Beknopte samenvatting ontwikkelingspsychologie en pathologie
2 views 0 purchase
Course
Ontwikkelingspsychologie en pathologie
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Dit bestand is een beknopte, maar duidelijke samenvatting van ontwikkelingspsychologie en pathologie. Hierin staat alles wat er in het hoorcollege gezegd wordt en een groot deel van de begrippen uit het boek
Hoe definieer je normaal en abnormaal? Vaak een grijs gebied, want het ligt ook aan de
observeerder, instrument en situatie
1. Normaal als een afwezigheid van stoornissen
Abnormaal is
- Negatieve kwaliteit van leven
- Slecht functioneren
- Symptomen die een herkenbaar patroon van een psychopathologie vormen
4 D’s om te bepalen of iemand geestelijke gezondheid goed is:
I. Dysfunction: een normale functie niet kunnen uitvoeren
II. Distress: heeft er zelf last van (of anderen), denk aan emoties zoals angst of stress
III. Deviance: gedrag is heel anders dan het gedrag van anderen binnen een
gemeenschap, maar ligt ook aan de cultuur
IV. Danger: het gedrag verhoogt de agressie of gevaar tegenover anderen en de persoon
zelf
2. Normaal als een statistisch gemiddelde → Statistical
deviance
Komt het voor in de meerderheid (normaal) of minderheid
(abnormaal)?
3. Normaal als een ideaal van een gewenste staat
Voldoet het aan de sociaal-culturele standaard van gezonde psychologische ontwikkeling of
niet? (Glen Elder Model)
4. Normaal als een succesvolle adaptie → Mental health perspective
Adaptie = het vermogen van een persoon om zich aan te passen aan zijn/haar omgeving
Is de adaptie succesvol? Kan iemand effectief en flexibel dealen met verschillende
omstandigheden?
- Bijvoorbeeld verhuizen naar een nieuwe stad
Prevalentie is de proportie van een populatie met een stoornis
Incidence is de rate waarin nieuwe cases opkomen
- Incidence 3% in een jaar, betekent dat 3% van de mensen die in het begin geen
stoornis hebben het dat jaar hebben ontwikkelt
Stigma kan ervoor zorgen dat mensen minder snel hulp zoeken
I. Publiek, persoonlijk (individuele overtuigingen die overeenkomen met publieke) en
self-stigma (je gelooft het beeld van anderen, waardoor je zelfvertrouwen
verminderd)
II. Negatieve impact is het grootst als problemen lang onbehandeld blijven en minder
succes op sociaal en educatief gebied
, III. Bestaat uit stereotypes, vooroordelen en discriminatie
IV. Kan gevoed worden door reification: een misvatting om wat abstract is te verwarren
met een idee wat de realiteit is
Mensen met schizofreen zijn niet te behandelen
35% van de kinderen worden geholpen door informationele services en 20% door formele
guidance
- Ongeveer 20% van de kinderen zullen levenslang moeilijkheden ervaren
Barriere van mental health
- Kinderen hebben slechte ervaringen of geen vertrouwen in de hulp
- Geloven dat het probleem zich vanzelf oplost
- Lange wachttijd en hoge persoonlijke kosten
Theoretische verklarende modellen
Fysiologische modellen: Gedrag heeft een genetische basis
1. Breinontwikkeling
I. Pruning: competitieve verlies van synapsen. Hoe pouder, hoe minder synapse,
maar wel sterkere paden
II. Experience-dependent plasticity; aanpassingen in de structuur en functie van
de hersenen als reactie op ervaringen en omgevingsinvloeden. Nieuwe
informatie te verwerken en kunnen aanpassen
III. Interactie met omgeving: Interactie tussen diathesis (kwetsbaarheid bepaald
door genen) en stress (fysiologisch of door omgeving) leidt misschien tot een
stoornis. Hoe sterker de diathese, hoe minder stress nodig is voor het
ontwikkelen van een stoornis. → Diathese-stress model
2. Gene-by-environment
I. Passive correlatie: kinderen worden blootgesteld aan verschillende
omgevingen versterkt door hun genetisch gerelateerde ouders.
- Kinderen met slimme ouders hebben meer educationele
mogelijkheden in hun omgeving
II. Active correlatie: kinderen selecteren hun eigen omgeving als functie van hun
genetische achtergrond.
- Extraverte kinderen zoeken anderen kinderen op in de speeltuin
III. Evocative correlatie: kinderen ervaren verschillende reacties op hun
genetische beinvloedde emoties of gedrag.
- Bange kinderen worden afgeschermd door enge situaties door hun
ouders. Kan ervoor zorgen dat het kind bang blijft of juist
zelfverzekerder wordt
IV. Gene-by-environment interactie: hebben betrekking op verschillende
sensitiviteit of gevoeligheid voor omgeving. (Bioecologisch model)
- Genetische kwetsbare kinderen hebben poor outcomes in de
aanwezigheid van slechte behandelingen en andersom
Psychodynamische modellen: Focussen op onbewuste processen, mentale representaties,
subjectieve ervaringen en vroege kindertijd. Focust op innerlijke conflicten
o Ego, superego en ID
, Gedrags- en cognitieve modellen: Focust op cognitieve processen en ontwikkeling.
o Therapie: problemen aanpakken door te kijken naar de manier waarop iemand denkt
en zich gedraagt en dit te veranderen
Humanistische modellen: Benadrukt de persoonlijke betekenisvolle ervaringen, aangeboren
motivaties voor gezonde groei.
o Piramide met basisbehoeften.
o Nadruk op individuele eigenschappen
o Positieve psychologie is de hedendaagse versie en positiever als psychodynamische
modellen
o Nadelen:
a) Kan als optimistisch worden gezien
b) Minder aandacht voor situationele factoren
Familie of systematische modellen: Gebaseerd op de familie en de dynamiek hierin. Shared
en nonshared surrounding van broers of zussen
o Voordelen
a) Omgeving wordt goed meegenomen
o Nadelen
a) Ligt het aan de familie?
Socioculturele modellen: Cultuur is de hoofdinvloed van de ontwikkeling. Setting van
ecologische modellen bevatten alle omgevingen
o Birth cohort: delen van belangrijke ervaringen.
o Nadeel
a) Ligt het aan de cultuur?
o Bronfenbenner’s ecological system theory = beschrijft de complexe lagen van
omgevingsinvloeden die de ontwikkeling van een kind beinvloeden
a) Microsysteem van familie en vrienden die het kind direct beinvloeden
b) Mesosysteem zijn de krachten van de connecties rondom het kind heen
(ouders met leraren, leraren met leeftijdsgenoten
c) Exosysteem is de sociale setting die niet direct het kind beinvloeden
- Stel vader raakt baan kwijt en is meer thuis en gestrest
- Vader heeft met baas een slechte relatie
- Leeftijdsgenoten met hun eigen ouders
d) Macrosysteem is overkoepelde cultuur die alle 1,2 en 3 bevat.
e) Chronosysteem: veranderingen in het kind en de omgeving door de tijd heen
(bijv. emigratie)
Twee verklarende modellen:
- Continuous modellen (dimensioneel): graduele schaal van normaal naar abnormaal
(volumeknop)
- Discontinuous modellen (categorisch): wel of niet (lichtknopje)
Ontwikkelingspaden: aanpaassing en maladjustment zijn punten langs een levenslange map.
Sommige paden worden geassocieerd met een hogere kans op stoornissen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annnesnel12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.