1. Wat is geen voorbeeld van indirect pesten?
a. Roddels verspreiden
b. Iemand buitensluiten
c. Bedreigen
d. Slecht praten over iemand
2. Stelling I: De bully-victims hebben het hoogste risico op zelfmoord.
Stelling II: De onderdanige (submissive) slachtoffers hebben vaak een
externe bias.
Welke stelling(en) is/zijn juist?
a. I is juist, II is onjuist
b. II is juist, I is onjuist
c. Beide stellingen zijn juist
d. Beide stellingen zijn onjuist
3. Hoe verhouden de interventies voor pesten zich bij de basisschool en de
middelbare school?
a. Bij beide moet er voornamelijk gebruik gemaakt worden van
schoolwide interventies.
b. Bij beide moet er voornamelijk gebruik gemaakt worden van
targeted interventies.
c. Op de basisschool werkt schoolwide beter en op de middelbare
school targeted.
d. Op de basisschool werkt targeted beter en op de middelbare school
schoolwide.
4. Jiménez-Barbero et al. (2016) onderzochten vijf aspecten van
interventieprogramma’s. Hieruit volgden verschillende effectgroottes. Welk
aspect had de grootste effectgrootte?
a. De frequentie van het aantal slachtoffers.
b. De bevorderende houding tegenover het pesten.
c. De afkeurende houding tegenover het pesten.
d. De verbetering van het schoolklimaat
5. Van der Ploeg et al. (2016) onderzochten de meerwaarde van
supportgroepen bij de KiVa interventie. Wat kwam er niet uit de
resultaten?
a. Op korte termijn waren slachtoffers erg positief over de werking van
supportgroepen.
b. Niemand rapporteerde dat het pesten was toegenomen na de
supportgroep.
c. Het functioneren van het welzijn van het slachtoffer nam niet toe
door het hebben van een supportgroep.
d. Op lange termijn waren de slachtoffers ook erg positief over de
werking van de supportgroepen.
1
,2
, Probleem 2
6. Wat is niet waar over kinderen met een leerachterstand volgens Vaugn et
al. (2001)?
a. Het merendeel van de kinderen met een leerachterstand heeft
lagere academische zelfconcept scores.
b. Het merendeel van de kinderen met een leerachterstand heeft 6
vrienden of meer
c. Kinderen met een leerachterstand hebben geen slechtere sociale
vaardigheden dan hun klasgenoten.
d. Kinderen met een leerachterstand hebben vaak een lage sociale
status.
7. Ruijs & Peetsma (2009) deden onderzoek naar het effect van inclusieve
educatie op de studenten met leerachterstanden en op de reguliere
studenten. Wat was hun voornaamste bevinding?
a. De academische prestaties van studenten met leerachterstanden
verbeteren of blijven hetzelfde.
b. De sociale effecten verslechterden voor de studenten met
leerachterstanden.
c. De reguliere studenten zouden slechter presteren.
d. Het had negatieve sociale effecten op de reguliere studenten.
8. Wat was de voornaamste conclusie van Szumski et al. (2017)?
a. Inclusieve educatie zou alleen voordelen hebben voor kinderen met
een leerachterstand.
b. Inclusieve educatie zou alleen voordelen hebben voor reguliere
kinderen.
c. Inclusieve educatie zou voordelen hebben voor zowel kinderen met
een achterstand als voor reguliere kinderen.
d. Inclusieve educatie zou voornamelijk nadelen hebben voor zowel de
kinderen met een achterstand als voor de reguliere kinderen.
9. Stelling I: De assistentie van de docent had meer invloed op jongens dan
op meisjes wat betreft de acceptatie en het aantal vriendschappen.
Stelling II: Jongens werden vooral gedreven door interne persoonlijke
factoren bij het accepteren van anderen.
Welke stelling(en) is/zijn juist volgens De Boer et al. (2013)?
a. I is juist, II is onjuist
b. II is juist, I is onjuist
c. Beide stellingen zijn juist
d. Beide stellingen zijn onjuist
10.Wat is geen limitatie van het artikel van De Boer et al. (2013)?
a. Er kan ook sprake zijn van bi-directionaliteit.
b. Er is alleen gekeken naar ADD en autisme.
c. Er is gebruik gemaakt van een kleine sample.
d. De invloed van bijvoorbeeld leraren en ouders is weggelaten.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller estherseverins. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.99. You're not tied to anything after your purchase.