doorgaans minder
hevig zijn dan een conflict waarin verschillende breuklijnen samenvallen
b) Inglehart stelt dat met de welvaarstsstijging de behoeftenhiërarchie is omgekeerd en
mensen nu in de eerste instantie postmaterieel geluk nastreven
c) partijen hebben duidelijke, eensgezinde standpunten m.b.t. de verschillende breuklijnen in
onze maatschappij
21. De evolutie van massapartijen naar volkspartijen kunnen we verklaren door
a) de alfabetisering en professionalisering van de bevolking
b) de evolutie van de massale demonstraties naar georganiseerde mobilisatie
c) de groei van economische welvaart en de secularisering van de maatschappij
23. De essentie van een meerderheidskiesstelsel is dat
a) de partij die het meeste stemmen haalt in een kiesomschrijving alle zetels haalt
b) de zetels evenredig verdeeld worden over de verschillende partijen
c) er evenveel te verdelen zetels als kiesomschrijvingen zijn
24. Wat kunnen we meten met de fractionalisering schaal
a) de grootte van partijsystemen
b) het mechanisme van partijsystemen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlottestevens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.