Duidelijke en volledige uitleg van alle voorgeschreven arresten voor Burgerlijk Procesrecht 2 (BPR 2), gegeven aan de RUG in studiejaar 2018/2019. Het document bevat alle arresten van week 1 t/m 8.
Hoorcollege 8a............................................................................................................................................. 14
Tanzania NBC/SISEAL..........................................................................................................................................14
,Hoorcollege 2a
TFS/NS
De Hoge Raad geeft in dit arrest nadere uitleg over de omkeringsregel. Voor toepassing van de
omkeringsregel is ruimte wanneer:
1. Sprake is van een schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het
ontstaan van schade bij een ander te voorkomen;
2. Dit gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot;
3. Dit specifieke gevaar zich vervolgens verwezenlijkt;
In dat geval staat het causaal verband tussen de onrechtmatige daad (de normschending) en het intreden
van de schade – behoudens tegenbewijs – op voorhand vast. Het is dan aan de wederpartij om te stellen
en aannemelijk te maken dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan.
In dit geval: NS heeft een veiligheidsnorm geschonden door een container niet tijdig te laten controleren.
Vervolgens is een lek ontstaan waardoor TFS schade heeft geleden. Wordt de omkeringsregel toegepast,
dan betekent dit dat het causale verband tussen de schending van de norm (controle van de container) en
de schade (als gevolg van de lekkage) op voorhand vast zou staan.
In dit geval hanteert het hof echter een voorshandsconstructie: omdat de container gedurende het hele
traject van Italië naar Nederland door verschillende vervoerders is vervoerd en is gecontroleerd (ook op
eventuele lekkages) kan voorshands worden aangenomen dat de container in deugdelijke staat in
Nederland is gearriveerd. Daardoor kan niet worden gezegd dat de lekkage een verwezenlijking van het
risico is dat zich als gevolg van de te late keuring voordoet.
Redenatie van het Hof vindt plaats nog voordat men kijkt naar de geschonden veiligheidsnorm:
het Hof gaat ervan uit dat de container deugdelijk is en dat keuring het ontstaan van het gebrek
waarschijnlijk niet had voorkomen. Oftewel: de oorzaak van het gebrek is zo onduidelijk dat niet
gezegd kan worden dat sprake is van de verwezenlijking van een specifiek gevaar en daarmee is
niet voldaan aan het derde vereiste als hiervoor gegeven.
Let op: in het arrest Erven A/B en C oordeelt de Hoge Raad dat de hiervoor opgenomen tweede eis geen
geldend recht is. Voor toepassing van de omkeringsregel is dus slechts vereist (i) dat de norm strekt tot
bescherming tegen een specifiek gevaar en (ii) dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt.
NNEK/Van Mourik
Van Mourik heet schade geleden als gevolg van risicovolle beleggingen. Van Mourik stelt dat NNEK niet
aan haar zorgplicht heeft voldaan door Van Mourik onvoldoende in te lichten over de risico’s van de
beleggingen. NNEK stelt wel aan de zorgplicht te hebben voldaan. Het Hof kwalificeert het verweer van
NNEK als een bevrijdend verweer en bepaalt dat NNEK dient te bewijzen dat zij aan de zorgplicht heeft
voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet juist is: het verweer van NNEK is geen bevrijdend verweer
maar een bestrijdend verweer. De bewijslast en het bewijsrisico blijven dan ook bij Van Mourik rusten, die
zich op het rechtsgevolg beroept.
Wel oordeelt de Hoge Raad dat hier sprake is van een verzwaarde stelplicht aan de zijde van NNEK: NNEK
beschikt over de gegevens welke inlichtingen precies aan Van Mourik zijn gegeven. Daarom dient NNEK
deze gegevens in het geding te brengen en moet dus meer in het geding brengen dan hij op grond van
een gedegen betwisting aan zou moeten brengen. Voldoet een partij niet aan de verzwaarde stelplicht,
dan is het aan de rechter om hier sancties aan te verbinden. Het ligt echter niet in de reden de bewijslast
om te keren; de rechter zal eerder dienen over te gaan tot het aannemen van de feiten als vaststaand op
de grond dat deze door de verweerder onvoldoende zijn betwist, dan wel tot het voorshands bewezen
achten van deze feiten (behoudens de mogelijkheid tot tegenbewijs).
3
,Zandvliet/Vlielander
In dit arrest geeft de Hoge Raad duidelijkheid over een eerder arrest uit 2004 waarin leek te zijn
overwogen dat de derde partij die een beroep doet op art. 3:70 BW moet stellen en zo nodig bewijzen dat
de pseudo-gevolmachtigde geen toereikende volmacht had (negatief feit). Dit arrest had echter
betrekking op de bewijslast ten aanzien van het causaal verband tussen het niet bestaan van de volmacht
en de daardoor geleden schade door de derde. Deze bewijslast rust namelijk wel op degene die zich op
het rechtsgevolg (schadevergoeding) beroept.
In dit arrest overweegt de Hoge Raad dat uit de strekking van art. 3:70 BW blijkt dat de derde kan volstaan
met de stelling dat een toereikende volmacht ontbreekt en dat daardoor de pseudo-gevolmachtigde moet
instaan voor de gevolgen van de overeenkomst. Het is dan aan de pseudo-gevolmachtigde om te bewijzen
dat hij beschikte over een toereikende volmacht.
Kan hij dat bewijzen, dan is hij zelf namelijk niet meer aansprakelijk, maar dient de derde zich te
wenden tot degene die door de gevolmachtigde gevolmachtigd werd voor nakoming van de
overeenkomst die de gevolmachtigde voor de volmachtgever is aangegaan.
Achmea/Rijnberg
In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs
geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte
aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te
kunnen maken, welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen, zwaarder dan het belang van
uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden is terzijdelegging van dat
bewijs gerechtvaardigd.
In deze zaak heeft het Hof ook andere omstandigheden ten grondslag gelegd aan het terzijde leggen van
het bewijs, namelijk de door de verzekeraars zelf opgestelde gedragscode. Omdat dit geen recht is in de
zin van art. 79 RO, kan de Hoge Raad de juistheid van deze overweging door het Hof niet toetsen. Wel
komt de Hoge Raad tot het oordeel dat in dit geval het Hof tot terzijdelegging van het bewijs kon komen.
Fijen/Stienen
Getuigenbewijs staat ook in hoger beroep open op grond van art. 166 Rv. Aan getuigenbewijs in hoger
beroep worden echter wel strengere eisen gesteld. Zo wordt van een partij verwacht dat zij voldoende
concreet aangeeft op welke van haar stellingen het bewijsaanbod betrekking heeft en wie daarover een
verklaring zou kunnen afleggen. Hieronder valt uiteraard niet een verklaring over wat deze getuigen
precies zullen verklaren.
Zijn getuigen reeds gehoord of zijn schriftelijke verklaringen van getuigen overgelegd, dan dient de partij
aannemelijk te maken wat deze partijen in aanvulling op deze eerdere verklaringen kunnen verklaren. De
rechter mag niet op grond van zijn waardering van de eerdere getuigenverklaringen voorbijgaan aan dit
bewijsaanbod en zo ten onrechte vooruitlopen op het resultaat van de bewijsvoering die nog moet
plaatsvinden.
Far Trading/Edco
Ten aanzien van een beroep op een klachttermijn van art. 7:23 BW (of art. 6:89 BW) geldt een bijzondere
bewijslastverdeling. In beginsel leidt een beroep op art. 7:23 BW door de verkoper (FAR) ertoe dat de
bewijslast en het bewijsrisico hiertoe op FAR rust, nu sprake is van een bevrijdend verweer
(rechtsverwerking). Het ligt echter vooral in het domein van de koper om aan te geven dat en wanneer hij
geklaagd heeft bij verkoper. In zoverre is dan ook sprake van een afwijkende bewijslastverdeling:
1. De verkoper dient een beroep te doen op de rechtsverwerking (art. 7:23 of 6:89 BW);
2. De koper dient aan te tonen dat en wanneer hij geklaagd heeft bij de verkoper;
3. Op de verkoper rust echter de bewijslast en het bewijsrisico ten aanzien van de overige
elementen, zoals het element dat ‘niet binnen bekwame tijd is geklaagd’.
4
, Oftewel: FAR dient te een beroep te doen op rechtsverwerking en te stellen dat de klacht niet tijdig was.
Hij heeft ten aanzien hiervan in beginsel de bewijslast en het bewijsrisico. Hiertegen kan Edco inbrengen
(bij de betwisting) dat FAR geen nadeel heeft geleden van de late klacht. Brengt Edco dit echter niet in,
dan kan (en mag) het Hof niet ambtshalve overgaan tot toetsing hiervan.
Hoorcollege 2b en 3a
Vader/Jeugdzorg
Uitgangspunt is dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd (art. 152 lid 1 Rv), tenzij de wet
anders bepaalt. Indien een partij zich op bewijsmateriaal wil beroepen en daartoe elementen ter griffie
deponeert zoals geluidsopnames, is de rechter gehouden maatregelen te nemen van het materiaal kennis
te kunnen nemen, alsmede om de wederpartij hier kennis van te laten nemen. Dit vloeit voort uit de
beginselen van goede procesorde en hoor en wederhoor. Eventueel dient de indienende partij hiervoor
technische hulpmiddelen te verschaffen. De rechter kan zulk materiaal echter terzijde leggen, wanneer hij
de partij om duidelijkheid vraagt over het belang van de stukken, en deze partij hieraan geen gehoor
geeft.
Frog/Floriade
Een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor kan slechts op goede gronden worden afgewezen. De
Hoge Raad formuleert deze gronden in dit arrest:
1. Misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW)
2. Strijd met de goede procesorde;
3. Een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld belang;
4. De afwezigheid van ieder belang bij een partij (art. 3:303 BW)
In dit arrest had de partij geen belang meer bij een voorlopig getuigenverhoor, omdat de
bodemprocedure inmiddels zo ver gevorderd was dat een regulier getuigenverhoor op korte termijn
mogelijk was.
Budgetbeheer Limburg
Het Hof heeft gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor nu het feiten uit eigen
bevindingen aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Niet gezegd kan worden dat de beslissing
hetzelfde was geweest wanneer de wederpartij – in wiens nadeel de stukken aan de beslissing ten
grondslag zijn gelegd – in de gelegenheid was gesteld te reageren op deze stukken.
Boekhoorn/Cyrte
Een verzoek tot voorlopig getuigenverhoor wordt ingeleid met een verzoekschriftprocedure. Tegen een
beschikking in een verzoekschriftprocedure staat hoger beroep open ingevolge art. 358 Rv. Ook de
beslissing van een rechter om een verzoek tot voorlopig getuigenverhoor af te wijzen is een beschikking
waartegen hoger beroep openstaat.
Een voorlopig getuigenverhoor is zowel voor de verzoekende partij als voor de wederpartij (die in de
verzoekschriftprocedure verschijnt) een mogelijkheid om alvast bewijzen te vergaren en hun positie in te
schatten. Een voorlopige contra-enquête is dan ook niet beperkt tot bewijs van de onjuistheid hetgeen de
verzoekende partij blijkens het probandum in het verzoekschrift moet bewijzen, maar kan ook gebruikt
worden voor het ontzenuwen van de verklaringen van de getuigen gehoord door de verzoekende partij.
De rechter heeft geen discretionaire bevoegdheid om het aantal getuigen of de vragen die hen gesteld
worden tijdens een voorlopig getuigenverhoor te beperken. De rechter mag getuigen slechts weigeren op
grond van de goede procesorde, waaronder ook valt de doelmatigheid en voortvarendheid van de
procedure, alsmede het gegeven dat getuigen tijdens een voorlopig getuigenverhoor niet verplicht zijn te
antwoorden (in tegenstelling tot een regulier getuigenverhoor).
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mam95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.