Economics
HC 29/10/18:
Introductie
Economie: de wetenschap over het maken van beslissingen in het bijzijn van schaarse
goederen. Managerial economie is de studie over hoe schaarse resources het meest
efficiënt en effectief gebruikt kunnen worden om het organisatiedoel te halen.
Accounting profits zijn simpelweg de winsten, oftewel opbrengsten minus de kosten van
een geproduceerd goed of dienst.
Economic profits is het verschil tussen de totale opbrengsten TR en de opportunity costs:
de expliciete kosten van een resource samen met de opofferingskosten.
Er zijn drie soorten rivaliteit op de markt:
- Consumenten en producenten: hoge prijzen versus lage prijzen.
- Consumenten en consumenten: er is schaarste, dus wie de laagste prijs betaalt wint.
- Producenten en producenten: concurrentie.
Tijdswaarde van geld: geld veranderd van waarde over tijd door inflatie en rente. De
contante waarde (present value): hoeveel je geïnvesteerd had moeten hebben voor een
gegeven rente om een bepaald bedrag in de toekomst te krijgen. De Netto Contante
Waarde is de contante waarde verminderd met de huidige kosten van de investering.
FV
PV =
( 1+ i )n
De wet van de vraag: hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag gegeven dat andere zaken
constant blijven (et ceteris paribus).
Elasticiteit:
Slechts ‘(Q/P)’ is onvoldoende om de responsiviteit van de prijs te meten. Je wilt een
maatstaf die ongevoelig is voor de eenheden waarin je het meet. Iets onafhankelijks van de
schaal en producttype is de prijselasticiteit.
Elasticiteit relatieve verandering van de vraag t.o.v. de relatieve verandering van de prijs.
∆ Q/ q ∆ Q p1
Prijselasticiteit ( E)= = Gelijk aan q’(p) * (p/q)!
∆ P/ p ∆ P q 1
(Vaak een negatief getal). Omdat het negatief is, worden er vaak absolute tekens omheen
gezet. Zodra het tussen 0 en 1 is, is de vraag onelastisch (oftewel rond de -0,5%). Bij
inelastisch gaat q maar een relatief klein stukje omhoog bij prijsverlagingen.
“Als de prijs verandert met 1%, verandert de vraag met E (een percentage).”
‘Hoe meer je van een product hebt, hoe minder gevoelig je wordt voor veranderingen, dus
hoe minder je van een product hebt (lage Q), hoe gevoeliger je wordt voor veranderingen.
De hoek linksboven geeft altijd een grotere elasticiteit dan de hoek rechtsonder!’
,Veranderingen van de prijs zijn verschuivingen langs de curve.
Veranderingen in overige factoren (bijv. d.m.v. reclame) zijn veranderingen van de ligging
van de curve.
Elasticiteit en totale opbrengsten:
Totale opbrengst (TO of TR): TR ( Q )= p ( Q ) × Q( p). Dit is altijd een bergparabool!
- Bij elastische vraag: een prijsstijging leidt tot een opbrengstendaling
- Bij inelastische vraag: een prijsstijging leidt tot een opbrengstenstijging.
- Bij unitaire elastische vraag: totale opbrengst is een maximum. (E =[-1])
Marginale opbrengst: deze kan worden afgeleid uit de TR-formule. Het meet de extra
opbrengsten door een verandering in output. Kan ook worden benaderd met:
1+ E
MR=P( )
E
Met: logisch wiskundig te formuleren met gebroken functies!
- E < -1, MR > 0 en TR stijgt met de prijs
- E = -1, MR = 0 en TR = maximaal! (unitair!)
- -1 < E < 0, MR < 0 en TR daalt met de prijs
- Let op: als de elasticiteit voor de hele markt geldt, gelden deze wetten niet. Als de
industrie inelastisch, betekent dat niet dat de prijs omhoog kan per bedrijf
(concurrentie, substituten etc.)
‘Bij een lineair verband snijdt de MR de as op de helft/ de top van de TR-lijn.’
Kruiselingse elasticiteit meet de responsiviteit van de relatieve verandering van vraag naar
goed x door een relatieve verandering in prijs voor goed y. Dit bereken je door:
%∆ QX d
EQ , P =
X
d
% ∆ PY
Y
- Wanneer kleiner dan 0, zijn X en Y substitutiegoederen.
- Wanneer groter dan 0, zijn X en Y complementaire goederen.
Inkomenselasticiteit meet de responsiviteit van de relatieve verandering van de vraag naar
goed X door een relatieve verandering in het inkomen. Dit bereken je door:
% ∆ QX d
EQ , M =
X
d
%∆M
, - Als het groter is dan 0, is X een normaal goed.
- Als het kleiner is dan 0, is X een inferieur goed.
Andere soorten van elasticiteit zijn [nalezen in het boek!]
- Eigen advertentie-elasticiteit: relatieve verandering in consumptie van goed X door
de relatieve verandering in advertenties voor goed X.
- Kruislingse advertentie-elasticiteit: relatieve verandering in consumptie voor goed X
door een verandering van 1% in advertenties voor goed Y.
, Factoren die elasticiteit van aanbod bepalen:
Less elastic More elastic
Difficult to increase output Easy to increase output at
at constant unit cost onstant unit cost
Large share of market for Small share of market for
inputs inputs
Global supply Local supply
Short run Long run
Elasticiteiten voor lineaire vraagfuncties:
- We kunnen makkelijk de elasticiteit berekenen van een lineair verband
Q x =α 0 +α X PX +α P Y +α M M +α H PH
d
PX
- Eigen prijselasticiteit is α X [alles voor de P is richtingscoëfficiënt]
QXd
PY
- Kruiselingse prijselasticiteit is α Y
QX
d
M
- Inkomenselasticiteit is α M Q
d
X
Elasticiteiten voor logaritmisch-lineaire functies:
ln Q x =β 0 + β X ln P X + β Y ln PY + β M ln M + β ln H
d
- Eigen prijselasticiteit: β X
- Kruiselingse prijselasticiteit: β Y
- Inkomenselasticiteit: β M
o M.a.w.: bij logaritmen is het coëfficiënt de elasticiteit!
HC 31/10/18:
Individueel consumentengedrag:
Factor 1: budgetbeperking: je hebt bijvoorbeeld 2 goederen en 1 budget:
M = inkomen
Q X Hoeveelheid goed X (bijvoorbeeld uiteten)
Q Y Hoeveelheid goed Y (bijvoorbeeld bioscoop)
P X Prijs per maaltijd
PY Prijs per film
M =P X Q X + PY QY
MRS = market rate of substitution, is hoeveel eenheden van een goed je moet
inleveren om een ander goed te kunnen kopen. (∆Qy/∆Qx) = -Px/Py
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jacovn22. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.