Multinationals en Europese instellingen (BKULHSH92A)
Summary
Volledige Samenvatting Multinationals
8 views 0 purchase
Course
Multinationals en Europese instellingen (BKULHSH92A)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Dit is een persoonlijke, zelfgeschreven samenvatting van deel 2 van het vak 'Multinationals en Europese instellingen (S)', gedoceerd door Prof. Annabel Sels & Arjen Slangen. Het omvat alle leerstof en slides (en bijhorende lesnotities) die behandeld werden tijdens de lessen, alsook mogelijke examen...
,Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
INTERNATIONAL BUSINESS // MULTINATIONALS
1 WHAT IS GLOBAL BUSINESS?
Learning Objectives
1. Concept van internationaal zakendoen
2. Adhv het boek verder het concept uitdiepen
3. 2 perspectieven op de vraag: Wanneer zijn bedrijven internationaal succesvol?
a. Institutioneel perspectief
b. Resourced-based view
4. Debatten obv Globalisering
5. Trends/tendensen binnen de economie bekijken (vooral gericht op handel en investeringen)
6. Analyse/Beslissing maken voor een bepaald bedrijf
OPENING CASE: ADIDAS
= 2e grootste sportgigant na Nike, komt uit hetzelfde kleine stadje als Puma.
Geleidelijke internationalisering door de overname van Reebok in 2005:
• SALES:
Wereldwijde verkoop: West-EU = 28,3% / USA = 20,4 / +- 50% van opkomende markten (Balkan, India,
China, Latijns-Amerika)
• WAARDEKETEN GEÏNTERNATIONALISEERD:
Sites in arbeidsintensieve landen (waar ArbKen laag zijn) -> Fenomeen sinds ‘80
=> Outsourcing (=bedrijven gaan produceren in landen waar ArbKen laag zijn)
Alle landen waar Adidas produceert/opereert hebben informele instituties (Cf. CH3-Informele Instituties). Maar
Adidas wil de ethische wijze/code van zakendoen uniformiseren.
• Adidas heeft een # standaarden:
Þ # u dat een WN aan 1 stuk doorwerkt
Þ Max. leeftijd van hun WNs
Þ Lonen
Þ Regelgeving op het werk
Belangrijk dat er bij internationaal zakendoen uniformele normen zijn die moeten worden nageleefd.
- Anders kan het bedrijf in opspraak komen = Slecht voor de reputatie
Bv. Apple werd beschuldigd dat een # toeleveranciers niet de ethische code volgden, Ikea had
problemen omdat een # toeleveranciers aan kinderarbeid deden
4
,Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
1.1 BELANGRIJKE ECONOMISCHE BEGRIPPEN
International business a) Wnr een bedrijf internationaal (buiten de thuislandgrenzen heen)
economische activiteiten doet (en die te managen).
b) Het doen van zaken in het buitenland.
Global business Nationaal + Internationaal (zowel bedrijfsactiviteiten hebben in het
als in het buitenland/cross border)
! Global business ≠ International business !
Multinational (MNE) Een bedrijf dat aan directe buitenlandse investeringen doet.
Hoeven geen mastodonten te zijn, bv. Een bedrijf uit Roeselare dat
10% investeert in een ander BL bedrijf.
Directe Buitenlandse Investeringen (DBI) Investeringen die zorgen voor toegevoegde waarde in andere landen
Foreign Direct Investments (FDI) dan het thuisland, waarbij de activiteiten worden gecontroleerd en
gemanagened. (Vb. Filiaal opstarten) (BL verkoopsafdeling,
Franchising, licencing)
Directe-investeringsonderneming Zijn ofwel Filialen/dochterondernemingen (waarbij >50%
(DIE/DIO) stemgerechtigde aandelen w gehouden), ofwel geassocieerde
ondernemingen (waarin 10%-50% vd stemgerechtigde aandelen w
gehouden), ofwel quasi-vennootschappen (bv. Filialen die voor 100%
in handen zijn van de moederonderneming)
Portfolio Investeringen Investeringen van bedrijven die participeren in andere bedrijven wbij
het niet de bedoeling is om die activiteiten te gaan managen.
Bruto Binnenlands Product (BBP) De totale marktwaarde van alle finale producten & diensten
Gross Domestic Product (GDP) geproduceerd binnen een bepaalde economie in 1j. (ook van zij die
niet in het land resideren). (Vanuit de A-zijde)
Bruto Nationaal Product (BNP) De som van de toegevoegde waardes van alle activiteiten (van
Gross National Product (GNP) bedrijven, gezinnen & overheid) binnen een bepaalde economie
(Door zij die in het thuisland resideren). (Vanuit de A-zijde)
Bruto Nationaal Inkomen (BNI) BBP + het Y van niet-residente bronnen (Y
opgestuurd/getransfereerd) door BLers
(Vanuit de V-zijde)(bv. Tajikistan, Liberia, Lesotho, Nepal, Samoa)
Koopkracht Pariteit (KKP) Aanpassing van het BNP/BNI volgens de verschillen in leefkosten
tussen verschillende landen.
Purchasing Power Parity (PPP) Anders heb je voor dezelfde hoeveelheid geld, minder koopkracht.
(Geeft werkelijke wisselkoers weer, niet alleen vd munt)
TED TALK – Hans Rowling:
• Link tss inkomen en levensverwachting ↑ & men kan eigenlijk niet meer spreken over ontwikkelings-
en ontwikkelde landen.
• Snelheid van het ontwikkelen van Afrikaanse landen -> 2-ledigheid
o Ontwikkeling Zuid-Afrika ↑↑ (sneller)
o Ontwikkeling andere Afrikaanse landen ↑ (trager)
• Rijke landen w niet altijd rijker en armen niet altijd armer (Cf. Boek ‘Kapitaal’ – T. Pikkety)
• Link tss levensverwachting en # kinderen ↓
Þ Algemene ongelijkheid ↓ in de wereld
5
, Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
1.2 EUROPEAN & GLOBAL BUSINESS
Internationaal zakenwezen gaat over:
a) Bedrijven die activiteiten doen op internationaal niveau (cross-border)
b) Het doen van zaken in het buitenland
In deze cursus ligt de focus op:
• Europese bedrijven (ipv Amerikaanse bedrijven)
• Instituties van de EU (= het framework waarbinnen de bedrijven moeten handelen)
• Kleine/middelgrote bedrijven (SMEs)
• Naast ontwikkelde economieën (Japan, West-EU..), ook accenten op opkomende markten
(= emerging markets). (want, veel BL I komen uit opkomende markten – bv. China, India..)
Figuur 1: Internationale Handel in Europa
• Gaat over het deel van de Intra-EU
M&X (= M&X van land binnen de EU tov
de totale M&X in %)
• Bv. +- 80% vd X van BE gebeurt naar
andere landen vd EU. (BE is zeer geïntegreerd)
• Bij de meesten is er een handelsbalans
overschot (X>M)
• Bij UK: <50% vd X gaat naar EU leden,
reden is dat ze vooral handel drijven met de
Commonwealth (VS, Canada, Kolonies)
• Belangen van bv. UK, GRKL liggen elders dan landen met een handelsblok (wnr landen vooral met hun
buurlanden handel drijven) -> belangen liggen buiten EU => gaan dus sneller kiezen voor bv. BREXIT
Figuur 2: Bijdrage van de Emerging Markets
- BRIC landen (Brazilië, Rusland, India,
China) (Blauw)
- Andere opkomende markten (Rood)
- Andere ontwikkelde landen (USA + Japan
+ W.EU =Triad/Drietal)(Geel)
- EU (Groen)
• Het is niet zo dat er enkel FDI zijn van de andere ontwikkelde landen (wel 80%).
o Maar ook de BRIC landen (+- 6%)
o Andere opkomende landen (bv Indonesië, Turkije, Maleisië) (14%)
• Bij X van goederen komt al bijna 50% van BRIC- en opkomende economiën
•
• Group of 20 = leidende 19 belangrijke landen, die ook op politiek vlak ! Zijn voor international handel
o Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Duitsland, Frankrijk, India, Indonesië,
Italië, Japan, Mexico, de Republiek Korea, Rusland, Saudi-Arabië, Turkije, het Verenigd
Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en de Europese Unie
6
,Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
Figuur 3: Total EU 28 : Imports and exports as a percentage of GDP by year (2004-2013)
• Focus op X&M;
o X&M als % van het BBP in een jaar van de Europese landen (Hoeveel van wat geproduceerd wordt,
wordt geëxporteerd?)
• Zowel veel X als M. Zowel bepaalde goederen X als diezelfde M.
• Verdeling van de X & M over productgroepen
o Veel X van chemische producten
o Bijna voor 1/3 afhankelijk van M van energie (aardolie, aardgas)!
Figuur 4: FDI flows and stocks EU 28 (billion Euros) (2008-2013)
Paars: Outward Stocks =
geaggregeerd niveau van
alle uitgaande directe BL-I
tot nu toe
Paarse Lijn: Outflow = de FDI
die buiten de EU worden
gedaan
Geel: Inward Stocks =
geaggregeerd niveau van
alle inkomende directe BL-I
tot nu toe
Gele Lijn: Inflow, de FDI die
van buiten de EU naar
binnen stromen
Extra EU = Landen die niet binnen de EU zitten (bv. EFTA-leden, Aziatische landen, Afrikaanse landen…)
• Outward stocks > Inward Stocks
o Onze EU bedrijven hebben meer filialen/dochterbedrijven in het buitenland, dan dat BL-
bedrijven filialen/dochterbedrijven hebben in de EU
• I van EU-bedrijven in het BL > I van BL-bedrijven in de EU
• In vgl met X&M zijn BL-I niet zo stabiel!
o Reden: als 1 groot bedrijf bv. een fabriek zet in de ‘90, dan kan dat voor 50% meetellen in de
inflow
7
,Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
DEFINITIE VAN FDI (≠ Portfolio Investeringen)
Þ Een categorie van cross-border Investeringen gemaakt door een resident in een bepaalde economie (de
Directe investeerder//Parent) met als objectief om duurzame belangen in een onderneming (= de direct
investment entreprise//filiaal//dochteronderneming) te verwerven. De directe investeerder heeft als
motivatie om LT-relaties op te bouwen met die DIO, om zo een significant aandeel van de invloeden te
verwerven.
DUURZAME BELANGEN
Þ Wanneer de directe investeerder ten minste 10% van de stemrechten van de DIO in handen heft.
Soorten DIOs:
o Filialen/dochterondernemingen (waarbij >50% stemgerechtigde aandelen w gehouden)
o Geassocieerde ondernemingen (waarin 10%-50% vd stemgerechtigde aandelen w gehouden)
o Quasi-vennootschappen (bv. Filialen die voor 100% in handen zijn van de moederonderneming)
(Data van FDI te vinden op Eurostat, bij de betalingsbalans)
(Definitie volgens OECD = Organization for Economic Cooperation & Development)
1.3 EEN UNIFORM KADER
FUNDAMENTELE VRAAG:
Wat bepaalt het succes en het falen van bedrijven over de hele wereld?
1.3.1 INSTITUTIONEEL PERSPECTIEF
= Het succes van bedrijven in het BL is gebaseerd op hoe ze omgaan met instituties
(juridisch/economisch/politiek systeem.
Handel drijven met de rest van de wereld vereist grondige kennis over de formele en informele regel(geving)s
betreffende zaken doen in verschillende landen.
Onderscheid tussen
o Formeel kader (Juridisch kader/politiek van een land)
o Informeel kader (Cultuur/riligie/normen &waarden)
• Formele regels (behandelt een BL-bedrijf = als een BinnenL-bedrijf)
• Culturele gewoontes
Þ Institutionele regels = de ‘instituties’
1.3.2 RESOURCED-BASED PERSPECTIEF
De op middelen gebaseerde visie concentreert zich op de interne middelen (factoren) en capaciteiten van een
bedrijf.
Het succes van een bedrijf dat internationaal zakendoet, is gebaseerd op reputatie/product…
Liability of Outsidership // Foreigness (LOF) = Het verschillen van land tot land, waardoor een bedrijf minder tot
geen ervaring heeft met de handelingen en culturen van het land.
Þ Kan voorkomen worden! Door een competitief voordeel op te bouwen.
8
, Schakeljaar HW ’21-’22 Prof. A. Sels & Prof. A. Slangen
1.4 WAT IS GLOBALISERING?
• De versnelde spreiding van communicatie, informatie & communicatietechnologiën (transport)
• Het feit dat MNEs belangrijker worden (maar verdringen locale en kleinere bedrijven) en de ↑ ongelijkheid
• Verhoogde concurrentie rond jobs, specifiek voor laaggeschoolden (meer specifiek middelgeschoolden)
• Het wegvallen van grote cultuurverschillen en identiteitsverschillen tss landen (men eet & drinkt =, kleed =)
Volgens Socioloog Guillén:
Globalisering is een proces dat zorgt voor meer interdependentie tussen landen, door dit proces worden we
afhankelijker en weten we meer over wat er elders in de wereld gebeurt.
Þ Zowel positieve als negatieve gevolgen van globalisering, niet iedereen is voorstander
(anti-globalisten)
1.5 TRENDS/TENDENSEN BINNEN GLOBALISERING
1.5.1 3 GOLVEN VAN GLOBALISERING
Figuur 5: Golven van Globalisering
3 golven van globalisering:
1. Einde 19e eeuw Automatisering van weefgetouwen, Stoommachine, ‘captain of industry’ ipv
ambachten, eerste MNEs, telegraaf, treinen = transport, bedrijven met aandelen met
beperkte aansprakelijkheid -> grotere bedrijven -> MNEs. Einde van deze golf door de Oorlog.
1914: enkel NL,UK&DK hebben vrijhandel, alle andere landen hebben tarieven en non-
tarifaire barriers.
2. Stiching EU na WOII, organisaties die de integratie over de grenzen heen bevordert, bv GATT.
Vooral bedrijven uit Japan, VS, W-EU. Globalisering neemt toe, ook in de opkomende markten
(4 tijgers: Singapore, Hong-Kong, Taiwan, Zuid-Korea).
3. 2000; ‘Dot-com-bubble’ = Online gaan van bedrijven, ook bedrijven die onmiddellijk
internationaal gaan. Deelname van de BRICs landen aan de internationalisering/globalisering.
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CharlotteDK. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.82. You're not tied to anything after your purchase.