100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting bedrijfseconomie $7.59
Add to cart

Summary

Samenvatting bedrijfseconomie

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In deze samenvatting is Bedrijfseconomie voor het HBO samengevat. Alle informatie die mogelijk op een tentamen wordt behandeld is hier kort maar duidelijk omschreven. Zo is het makkelijk leren, zonder al te veel moeite, zodat je je tentamen kan halen!

Preview 3 out of 17  pages

  • Yes
  • May 27, 2024
  • 17
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
1.1 Inleiding
Organisatie streeft altijd doel na, doelen verschillen per organisatie.
Economisch zelfstandig  organisatie heeft voldoende opbrengsten om kosten te dekken.
Mensen en middelen doelgericht en doelmatig inzetten.
Economisch handelen  resultaat bereiken met zo klein mogelijke opoffering natuur, arbeid,
kapitaalgoederen. Of productiefactoren gegeven, zo hoog mogelijke opbrengst behalen.

Productie goederen/diensten en kostendekkend  bedrijf. Streeft naar winst?  onderneming.

1.2 Missie en visie
Missie  bestaansrecht. Visie  doel dat wordt nagestreefd.

Vijf soorten doelstellingen van ondernemingen:
- Boekhoudkundige (winst en bedrijfsresultaat)
- Waardegeoriënteerde (toegevoegde waarde en cashflow)
- Groeigerelateerde (marktaandeel)
- Niet-financiële (werkgelegenheid en klanttevredenheid)
- Maatschappelijke (duurzaamheid)

1.3 Duurzame ontwikkeling
Triple P  planet, people, profit, duurzaam ondernemen.

1.4 Participanten
Doel behalen:
Wat moeten we bereiken?
Wanneer moet het klaar zijn?
Hoe moeten we het doel bereiken?
Met wie moeten we samenwerken?
Wie zijn onze concurrenten?
Wat zijn de middelen die we ter beschikking hebben?

Groepen participanten
- Werknemers
- Leidinggevenden
- Vakbonden
- Uitzendbureau’s
Groepen stakeholders
- Investeerders
- Banken en beleggers
- Overheid
- Leveranciers
- Afnemers
Corporate governance  goed ondernemingsbestuur.

Balanced scorecard categorieën:
- Financieel
- Klanten
- Leren en groeien
- Interne processen
Gericht op belangrijke zaken om prestaties te bereiken.
Opsplitsen maatregelen lager niveau zodat iedereen gestelde doelen weet te bereiken.
Benchmarking  vergelijking prestaties andere ondernemingen.

,PDCA-cyclus  plan, do, check, act. Bepaal doel, voer uit, vergelijk met plan, bijsturen?

1.5 Bedrijfskolom
Primaire sector  bedrijven die product winnen in de natuur, veeteelt, mijnbouw.
Secundaire sector  producten vormen en samenstellen, industriële bedrijven.
Tertiaire sector  commerciële dienstensector, handel, transport, verzekering, financiering.
Quartiaire sector  streven niet naar winst.

Collecterende handel  koopt op, sorteert, slaat op en vervoert naar bepaalde plaats.
Distribuerende handel  koopt groot in en verkoopt in kleinere hoeveelheden.

Bedrijfskolom  (oer)producent tot aan consument.
Bedrijfstak  bedrijven die eenzelfde functie vervullen in een bedrijfskolom.
Integratie  bedrijf gaat samen met bedrijf uit vorige of volgende bedrijfstak in kolom.
Differentiatie  opsplitsing in twee fasen van onderdeel bedrijfskolom

1.6 Markten
Positie op de markt hangt af van:
- Aantal aanbieders op de markt
- Het soort goed
- De toetreding
- De doorzichtigheid
Homogeen  afnemers letten alleen op prijs niet op verschillen.
Heterogeen  afnemer ziet wél verschil en is bereid verschillende prijzen voor verschillende
kwaliteiten te betalen.

Volledig vrije Monopolie Monopolistische Oligopolie
mededinging (wettelijk, feitelijk, concurrentie
(volkomen natuurlijk)
concurrentie)
- Veel - 1 aanbieder - Veel - Weinig
aanbieders - Homogene aanbieders aanbieders
- Homogene goederen - Heterogene - Homogeen of
goederen - Toetreding goederen heterogeen
- Vrije onmogelijk/moeilij - Vrije - Beperkte
toetreding k toetreding toetreding
- Grote - Beperkte - Beperkte - Beperkte
doorzichtighei doorzichtigheid doorzichtighei doorzichtighei
d d d

1.8 Circulaire economie
Circulaire economie  economie van gesloten kringlopen waar grondstoffen, onderdelen,
producten hun waarde zo min mogelijk verliezen.
Gesloten kringloop  afval bestaat niet.
Eco-efficiënt  zo min mogelijk belastend voor natuur en milieu.
Eco-effectief  bepaalde producten weigeren.

Circulaire economie nodig omdat: gebruik grondstoffen moet afnemen, Nederland moet minder
afhankelijk, invloed economie op milieu moet verminderen.

Activa  middelen die nodig zijn om de boel draaiende te houden.

, Passiva  financiering van het bedrijf
Vaste activa  staat langer dan een jaar.
Vlottende activa  korter dan een jaar.
Boek lezen voor balans, winst-verlies rekening.

Natuurlijk persoon  aansprakelijk op privévermogen
Rechtspersoon  niet/zeer moeilijk aansprakelijk op privévermogen

Eenmanszaak  in handen één persoon, nettowinst valt onder inkomensbelasting, natuurlijk
VOF  meerdere vennoten, natuurlijk
Commanditaire vennootschap  ‘stille’ vennoot, een geldinschieter
BV  rechtspersoon, vennootschapsbelasting
CV naar BV, eigen vermogen wordt aandelenkapitaal

4.1 Inleiding
Kosten  voorzienbaar en onvermijdbare productiefactoren, maak je sowieso, bijv. energie.
Uitgaven  wat je direct uit portemonnee oid meteen betaald, waar jij opdracht toe uitzet.
Constante kosten  reageren niet op verandering productieomvang.
Variabele kosten  reageren wel op verandering productieomvang.
Gemengde kosten  combinatie constant en variabel.
Directe kosten  direct aan product toe te rekenen.
Indirecte kosten  niet direct aan product toe te rekenen.
Categorale indeling  indeling naar productiefactoren die kosten veroorzaken
- Kosten van grond
- Kosten van grond- en hulpstoffen
- Kosten van arbeid
- Kosten van duurzame productiemiddelen
- Kosten van diensten van derden
- Kosten met betrekking tot belastingen.

Differentiële kosten  extra kosten gemaakt voor extra productie.
Opportunity costs  wat je mist aan het een als je het ander doet. (als je verhuurt kan je zelf geen
winst maken op ding zelf, maar je verdient wel de huur).

4.2 Variabele kosten
Je hebt drie soorten variabele kosten: proportioneel, progressief en degressief.
Proportioneel variabele kosten  variabele kosten per eenheid blijft hetzelfde.
Progressief variabele kosten  als productie stijgt nemen variabele kosten per eenheid toe.
Degressief variabele kosten  als productie stijgt nemen variabele kosten per eenheid af.

4.3 Constante kosten
Constante kosten kunnen veranderen als er verandering in de productiecapaciteit plaatsvindt (bijv.
nieuwe machine erbij) omdat dan de afschrijvingen veranderen.

4.4 De normale productie
Rationele capaciteit  capaciteit die je moet aanschaffen.
Mate waarin je maximale capaciteit gebruikt is bezettingsgraad.

4.5 De kostprijsformule
Integrale standaardkostprijs  omvat alle kosten per product.
Kostprijs = constante kosten / normale productie + variabele kosten / verwachte werkelijke productie
Bij proportioneel variabele kosten is kostprijs bij elke productie gelijk.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mgrootveld2005. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48298 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.59
  • (0)
Add to cart
Added