Dit is een begrippenlijst met alle begrippen die te vinden zijn in het boek van Ontwikkelingspsychologie deel 1 (Robert S. Feldman) met hun bijhorende definitie. Zeer handig voor verduidelijking.
Side note: voor efficiënt gebruik handig met samenvatting.
Begrippenlijst: ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Fysieke ontwikkeling Ontwikkeling die betrekking heeft op de
fysieke opbouw van het lichaam, zoals de
hersenen , het zenuwstelsel, de spieren,
de zintuigen, en de behoefte aan eten,
drinken en slaap
Cognitieve ontwikkeling Ontwikkeling die betrekking heeft op
intellectuele vermogens, zoals denken,
leren, geheugen en probleem-oplossing.
Sociaal-emotionele Ontwikkeling die betrekking heeft op
ontwikkeling sociale relaties, interacties met anderen
en op het omgaan met emoties
Persoonlijkheidsontwikkeling Ontwikkeling van duurzame gedragingen
en (karakter)-eigenschappen die de ene
persoon van de andere onderscheiden.
Sociale constructie Een idee over de realiteit dat weliswaar
breed geaccepteerd is, maar afhangt van
de maatschappij en de cultuur op een
bepaald moment.
Leeftijdsgroepen Het moment waarop kinderen gemiddeld
genomen bepaalde mijlpalen bereiken
Cohort Een groep mensen die rond dezelfde tijd
op dezelfde plek zijn geboren
Normatieve gebeurtenissen Gebeurtenissen die zich oor de meeste
individuen binnen een groep op dezelfde
manier voltrekken. Historisch,
leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel
bepaald.
Cohorte-effecten Invloeden van cohorten op de
ontwikkeling
Historisch bepaalde invloeden Omgevingsinvloeden en biologische
invloeden die verbonden zijn aan een
specifiek historisch moment.
Leeftijdsgebonden invloeden Biologische invloeden en
omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor
mensen in een bepaalde leeftijdsgroep,
ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
Bv het bereiken van de puberteit
Sociaal-culturele invloeden Bv etnische afkomst, sociale klasse,
lidmaatschap van subcultuur, ..
Niet-normatieve Specifieke gebeurtenissen die
gebeurtenissen plaatsvinden in het leven van een bepaald
persoon, terwijl de meeste andere mensen
hier niet mee te maken krijgen. Bv kind
raakt op 6 jaar beide ouders kwijt.
Nature Erfelijkheid
Nurture Omgevingsinvloeden
Rijpingsproces Reeks genetische bepaalde
gebeurtenissen die zich automatisch
ontvouwen, zoals een bloem
Continue verandering Geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling,
1
, waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die op de vorige niveaus
Bv veranderingen in lengte: kinderen
worden steeds een beetje langer
Discontinue verandering Ontwikkeling die in aparte stappen of
stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium
gedrag oplevert dat kwalitatief anders is
dan gedrag in eerdere stadia.
Bv kind plast niet meer in bed van zodra
het door rijping zijn kan beheersen
Kritieke periode Een specifieke tijdsspanne in de
ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste – en zelfs
onomkeerbare- gevolgen heeft
Stimuli Prikkels, oftewel veranderingen in de
uitwendige of inwendige omgeving
waarop een organisme reageert.
Plasticiteit Mate waarin een zich ontwikkeld
gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is
Gevoelige periode Een afgebakende tijdsspanne, meestal
vroeg in het leven, waarin mensen extra
gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk
zijn voor het leren van specifieke
vaardigheden
Nature-nurturedebat De discussie over de oorsprong van ons
gedrag en onze eigenschappen. In
hoeverre komt deze voort uit onze aanleg
en in hoeverre uit onze opvoeding en
leefomgeving?
Nature Eigenschappen, vermogens en
capaciteiten die mensen van hun ouders
erven.
Maturatie Het proces van het zich geleidelijk
ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie
Nurture Omgevingsinvloeden die ons gedrag
bepalen.
Hoofdstuk 2: Theoretische perspectieven en onderzoek
Theorie Verklaring of voorspelling ten aanzien van
een verschijnsel, die een raamwerk biedt
om de relaties tussen een reeks feiten of
principes te begrijpen
Syn. Onderzoekstheorie,
wetenschappelijke theorie
Psychodynamisch perspectief Benadering binnen de psychologie die
ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd
wordt door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten, waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en
waarover hij weinig controle heeft
Psychoanalystische theorie Theorie die ervan uitgaat dat onbewuste
krachten bepalend zijn voor iemands
2
, persoonlijkheid en gedrag
Id Het primitieve, ongeorganiseerde,
aangeboren deel van de persoonlijkheid
dat opereert vanuit het genotsprincipe
Ego Het rationele en redelijke deel van de
persoonlijkheid, dat opereert vanuit het
realiteitsprincipe
Superego Het aspect van de persoonlijkheid dat
iemand geweten vertegenwoordigt en het
onderscheid maakt tussen goed en kwaad
Psychoseksuele ontwikkeling 5 fasen die kinderen volgens Freud
doorlopen, waarin genot, of bevrediging,
telkens gericht is op een andere
biologische functie en een ander deel van
het lichaam
Fixatie Gedrag dat in eerdere ontwikkelingsfase is
blijven steken als gevolg van een
onopgelost conflict.
Bv fixatie orale fase: voortdurend bezig
met praten, eten, nagelbijten, …
Bv fixatie anale fase: overdreven reinheid,
vasthoudendheid of afstandelijkheid
Psychosociale ontwikkeling De veranderingen in onze interacties met
anderen en in hoe we aankijken tegen het
gedrag van anderen en tegen onszelf als
leden van de maatschappij
Behavioristisch perspectief Benadering binnen de psychologie die
ervan uitgaat dat je moet kijken naar
waarneembaar gedrag en externe stimuli
in de omgeving om de ontwikkeling van
het individu te begrijpen.
Stimulus-respons-leren Vormen van leren die we kunnen
beschrijven in termen van stimuli en
responsen, zoals klassieke en operante
conditionering.
Klassieke conditionering Een vorm van leren waarbij een organisme
op een bepaalde manier leert reageren op
een neutrale stimulus die dat type respons
normaal gesproken niet uitlokt.
Operante conditionering Een vorm van leren waarbij een vrijwillige
respons verstrekt of verzwakt wordt,
afhankelijk van de associatie met
positieve of negatieve consequenties
Bekrachtiging Proces waarbij een prettige stimulus wordt
aangeboden of een onprettige stimulus
wordt weggenomen, hetgeen de kans
vergroot dat eerder gedrag zich herhaalt.
Positieve bekrachtiging Het toedienen van een prettige stimulus
Negatieve bekrachtiging Het wegnemen van een onprettige
stimulus
Positieve straf Het toedienen van een onprettige stimulus
Negatieve straf Het wegnemen van een prettige stimulus
Gedragsmodificatie Een op het behavioristisch perspectief
gebaseerde techniek om de frequentie
3
, van gewenst gedrag te verhogen en de
frequentie van ongewenst gedrag te
verlagen.
Modeling Kans dat we bepaald gedrag imiteren
groot als we zien dat dat gedrag bij een
model wordt beloond.
Sociaal-cognitieve leertheorie Benadering binnen de psychologie waarbij
de nadruk ligt op leren door het gedrag
van een andere persoon (een model) te
observeren en na te doen.
Black boxes Wat binnen mensen gebeurt is niet
waarneembaar en daarom ook geen
object van de studie binnen het
behavioristisch perspectief.
Cognitief perspectief Benadering binnen de psychologie die zich
richt op de processen die mensen in staat
stellen de wereld te leren kennen,
begrijpen en verklaren.
Schema Georganiseerde mentale patronen die
bepaalde gedragingen of acties
vertegenwoordigen
Adaptatie Manier waarop we reageren, ons
aanpassen, aan nieuwe informatie
Assimilatie Het proces waarbij mensen een nieuwe
ervaring interpreteren aan de hand van
hun huidige cognitieve
ontwikkelingsstadium.
Accommodatie Het proces waarbij bestaande manieren
van denken of doen veranderen in reactie
op nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
Informatieverwerkingstheorie Benadering van de cognitieve
ontwikkeling die probeert te achterhalen
op welke manieren mensen informatie
coderen, opslaan en terug oproepen.
Neopiagetiaanse theorieën Informatieverwerkingstheorieën die
voortbouwen op Piagets onderzoek
Executieve functies De denkfuncties die je nodig hebt om
succesvol te functioneren in het dagelijks
leven. Vaardigheden die te maken hebben
met zelfregulatie
Systemisch perspectief Perspectief waarbij men kijkt naar de
relatie tussen individuen en hun fysieke
wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld.
Bio-ecologisch model Model dat uitgaat van 5
omgevingsniveaus die elk organisme
gelijktijdig beïnvloeden.
Sociaal-culturele theorie Benadering binnen de psychologie die het
verloop van de cognitieve ontwikkeling
ziet als resultaat van sociale interacties
tussen leden van een cultuur
Proximale processen Interacties tussen individu en omgeving
als primaire drivers van ontwikkeling
Scaffolding Kinderen krijgen ondersteuning bij het
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liencnapelinckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.24. You're not tied to anything after your purchase.