Diagnostiek in de klinische en gezondheidspsychologie
Exam (elaborations)
oefenvragen voor tentamen diagnostiek in de klinische psychologie
238 views 13 purchases
Course
Diagnostiek in de klinische en gezondheidspsychologie
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg
Oefenvragen voor het tentamen van diagnostiek in de klinische psychologie. Door middel van deze vragen test je je kennis en bereid je je optimaal voor op het tentamen
Diagnostiek in de klinische en gezondheidspsychologie
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
pienverhoeven
Reviews received
Content preview
Oefenvragen
1) Wie beschouwde individuele verschillen als een bron van fouten in onderzoek?
a) Darwin
b) Wundt
c) Galton
d) Witmer.
2) De geschiedenis van de diagnostiek gaat vooral over
a) tests voor plaatsing en selectie
b) hulpverlening aan cliënten die een gedragsstoornis vertonen
c) theorievorming over de genetische basis van verschillen in intelligentie en
persoonlijkheid
d) het foutloos meten van cognities, emoties, en gedrag.
3) Een geteste heeft recht op “informed consent”. Dat betekent dat de geteste het recht
heeft
a) bepaalde informatie niet te delen met de diagnosticus
b) op de hoogte gebracht te worden van de testgegevens
c) te weten waarom hij of zij wordt geëvalueerd en hoe de gegevens zullen
worden gebruikt
d) elk van bovenstaande.
4) Het hypothese-toetsend model voor het diagnostisch proces heeft als bedoeling en
functie
a) voor te schrijven hoe diagnostiek systematisch dient te verlopen
b) de diagnostiek te verwetenschappelijken
c) een verklaring te vinden voor het onderzochte probleemgedrag
d) elk van bovenstaande.
5) De Bruijn e.a. hanteren de begrippen therapeutische cyclus, klinische cyclus en
diagnostische cyclus. Welke van onderstaande uitspraken is juist?
a) De diagnostische en therapeutische cyclus zijn beide onderdeel van de
klinische cyclus.
b) De klinische cyclus en de diagnostische cyclus zijn beide onderdeel van de
therapeutische cyclus.
c) De klinische cyclus is hetzelfde als de diagnostische cyclus, maar dan inclusief
een evaluatiemoment.
d) De klinische cyclus is hetzelfde als de therapeutische cyclus, maar dan met
een evaluatiemoment.
6) Beoordeel de volgende twee uitspraken over de schatting van de betrouwbaarheid:
I Bij de test-hertest methode kan de betrouwbaarheidscoëfficiënt te hoog uitvallen
omdat mensen zich nog items van de test herinneren.
II Bij de paralleltestmethode kan de betrouwbaarheidscoëfficiënt te hoog uitvallen omdat
de testen niet parallel zijn.
a) I is juist, II is juist
b) I is juist, II is niet juist
c) I is niet juist, II is juist
, d) I is niet juist, II is niet juist.
7) De bepaling van de validiteit van een test heeft als doel iets te kunnen zeggen over:
a) de mate waarin items hetzelfde meten
b) de gemaakte systematische meetfout
c) de gemaakte toevallige meetfout
d) de reproduceerbaarheid van de resultaten.
8) Voor een onderzoek naar de meningen van Nederlandse studenten over internationale
verhoudingen is een factoranalyse uitgevoerd. De ladingen van de acht items in een 1-
factoroplossing zijn hieronder weergegeven. De items X1 tot en met X4 gaan over
Rusland en de items X5 t/m X8 gaan over de Verenigde Staten (VS). Voor alle items
betekent een lage score op dat item een negatieve mening en een hoge score op dat
item een positieve mening.
F1
X1 .8
X2 .4
X3 .5
X4 .8
X5 -.7
X6 -.4
X7 -.5
X8 -.9
Uit de factorladingen blijkt dat personen met een hoge factorscore:
a) negatief staan tegenover de VS en tegelijk positief tegenover Rusland.
b) positief staan tegenover de VS en tegelijk negatief tegenover Rusland.
c) positief staan tegenover VS; over de houding tegenover Rusland zegt deze
factor niets.
d) negatief staan tegenover VS; over de houding tegenover Rusland zegt deze
factor niets.
9) Bij een maximum performance test voor het meten van hebberigheid kunnen de
items met het oog op een zo hoog mogelijke betrouwbaarheid het beste worden
geselecteerd aan de hand van:
a) de moeilijkheid van de items
b) de item-covarianties
c) de item-varianties
d) de item-restcorrelaties
10) De dichotome items g en h zijn voorgelegd aan een
steekproef uit de doelpopulatie. In de tabel staat de Item g 1 Item g 0
frequentieverdeling van de antwoorden.
Item h 1 5 45
Hoe groot is de proportie in de steekproef met een
foutenpatroon?
Item h 0 15 35
a) .05
b) .15
c) .35
d) .45
, 11) Twee dichotome items voor het beoordelen van oog-handcoördinatie van
volwassenen worden beoordeeld op het Mokken model met dubbele monotonie. De twee
items voldoen niet aan de aannames van dit model.
Wat is dan voor de twee items het geval?
a) De itemkarakteristieke curven snijden elkaar
b) De moeilijkheidsparameters van de itemkarakteristieke curven verschillen
c) De foutenpatronen van de items verschillen
d) De gokkansen voor de items verschillen
12) In de onderstaande figuur zijn de item-karakteristieke curves van item g en h
gegeven.
Beoordeel de volgende twee uitspraken.
I. De succeskans voor item h is voor iemand met een vaardigheid 1 kleiner dan de
succeskans voor item g.
II. De discriminatieparameter van item h is even groot als de discriminatieparameter
van item g.
a) I is juist, II is juist.
b) I is juist, II is niet juist.
c) I is niet juist, II is juist.
d) I is niet juist, II is niet juist
13) Problematische sociale weerbaarheid komt bij 2% van de basisschoolleerlingen voor.
Van een test voor het meten van sociale weerbaarheid is het volgende bekend:
sensitiviteit = 0.95
specificiteit = 0.80
selectieratio = 0.22
predictieve accuratesse = 0.09
Bij een willekeurig kind uit de populatie wordt een test afgenomen voor het meten van
sociale weerbaarheid. De testuitslag wijst op problematische sociale weerbaarheid.
Hoe waarschijnlijk is het dat van het geteste kind de sociale weerbaarheid daadwerkelijk
problematisch is?
a) .02
b) .95
c) .22
d) .09
14) Welke persoon ontwikkelde een serie intelligentietests waarvan wordt gezegd dat die
de periode “van de wieg tot het graf” beslaat?
a) Thurstone
b) Wechsler
c) Sternberg
d) Kevorkian.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pienverhoeven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.