Levensverzekering – keert een bedrag uit bij leven en overlijden
1. Overlijdensverzekering (aan nabestaanden)
2. Overlijdensrisicoverzekering (voor hypotheeklasten)
3. Lijfrenteverzekering (jaarlijks uitgekeerd bedrag)
Schadeverzekering – dekt schade
1. Reisverzekering
2. Inboedelverzekering, goederen in huis
3. Opstalverzekering, aan huis
4. Aansprakelijkheidsverzekering
5. Zorgverzekering
6. Rechtsbijstandverzekering, voor juridische hulp
Consumptief krediet – leningen voor aankoop van goederen = minder
dan 10 jaar
1. Persoonlijke lening = geen onderpand, terugbetalen met vaste
bedragen
Voordeel = vrije bestemming, termijn steeds gelijk
Nadeel = hoog rente, afgeloste bedragen niet weer opnemen
2. Doorlopend krediet = ‘rood staan’, afgeloste bedragen kunnen weer
opgenomen worden, wordt nooit echt afgelost, duur, interest
afhankelijk van inkomen
Voordeel = koper meteen eigenaar, je kan kopen zonder genoeg eigen
geld
Nadeel = variabele rente
3. Koop of afbetaling/huurkoop = voor duurzame goederen, in
annuiteiten, rente zit al in het termijn verwerkt
,Verschil: KOOP OP AFBETALING = koper direct eigenaar, HUURKOOP = pas
na betaling van de laatste termijn.
Voordeel = kopen zonder eigen geld
Hypothecair krediet – lening met onroerend goed als onderpand =
langer dan 10 jaar
Recht van hypotheek = recht van geldgever om onderpand te verkopen
Hypotheekgever = geldnemer, koper van de woning
Hypotheeknemer = geldgever, de bank
Hypotheekrente aftrek is aftrekbaar van de bruto maandlast
Lineaire hypotheek
- Aflossing altijd gelijk
Voordeel = schuld daalt gelijkmatig, en interest daalt
Nadeel = belastingvoordeel daalt en hoge lasten aan het begin
Rente berekenen lineair?, nog x de periode doen, want in principe over
heel jaar.
Enkelvoudige interest = percentage x bedrag x periode
Samengestelde interest = 1 keer een storting, maar rente telkens over het
bedrag die er de vorige keer bij is gekomen.
Eindwaarde = hoeveel heb je aan het einde = bedrag x (1 + interest) ^
aantal jaren
Contante waarde = hoeveel moet je nu hebben = bedrag x (1 + interest)
^ - aantal jaren
Elk termijn een nieuwe storting van gelijke bedragen?
S = a x r^n – 1 : r -1
A = eerste getal in de rij
R = waarmee je het ene getal moet vermenigvuldigen om het ander te
krijgen
N = aantal getallen in de rij
(is die n aantal stortingen of aantal keer rente?)
Hoeveel nodig bij Eenmalige storting berekenen = geld nodig – geld dat je
hebt : stortingen tot die dag
, Voorbeeld:
1000 (storting) x (1,03 en dan alle machten erbij invullen)
Eind of contante waarde op het laatste dus nog x de storting doen.
Laatste storting op laatste dag? Dan 1 invullen in het rijtje
Je kan vrijwillig sparen
Voordeel = spaarder kiest zelf bedrag, kiest zelf manier, kiest zelf doel
Nadeel = kan te weinig zijn, sparen niet volhouden, hoge kosten
Verplicht sparen = werkgever houdt pensioenpremie in op inkomen, en
geeft af aan pensioenfonds
Voordeel = werkgever betaalt mee aan pensioen, aftrekpost van belasting
Nadeel = premie is groot deel van inkomen, niet zelf fonds kiezen, onzeker
Soorten spaarrekeningen
Vrij opneem baar
- Variabel rente percentage
- Opnemen en storten mag altijd
- Beheer kan via internet
Niet vrij opneem baar (deposito)
- Vast rente
- Spaartegoed staat vast over een periode, vaste looptijd
- Eenmalige minimum inleg
- Je moet alsnog je rekening zelf beheren
Beleggen = het vastleggen van geld met als doel daar rendement uit te
halen.
- Vermogenstitels (= aandelen, obligaties)
- Beleggingsfondsen (voordeel = bespaart tijd en kosten, en hebben
kennis)
- Overig zoals onroerend goed
Investeren = vastleggen van geld in productiemiddelen
Hoe meer risico hoe meer kans op rendement.
Negatieve reserve = in het verleden verlies geleden.
Huren/kopen.
Huren
Huurcontract = overeenkomst dat de huurder de woning mag gebruiken
tegen huur
Huurbescherming = bescherming van de huurder tegen opzeggen van de
huur opeens
Huurtoeslag = bijdrage van de overheid in huurkosten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikkitor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.