Samenvatting voor het vak Kunst en Cultuur 2.2 van de Pabo aan de Hanzehogeschool Groningen, over de boeken 'Laat Maar Zien', 'Muziek Meester!', 'Dansspetters' en 'Kijk op Spel'.
BV: H2, H3, H4, H5,
H6, H7, H8, H9, H11
KEC samenvatting + Tule
H2
Een beeld kun je omschrijven als een voorstelling van iets. Deze
voorstelling wordt gemaakt door het brein. Zien is een
‘reconstructie’ van de visuele werkelijkheid. Iedereen heeft een eigen
beeld van de objectieve omgeving.
Zeggingskracht: vormgevende handelingen zijn erop gericht een beeld te laten vertellen wat
het moet vertellen.
Visuele kennis is gekoppeld aan materiaal- en ruimte-ervaring.
Beeldend vormgeven is het betekenis verlenen aan
materie door de vorm aan te passen.
Betekenis: datgene wat het beeld uitdrukt. Het geheel van
associaties en emoties.
De betekenis van een beeld is het gevolg van bewuste en
onbewuste interpretaties van visuele prikkels. Het is zinvol
om een onderscheid te maken tussen de betekenis voor de
maker en betekenis voor degene die het beeld bekijkt.
De mate waarin een beeld begrepen wordt, is afhankelijk
van de overlap van ervaringsvelden.
Om een beeld goed te kunnen begrijpen, is het goed om op
de hoogte te zijn van de ontstaanscontext.
Betekenis in 3 lagen:
1. De visuele betekenis: hoe ziet het eruit?
2. De objectbetekenis: wat stelt het voor?
3. De symbolische betekenis: waar verwijst het naar?
Morfologie: de betekenis van de vormen.
Realistisch: waarheidsgetrouw.
Surrealistisch: niet bestaande, droomachtige situatie, die wel werkelijkheidsgetrouw is
weergegeven.
Abstract: het kunstwerk verwijst naar een idee of begrip, iets dat niet te zien is.
Concreet: het is wat het is, gekleurde verf op een doek.
Non figuratief: geen verwijzingen naar iets herkenbaars uit de werkelijkheid.
Impressionistisch: het beeld geeft een visuele indruk van een bestaande situatie.
Expressionistisch: het beeld geeft uitdrukking aan een emotionele gesteldheid. Uitdrukking
van emotie.
Vorm: de verzameling van visuele aspecten die het beeld bepalen.
Mensen interpreteren alles. Alleen de vorm van iets zien, is bijna onmogelijk.
,Beeldaspecten: de visuele variabelen die in een beeld te onderscheiden zijn: vorm, kleur,
ruimte, textuur en compositie.
Materie: datgene waarvan een beeld is gemaakt of kan worden gemaakt.
Materialen verschillen in de mate waarin ze vorm hebben of vormloos zijn. Hout en steen
hebben al een vorm, en lijken vaak op een bestaande vorm, zoals een dier. Die gelijkenis is
dan een inspiratiebron. Zand en klei is vormloos. De vorming ligt dan volledig in handen van
de vormgever.
Vormgeven is een open, creatief proces dat bestaat uit beschouwen, onderzoeken en
handelen.
Beschouwen: een vormgever wordt altijd beïnvloed door iets dat hij gezien heeft.
Beschouwing is bewust en met enige afstand kijken naar de wijze waarop een beeld kan
worden waargenomen en betekenis krijgt.
Onderzoeken: beeldend onderzoek is de creatieve ontdekkingstocht naar mogelijkheden
met materiaal, variaties in de vorm en het effect op de zeggingskracht van het beeld.
Er is een groot verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en artistiek onderzoek: bij
wetenschappelijk onderzoek moeten de resultaten zo objectief mogelijk vastgelegd worden.
Bij artistiek onderzoek ben jij als maker degene die bepaalt wat succesvol is.
Handelen: onder werkwijze wordt het handelen met materiaal en gereedschap verstaan,
waarmee gerichte vormgevende ingrepen worden uitgevoerd.
Reflectie: een beeldend vormgever zoekt tijdens het proces naar de optimale uitdrukking
van betekenis. Daarbij moet hij steeds opnieuw afstand nemen om het resultaat van zijn
eigen handelen te zien. Dit noemen we reflecteren.
Definities van creativiteit:
• Een probleem op een vernieuwende wijze op kunnen lossen
• Het vermogen om iets origineels te ontwikkelen
• De vrijheid om iets steeds van een andere kant te kunnen zien
• Iets in een andere context te kunnen zien
Subjectief referentiekader: of jouw gedicht, schilderij of lied gelukt is, bepaal je zelf.
Intersubjectief referentiekader: wat anderen van jouw werk vinden.
Divergentie: het ontdekken van nieuwe mogelijkheden. Dit is het voornaamste aspect van
creativiteit.
Creatief handelen: als je maar wat probeert, je verwacht dat de oplossing vanzelf komt. Dit
heeft een zoekend of heuristisch karakter.
, Fasen van beeldend vormgeven:
• Divergentiefase: een probleem wordt vanuit verschillende invalshoeken bekeken. In
de divergentiefase komt er een stroom van ideeën op gang, vrije associaties en
mogelijke oplossingen. De divergentiefase is vooral gericht op het creëren van
mogelijkheden.
• Convergentiefase: welke mogelijkheden werken wel, en welke niet? Selectie van
oplossingen en kiezen van een eindoplossing.
H3
Onderwijs heeft als doel kinderen te begeleiden in hun ontwikkeling en ontplooiing als
persoon. Bij beeldend onderwijs zijn kinderen bezig met beelden en hun betekenis. Dit doen
ze door zelf beeldend werk te maken, maar ook door er samen naar te kijken en erover te
praten (productie, receptie en reflectie).
“Basisonderwijs bevordert brede vorming van kinderen. Het onderwijs richt zich op de
emotionele en verstandelijke ontwikkeling, op de ontwikkeling van de creativiteit en het
verwerven van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.”
Met goed beeldend onderwijs zorg jij als leerkracht voor de ontwikkeling van het beeldend
vermogen, en lever je een belangrijke bijdrage aan de brede vorming van kinderen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Beeldend vormgeven speelt zich altijd af in een sociaal-emotionele context. Zowel het
maken van beeldend werk als de reflectie erop, doen een beroep op de sociaal-emotionele
competentie van kinderen.
Zintuiglijke en cognitieve ontwikkeling
Zintuiglijke en cognitieve ontwikkeling betreft het vermogen om kennis te verwerven. Kennis
kan de vorm aannemen van geluid, taal, formules, symbolen en beelden. Tijdens het
beeldend vormgeven zijn kinderen gericht op hun waarneming. Wat zie ik, waarom ziet het
er zo uit, wat gebeurt er als ik die lijnen zet en deze kleur gebruik? Kinderen ontwikkelen het
bewustzijn dat ze waarnemende en kennisverwervende personen zijn. Beeldend onderwijs
ontwikkelt ook het voorstellingsvermogen.
Motorische ontwikkeling
De manuele handelingen met materiaal en gereedschap spelen een belangrijke rol tijdens
het beeldend vormgeven. In hoeverre een kind specifieke motorische vaardigheden
beheerst, wordt duidelijk tijdens beeldende activiteiten.
Ontwikkeling van de creativiteit
Creatieve competentie stelt iemand in staat om flexibel en met zekere originaliteit te
anticiperen en te reageren op veranderingen en problemen. Creatief gedrag, het zoeken
naar nieuwe mogelijkheden, is de kern van elk vormgevingsproces. Als kinderen zoeken naar
oplossingen voor een beeldende probleemstelling, leren ze nieuwe mogelijkheden zien en
uitproberen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alissadj. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.91. You're not tied to anything after your purchase.