Samenvatting BLT van periode 4. Behaalde cijfer was een 8. Hogeschool Leiden. Deze samenvatting is zoals al mijn samenvattingen visueel gemaakt. Dit maakt het makkelijk om te leren. Al mijn samenvattingen hielpen mij en mijn studiegenoten. Ik heb erg vaak positieve feedback gehad en hoop zo jullie ...
Thank you very much for the positive review. Hopefully the test will succeed!
Seller
Follow
tijkstra
Reviews received
Content preview
HC 1
Histologie is de leer van weefsels, hun samenstelling uit verschillende celtypen en hun combinatie tot
organen.
Cytologie: hier wordt alleen gelet op cellen afkomstig van organen, celkweken, uitstrijken, puncties
en vochten. De cellen worden uitgespreid op een objectglas (hand of cytospin), vervolgens worden
de cellen gefixeerd en gekleurd.
Weefsels bevatten cellen, intercellulaire vloeistof, intercellulaire matrix en begrenzingen van
membraneuze structuren.
Interactie tussen de weefsels kan plaatsvinden via de matrix (opgebouwd uit collagene vezels).
Resecties: afnames van (delen van) organen.
Biopsie: medische handeling waarbij veelal kleinere stukjes weefsel worden afgenomen.
Excisiebiopt: gehele afwijkende weefsel wordt afgenomen.
Incisiebiopt: deel wordt van het weefsel afgenomen.
Er gaat een heel proces vooraf het bekijken van een stukjes weefsel onder de microscoop.
Je wil dat het weefsel niet verandert van de werkelijk (artefacten). Daarom ga je het fixeren om het
weefsel vast te leggen en te harden voor het uitsnijden. Later wordt het ook gekleurd om meer te
kunnen onderscheiden.
Fixatie
Dit stopt het metabolisme van cellen en weefsels en legt de structuur vast. Het weefsel wordt
bestand gemaakt voor de daaropvolgende behandelingen. Het weefsel moet vers zijn om autolyse te
vermijden. Fixatie moet deze afbraakprocessen stoppen. Het weefsel mag niet van vorm of volume
veranderen.
Autolyse: zelf vertering van de cellen (hydrolytische enzymen die vrijkomen uit het lysosoom).
Heterolyse: Vertering van buitenaf door micro-organismen.
Immersie: weefsel wordt in het fixatief ondergedompeld.
Perfusie: het fixatief wordt via de bloedvaten toegediend.
,Chemische fixatie
Regels:
• Na het uitnemen of verzamelen van weefsel moet er zo snel mogelijk fixatie gebeuren.
Eventueel moet het worden gelamelleerd. Dit is het selecteren van het juiste stukje weefsel
uit een groter stuk. Op iedere 5mm wordt het weefsel ingesneden (lamelleren).
• De plakjes moeten zo dun mogelijk zijn.
• Waterige fixatieven moeten ongeveer pH7,4 hebben.
• De temperatuur van de fixatievloeistof moet 4°C zijn.
• De diffusietijd kan worden geschat m.b.v. een formule. Aangezien de reactie van een
formaline fixatie traag verloopt, is de diffusie tijd nog niet de fixatietijd.
Coagulerende fixatieven: het water uit het weefsel wordt onttrokken en denaturen/coaguleren
eiwitten.
Niet-coagulerende fixatieven (crosslinked): er worden covalente bindingen gevormd en er vormen
bruggen tussen macromoleculen.
Formaline
Formaldehyde reageert met reactieve groepen uit het weefsel in macromoleculen (vooral NH2
eiwitten). Koolhydraten bevatten geen reactieve groepen voor formaldehyde.
1. Formaldehyde reageert met water tot mehtaandiol.
2. Additiereactie met een NH2-groep. H2O wordt afgesplitst.
3. Een andere NH2 groep wordt bereikt waarmee een CH2 brug tussen twee polypeptiden wordt
gevormd.
Overfixatie: er ontstaan te veel crosslinks in het weefsel en het weefsel wordt harder. Acidofilie
neemt ook af. Ander kleurresultaat.
Coagulerende fixatie
Het water uit de cellen en ronde de moleculen in het weefsel wordt verdreven. Bepaalde stoffen
onttrekken het water. De watermantel rond het molecuul valt weg, de eiwitten slaan neer en
plakken aan elkaar (hydrofobe gedeelten). Koolhydraten en nucleïnezuren zijn meestal ook
onoplosbaar en zitten gevangen in de neergeslagen eiwitten. Vetten zullen oplossen en uit het
weefsel worden verwijderd.
Vriestechnieken
Alle processen in en rond de cel hebben een waterig milieu (oplosmiddel). Door het weefsel te
bevriezen wordt het water stilgezet, net zoals de celprocessen. Het kan meteen gebruikt worden
voor coupes snijden. Dit kan in de cryostaat. Hierin worden vriescoupes gemaakt. Een breukvlak van
bevroren cellen kunnen erg gedetailleerde beeldinformatie geven. Dit kan direct worden bekeken in
een SEM of na het maken van een replica in een TEM.
Tijdens het invriezen ontstaat er een kristalrooster waarbij het volume toeneemt. IJskristallen zijn
ook dusdanig scherp dat ze door de cel heen kunnen snijden. Na het ontdooien krimpt de cel en er
ontstaan gaten. Weefsel wordt daarom heel snel ingevroren, waardoor er amorf ijs ontstaat. Er kan
ook osmotische schade ontstaan door een toenemende ionenconcentratie.
Bezwaren routinegebruik vriescoupe:
-De morfologie van paraffine coupes zijn beter dan vriescoupes.
-De kwaliteit van ingevroren weefsel gaat achteruit.
-En er zijn enorme voorzieningen nodig om alle weefselstukjes te bewaren.
,Uitsnijden
Er kan hier gebruik worden gemaakt van weefselinkt. Dit dient als markering waar tijdens het
uitsnijden een selectie is gemaakt of waar de chirurg een snijvlak heeft gemaakt.
Doorvoeren
Weefsel is niet voldoende hard om er dunne plakken (coupes) van te kunnen snijden. Door het water
eruit te halen en te vervangen door paraffine is het weefsel wel voldoende hard.
Indozen = het overbrengen van weefsel in doorvoercassettes.
Dehydratatie: het water wordt eerst uit het weefsel gehaald om de parafine te laten doordringen.
Het weefsel wordt geleidelijk onttrokken door een oplopende ethanol gradiënt (50% naar 100% met
tussenstappen).
Het polaire ethanol 100% en de apolaire paraffine zijn niet goed mengbaar, daarom wordt een
tussenstof of intermedium gebruikt. Hiervoor wordt xyleen gebruikt als tussenstap.
Tijdens de impregnatie wordt het intermedium (xyleen) vervangen door een vloeibaar medium. De
temperatuur moet hoog genoeg zijn voor de parafine om vloeibaar te worden, maar de eiwitten
mogen niet denatureren. Daarna stolt het parafine.
Een doorvoermachine is een geautomatiseerd apparaat voor het doorvoeren. Het doorvoeren gaat
dan machinaal.
Inbedden
Het vormen van blokjes paraffine met daarin een stukje weefsel.
Inbedden wordt gedaan met een inbedstation. Dat is een apparaat met een tank vloeibare paraffine
en een koelplaat. Het stukje weefsel wordt omgeven met parafine. Het wordt snel gestold.
Coupes snijden
Met een microtoom worden er coupes gesneden tussen de 2 en 4m. Hoe dunner de coupe, hoe
beter je de structuren ziet, want er zijn minder overlappingen. De coupes worden opgevist vanuit
een grid na het snijden. Er zijn ook ultramicrotomen voor EM. Die hebben ook andere soorten
messen. De hoek van de messen is ook belangrijk. Die moet tussen 3° en 8° zijn.
1. Koel de weefselblokjes af.
2. Klem de blokjes in de objecthouder en het mes in de meshouder.
3. Stel de meshoek in.
4. Plaats het mesblok
5. Start het trimmen, het insnijden van het weefsel met 20-25µm totdat er een goede
doorsnede is gemaakt.
6. Stel de gewenste coupedikte in.
7. Verwijder de coupes onbeschadigd van het mes met een kwastje.
Kleuren (bijlage)
Door verschillende kleurstoffen komen verschillende weefselcomponenten in beeld. Kleurstoffen zijn
stoffen die in staat zijn om licht te absorberen in het zichtbaar lichtgebied.
De macromoleculen: eiwitten, vetten, nucleïnezuren, koolhydraten (volgorde van hoeveelheid in de
cel), (en conjugaten).
Anorganische kleurstoffen: neerslagen van zouten van meestal zware metalen.
Organisch kleurstoffen: complexe moleculen met organische atomen.
, Chromogeen: is verantwoordelijk voor het ontstaan van de kleur.
Auxochroom: kan binden aan het weefsel.
Affiniteit: hiermee wordt de snelheid beschreven waarmee de binding tot stand komt en de
stabiliteit van de binding.
Basofiel: Houdt van basen, negatief geladen (zelf vaak een zuur, nucleïnezuren).
Acidofiel: Houdt van zuren, positief geladen (zelf vaak een base, aminogroepen van aminozuren).
Chromofoob: de cel kan niet met basische of zure kleurstoffen worden gekleurd, want er zijn geen
geladen groepen of de netto lading is nul.
Histologische kleuringen: kleuring op basis van interactie tussen het weefsel en de kleurstof.
Histochemische kleuringen: kleuring op basis van een reactie tussen kleurstof en het weefsel.
Overkleuring: te lang verblijf in de kleurstofoplossing, waardoor het contrast verminderd wordt en
dezelfde tint krijgt. Oplossing: Progressieve kleuring, nog niet alle kleurstof is aan het weefsel
gebonden (onderbreken).
Regressieve kleuringen: een kleuring waarbij de coupe standaard overkleurd wordt. Het te veel aan
gebonden kleurstof wordt verwijderd (Differentiatie). Wanneer een progressieve kleuring niet werkt.
Metachromatische reactie: op korte afstand worden heel veel kleurmoleculen gebonden. Hierdoor
beïnvloeden de kleurstofmoleculen elkaar, waardoor de golflengte van de lichtadsorptie iets
verschuift en de kleur van de kleuring verandert.
Beits: tegengesteld geladen t.o.v. weefsel en kleurstof en kan zoals intermediair fungeren.
Acidofilie en basofilie hangen af van de reactieve groep die het meest prominent aanwezig is op het
macromolecuul. De zuurconstante bepaalt bij welke pH protonering dan wel dissociatie plaatsvindt
en of de groep negatief, neutraal of positief geladen is.
Bij de meeste kleuringen wordt onderscheid gemaakt tussen de kernen en het cytoplasma. De
extracellulaire matrix kan door ladingsverschil anders gekleurd
worden.
HE-kleuring
Haematoxyline en eosine. Haematoxyline is positief geladen en is
een basofiele kleurstof. Haematoxyline is een chelaat, want het
neemt met een tweede haematoxylinemolecuul een ijzer of
aluminium ion op. Het is blauw en kleurt de kernen.
Eosine
Een zure rode fluorescerende kleurstof. Kleurt de acidofiele structuren. De eiwitten en ook de
extracellulaire matrix (collagene vezels) worden gekleurd (roze).
PAS-kleuring
Dit is een indirecte histochemische kleuring. Er ontstaat een covalente binding tussen het weefsel en
de kleurstof. Tijdens een oxidatiestap worden alle koolhydraten met twee aan elkaar grenzende
hydroxylgroepen geoxideerd. Dit doet perjoodzuur. De aldehydegroepen kunnen door een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tijkstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.