Vraag 1
Lees: Bijlage III, Concernfinanciering door de jaren heen,
beschikbaar via:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/02/18/bijlag
e-iii-concernfinanciering Geef gemotiveerd aan of de rulingprakrijk
die in blz. 2/3 van dit stuk wordt beschreven, is aan te merken als
staatssteun. Betrek in ieder geval de hierboven genoemde
stukken over de United Kingdom CFC Group Financing Exemption
in uw beschouwing.
De vraag is hier of de ruling vastgelegd wat volgt uit art. 8b Vpb (het at
arm’s length beginsel) en waar het TP probleem zit in dit soort structuren.
Het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland omdat het daar lager
wordt belast is niet perse hét issue. Het probleem heeft te maken met de
winsttoerekening, mag je alle winst die met de verplaatsing is gemoeid
ook aan het buitenland toerekenen? Dus mag je dan alle rente inkomsten
toerekenen aan het buitenland? Vloeien die rente inkomsten voort uit de
allocatie van het vermogen en dus moet het worden toegerekend aan het
buitenland of vloeien die rente inkomsten voort uit de managende
activiteiten van de mensen die in Nederland blijven en die de risico’s
analyseren. Is de winst een beloning voor de treasury functies die in
Nederland zitten?
Hoe rekenen we de winst toe?
In het verleden werd het geaccepteerd dat alle winst aan de
laagbelastende dochter werd toegerekend ook al zat daar weinig
substance. Er werd een nieuwe invulling gegeven aan deze regelgeving in
de Transfer Pricing Guidelines (TPGL), + art. 8b: een risicovrij rendement
toerekenen aan het buitenland en het restant (het merendeel) toerekenen
aan de ‘treasury mensen’, dus aan Nederland.
Wat moeten we hiermee vanuit staatssteun opzicht?
De rulingpraktijk bestaat al vanaf 2007/2008. Vanaf BEPS 2015 waarin de
TPGL zijn veranderd voeren we het at arm’s length beginsel door.
Hoe werd dan rond 2010 het at arm’s length beginsel ingevuld? Vonden
we in 2010 ook al dat die cashboxen alleen een risicovrij rendement
toegerekend mogen krijgen? Nee toen, in 2010, werd vrijwel al het
rendement aan die cashbox toegerekend maar daar waren wel twijfels
over. Ondanks die twijfels was het prima verdedigbaar om het at arm’s
length beginsel op deze manier in te vullen.
We moeten er achter komen hoe Nederland het at arm’s length beginsel
toepaste in 2010, dat was hoe de OESO het toen deed. Dus terug naar de
Parlementaire Geschiedenis en kijken naar OESO om te bezien hoe de
OESO de winsten toen toerekende aan dat soort substance-loze entiteiten.
En hoe zij er op gekomen zijn die regelgeving met betrekking tot dat punt
te wijzigen.
1
, Vanaf 2017 werd duidelijk dat de meeste winsten werden toegerekend aan
die ‘treasury mensen’ die in Nederland zaten en maar een klein deel aan
de buitenlandse cashboxen. En dan voorgaande methodiek en de
bijbehorende rulings niet meer kunnen.
Referentiestelsel is het OESO-conforme systeem, dus de winst toerekenen
voornamelijk aan Nederland. De ruling is dan een voordelige afwijking.
Bij CFC gebeurt feitelijk hetzelfde: substance-loze vennootschappen
oprichten in laag belastende landen en de treasury activiteiten blijven in
UK. De Commissie soort zich aan het feit waar de winsten neerslaan en
begint dan over staatssteun.
Het Verenigd-Koninkrijk kent een vrijstelling voor financieringsinkomsten
die in het VK worden ontvangen door een offshore medegerechtigde
uitgekeerd door van een buitenlande groepsvennootschap.
Om te beoordelen of de maatregel geldt als staatssteun is de commissie
van oordeel dat de algemene regel het CFC regime is. De doelstelling van
dit regime is om winst te belasten die kunstmatig is omgeleid. Er kan een
voordeel ontstaan als sommige kunstmatig omgeleide
financieringsinkomsten wel worden belast door het VK en andere in een
vergelijkbare situatie niet. De vrijstelling is van toepassing voor alle
ondernemingen die financieringsinkomsten ophalen vanuit een
buitenlandse groepsvennootschappen. Omdat een vrijstelling wordt
gegeven leidt dit tot het derven van inkomsten van de staat.
De maatregel heeft ook invloed op de handel en concurrentie omdat de
concurrentiepositie van de ondernemingen wordt versterkt die de
vrijstelling hebben ten opzichte van ondernemingen die deze vrijstelling
niet hebben. Daarnaast is er sprake van een onderneming die bevoordeeld
wordt namelijk de ondernemingen met bepaalde financieringsinkomsten
die worden vrijgesteld van heffing. Derhalve concludeert de commissie dat
er sprake is van staatssteun. Echter oordeelt de commissie dat indien de
vrijstelling betrekking heeft op inkomsten gegenereerd uit vermogen
verbonden met het V-K, de maatregel gerechtvaardigd is. Volgens de
commissie zou het te complex zijn en te veel lasten veroorzaken voor het
belastingsysteem en de belastingplichtige om uit te zoeken welk
percentage van de winst gefinancierd is met Engels vermogen. De
vrijstelling voor financieringsinkomsten die voortkomen uit activiteiten in
het V-K is niet gerechtvaardigd. Omdat het Verenigde Koninkrijk geen
argumenten aandraagt voor de verenigbaarheid van de maatregel met de
intern markt oordeelt de commissie dat deze niet verenigbaar is. Tenslotte
is de staatssteun onrechtmatig omdat deze niet is medegedeeld.
In de Nederlandse situatie heeft de Belastingdienst rulings afgegeven aan
internationale groepsmaatschappijen. Op basis van deze ruling bleven de
functies in Nederland maar werd het concernfinancieringsvermogen
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MRang. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.