Verpleegkundige en medische
kennis periode 3.2 zorg
Complete samenvatting van VPK/MK 3.2
Week 1: introductie psychiatrie
Het eigen beeld over psychiatrie weergeven.
Psychiatrie en klinische psychologie vakgebieden die zich bezighouden met de diverse vormen van
afwijkende emoties, denkbeelden en afwijkend gedrag, de oorzaken daarvan en de behandelmogelijkheden.
Jouw observaties, gevoelens en gedachten leiden tot een bepaalde bejegening, tot een bepaalde manier van
handelen en van het behandelen van mensen. Wanneer je je gaat afvragen wat met mensen aan de hand is en
waarom ze zo doen hou je je bezig met psychiatrie en klinische psychologie.
Scheiding tussen normaal en abnormaal is flinterdun en afhankelijk van cultuur en context. Kunnen
ons confronteren met onszelf, onverwachte situaties en beroep doen op creativiteit. Je moet een
waardeoordelen hebben
Psychopathologie diverse uitingsvormen van afwijkende emoties, gedachten en afwijkend gedrag.
1 op de 2 mensen krijgt op een bepaald moment in zijn leven rechtstreeks te maken met een diagnosticeerbare
psychische stoornis. In en gemiddeld jaar lijdt een vijfde tot een derde van alle mensen aan een
diagnosticeerbare psychische stoornis. 41,2 procent van de Nederlanders tussen de 18 en 65 jaar heeft ooit een
psychiatrische aandoening gehad. 19% stemmingsstoornissen; 19,3% angststoornissen en 18,7% problemen
met alcohol of drugs.
Wat is psychiatrie psyche (geest) + iatros (arts) sinds de 19de eeuw. Daardoor spiritueel verklaard. 19 de en
20ste eeuw: classificatie, psychotherapieën, medicatie. Wanneer psychiatrische ziekte: ongewenste,
onaangename toestanden, belemmeren het normale functioneren het overkomt de persoon in kwestie. Hoe
verhouden psychische en lichamelijke klachten zich: nauw verbonden, van het een het ander en andersom.
Praktijkvoorbeeld Door psychose tekort op veel zelfzorggebieden: Ziekte-inzicht, voeding, slaap, rust, stressverwerking,
Verpleegkundige neemt zorg over. Na psychose werken aan zelfmanagement: Psycho-educatie. Training, Aanpassing
leefstijl, Signaleringsplan, Verpleegkundige is faciliterend, coachend, aanvullend en ondersteunend. Nazorg, preventief:
Depotmedicatie, Vinger aan de pols, Terugval voorkomend.
Relatie psychiatrie & somatiek = Somatische stoornissen kunnen zich uiten als psychiatrische. Psychiatrische
stoornissen → kans op somatische problemen ↑. Persoonlijkheid → bepaalt je gedrag: 10 uitersten beschreven
in persoonlijkheidsstoornissen, Maar iedereen heeft hier trekken van…
Organisch psychosyndroom = Een psychiatrische stoornis. Ten gevolge van een somatische (lichamelijke)
ziekte. Waardoor de werking van de hersenen ontregelt.
Kenmerkend: Meestal acuut ontstaan. Voorbij als de ontregelende factor weg is. Ook kan er verval
optreden door beschadiging of afsterven van hersencellen (bv dementie), dit is een onomkeerbaar
proces.
Stemmingsstoornis: Vele oorzaken, o.a. hormonale ontregeling (schildklier veelvoorkomend),
leverziekten, bloedarmoede, Vitamine B12 te kort, drugs, bijwerking van geneesmiddelen, begin van
een neurologische ziekte zoals ziekte van Parkinson of Huntington, hersentumor of een niet erkend
hartinfarct.
Angststoornis: Alcohol, drugs, hormonale ontregeling (schildklier veelvoorkomend), Vitamine B12 te
kort, hartziekten, astma en COPD, begin van een neurologische ziekte zoals Parkinson, Huntington of
Multipele Sclerose.
Psychose: Hormoonschommelingen in kraambed, drugs gebruik.
Neurocognitieve stoornis: Altijd een organische oorzaak! Cognitieve functie gestoord, maar conatieve
en affectieve functies kunnen ook verstoord zijn!
, Maatschappelijke opvattingen en (voor)oordelen ten aanzien van psychiatrisch patiënten benoemen.
Criteria voor abnormaliteit
1. Uitzonderlijk = zeldzaamheid of statische afwijking alleen is niet voldoende om afwijkend te noemen. Toch
is het een maatstaf die dikwijls gebruikt wordt bij de beoordeling van abnormaliteit. Iemand die dingen ziet
of hoort is bijvoorbeeld in onze cultuur afwijkend maar in een andere niet. Net als iemand die excessief
angst heeft als afwijkend wordt gezien of wanneer de angst niet bij de situatie past.
2. Sociaal afwijkend = alle samenlevingen hebben normen (maatstaven) die bepalen welke vormen van
gedrag acceptabel zijn in bepaalde context. Normen ontwikkelen zich uit de gewoonten en opvattingen
van een specifieke cultuur; het zijn relatieve maatstaven, geen universele waarheden. Gedrag kan op
zichzelf normaal zijn zelfs als we ons er beledigd of verward door voelen.
3. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit = normaal gesproken vormen onze zintuigen en cognitieve
processen ene accurate mentale representatie van onze omgeving. Als iemand dingen ziet of stemmen
hoort die er niet zijn zeggen we dat hij hallucineert wat we in onze cultuur als afwijkend beschouwen.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon = persoonlijk lijden als gevolg van problematische emoties als
angst, vrees en depressie kan afwijkend zijn. In situaties wanneer dit wel als normaal kan worden gezien
zoals bij het overlijden van een geliefde zou de afwezigheid van een emotionele reactie juist als afwijkend
kunnen worden gezien. Heftige emoties vinden we in principe niet afwijkend, tenzij ze lang aanhouden
nadat de aanleiding is verdwenen.
5. Ongepast of contraproductief gedrag = gedrag dat onprettige gevoelens oproept in plaats van bevrediging
vinden we over het algemeen afwijkend. Gedrag dat ons beperkt in ons vermogen om bepaalde rollen te
vervullen of ons weerhoudt om ons aan te passen kan als afwijkend worden opgevat. Zoals alcohol
gebruik. Agorafobie; angst om in openbare ruimtes te begeven wordt ook als afwijkend gezien omdat het
de betrokkene beperkt in haar vermogen om te werken en om sociale verantwoordelijkheden te dragen.
6. Gevaar= gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen noemen we gewoonlijk
afwijkend. Sociale context van groot belang. Wat ons betreft kan elke vorm van extremisme, los van
cultuur, geloof of politieke overtuiging, waarbij mensen worden vervolgd of vermoord als abnormaal
worden beschouwd. (ideologie (IS), zelfdoding, aanslagen ect).
bij invalshoeken (modellen) moet er goed onderscheidt worden gemaakt tussen:
Welk gedrag wel of niet als afwijkend beschouwd wordt en welke karakteristieken het dan heeft. Wat
beschouwd wordt als de oorzaak van afwijkend gedrag. Hoe wordt omgegaan met de persoon die afwijkend is
en hoe diegene wordt behandeld. Of, en zo ja hoe, de cultuur bijdraagt aan afwijkend gedrag.
Culturele aspecten van afwijkend gedrag
Concepten van gezondheid en ziekte kunnen in verschillende culturen verschillende betekenissen hebben.
Abnormale gedragspatronen kunnen zich in verschillende culturen op verschillende wijzen uiten. Zelfs de
woorden waarmee we psychische stoornissen beschrijven kunnen in andere culturen een andere betekenis
hebben. We moeten erachter zien te komen hoe mensen in die culturen met emoties omgaan en deze ervaren,
inclusief gevoelens van depressie en angst. Uit de verschillen blijkt wel hoe belangrijk het is dat we uitzoeken of
onze opvattingen over afwijkend gedrag en emoties ook in andere culturen toepasbaar zijn.
Ethisch zorg verlenen
1. Persoonlijkheidskenmerken = de verpleegkundige heeft met zichzelf te maken: hoe zij is als mensen
diepte van betrokkenheid, mate van inzet, mate van kwetsbaarheid, doelen die ze nastreeft, kwaliteit
van het verantwoordelijkheidsbeleving, haar levensverhaal ect.
2. Ethische intuïtie = negatieve contrastervaring. Contrast is in de ervaring tussen datgene wat iemand
intuïtief als goede zorg ervaart en wat de concrete werkelijkheid is.
3. Ethische reflectie = de ethische geladenheid van probleemsituaties in de praktijk stelt de
verpleegkundige voor de opdracht om te reflecteren op haar eigen zorgend handelen.
Praktisch ethisch model
Methodiek die geschreven is om met elkaar in gesprek te gaan over goede zorg. Negen elementen:
Voorwaarden: het aannemen van grondhoudingen, het voeren van dialoog. Aandachtspunten: analyseren van
de situatie, het zoeken naar handelingsmogelijkheden, verhelderen van motieven, inschatten van effecten.
Evaluatie: het uitspreken van intuïtie, het verduidelijken van normen, het evalueren van waarden.
, Het werkveld van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) beschrijven, de verschillende settingen noemen
waarbinnen behandeld wordt (gesloten, open, ambulant, dagbehandeling etc.) en de rol van de
(psychiatrisch) verpleegkundige binnen het multidisciplinaire team beschrijven.
Werk terreinen psychiatrie
Kinder- en jeugd psychiatrie: Specifieke benadering bij een kind, Ouders betrokken. Andere ziektebeelden
(Autisme, ADHD)
Volwassenen psychiatrie: Verschillende afdelingen o.b.v. hoofddiagnose
Ouderen psychiatrie: Vaker lichamelijke oorzaak. Meer co-morbiditeit, Andere omstandigheden.
Levensfase problematiek
Klinische psychiatrie: Acute opname afdeling, Dagbehandeling, Langdurige opname afdeling
Ambulante psychiatrie: Thuiszorg, Bemoeizorg
Verslavingszorg: Dubbeldiagnose
Forensische psychiatrie (opname ter observatie of tbs)
Ziekenhuis psychiatrie (combinatie met lichamelijke ziekten): PMU
Settingen
Extramuralisering en ambulante (verpleegkundige verplaats zich naar de patiënt) verpleegkunde
Er naar streven om patiënten buiten de muren van de kliniek dezelfde zorg te bieden als er binnen
(extramuraliseirng) Sociale psychiatrie: houdt zich bezig met de zorg voor de patiënten die niet opgenomen
zijn, maar in de maatschappij vertoeven. Zelfmanagement kan het best worden uitgevoerd in een natuurlijke
omgeving waarbij de patiënt onderdeel is van de maatschappij. Stigma’s kunnen dit belemmeren. Voor
destigmatisering is een gecoördineerde invloed van allerlei maatschappelijke factoren nodig zoals het gevan
van informatie aan doelgroepen, het bespreekbaar maken van de effecten van stigma’s op scholen, rolmodel
willen zijn en het aanpassen van beleid.
Gevolg voor de verpleegkundige: groter werkterrein meer samenwerking met maatschappelijke instanties en
meer creativiteit in het handelen in thuissituaties.
Algemene systeemtheorie = in de ambulante psychiatrie ligt de focus op de patiënt met zijn problemen in
relatie tot zijn omgeving. De systeemtheorie laat zien dat er op alle niveaus een relatie bestaat met de
gepresenteerde problemen. Een ambulante verpleegkundige zal vaak een brede analyse maken van een
probleem van een patiënt. Vier niveaus:
1. Lichamelijk niveau: alle aspecten die uitdrukking geven aan de lichamelijke constitutie en gesteldheid op
een bepaald moment. (drugs gebruik, medicatie ect)
2. Individueel niveau: alle aspecten die uitdrukking geven aan de mentale processen en de ontwikkeling van
een persoon (intelligentie, coping gedrag ect)
3. Sociaal niveau: alle aspecten die uitdrukking geven aan het sociale netwerk en sociale steun
4. Maatschappelijk niveau: alle aspecten die uitdrukking geven aan de maatschappelijke positie en het
maatschappelijk functioneren (arbeid, culturele, uitkering ect.)
Sociale relaties = vormen een fundament in het hebben van het gevoel ergens bij te horen. De basis voor
ontwikkeling en handhaving van de eigen identiteit en het zelfrespect. Buffer op stressvolle situaties.
Maatschappelijk steunsysteem: netwerk van personen, diensten en voorzieningen, waar van mensen met
ernstige psychische stoornissen zelf deel uitmaken en dat hen op vele manieren ondersteunt om in de
samenleving te participeren.
ACT (assertive community treatment) = gezamenlijke teambenadering van alle patiënten (shared casload) en
een brede multidisciplinaire aanpak. Alle teamleden hebben contact met alle patiënten. In de ochtend worden
alle patiënten besproken. Richt zich op de moeilijkste groep binnen de groep langdurig zorgafhankelijke
patiënten (binnen de psychiatrisch ziekenhuis)
FACT = Nederlandse versie. Buiten de psychiatrisch ziekenhuis. Richt zich op de gehele groep. Flexibel-act
omdat er door een medewerker kan worden gezorgd maar ook weer door meerdere. Hoofdproducten:
1. Cure (richtlijnconform behandeling)
2. Care (zorg, verpleging, rehabilitatie)
3. Crisisinterventie (opnamen voorkomen verkorten, zorg en behandeling in thuissituatie opschalen, 24-
urrbereikbaarheid garanderen)
4. Community support (maatschappelijk steunsysteem bouwen en benutten, arbeid mogelijk maken ect)
, 5. Cliëntdeskundigheid ondersteunen (empowerment, ervaringswerkers, herstel)
6. Controle (uitvoeren BOPZ maatregelen, veiligheid in de wijk)
7. Check (evalueren van effecten van zorg op individueel en groepsniveau)
Kenmerken langdurig zorgafhankelijk patiënten: psychiatrische stoornis volgens de DSM5, beperking in sociaal
functioneren, chronisch verloop van de stoornis, langdurig contact met de GGZ, min of meer complexe
problematiek, zorgvragen op meerdere levensterreinen.
Multidisciplinair werken in de psychiatrie Psychiater, Psycholoog. Psychotherapeut, Psychiatrisch
verpleegkundige, Sociaal psychiatrisch verpleegkundige (post HBO), Maatschappelijk werk, Vaktherapeut
(Creatieve therapie (kunst, muziek of dans), Psycho motorische therapie), Maar ook: Politie, huisarts,
woningbouw, vrijwilligerswerk, gemeente
Terwijl artsen en psychologen zich primair richten op de behandeling van de stoornis, richt de verpleegkundige
zich vooral op de gevolgen die deze stoornis heeft voor de patiënt en de daaruit voortvloeiende zorgbehoeften.
Taken verpleegkundige
Verplegen: dient een specifiek doel, omvat een specifieke manier van interveniëren, vindt plaats in een
specifiek domein, is gericht op persoon als geheel, is gebaseerd op ethische waarden, betekent commitment
aan partnerschap. Holistische mensvisie (totale mensbenadering) en spiritualiteit (patiënt kracht geven om zijn
leiden te doorstaan). Visie op zorg: betrekking op de inhoud en aanbod van de zorg. Visie op samenwerking: de
organisatie van zorg. BNB2020: de vpk als zorgverlener, communicator, samenwerker, reflectieve EBP
professional, gezondheidsbevorderaar, organisatie en professional en kwaliteitsbevorderaar.
Het verpleegkundige proces =probleemoplossende methode. Helpt bij het maken van beslissingen en
problemen op te lossen.
Fase Activiteit
Anamnese Verzamelen en ordenen van de gegevens
(1) Verzamelen (gesprek, observatie ect) (2) verifiëren (kijken naar de subjectieve en
objectieve gegevens en het nagaan van tegenstrijdige gevoelens) (3) ordenen en
vaststellen
Diagnose Vaststellen van de huidige gezondheidstoestand
(1) Vaststellen (2) verifieert het met de patiënt (3) legt het vast zodat resultaten zodanig
kunnen worden opgesteld (4) stelt feitelijke of potentiële risico’s, veiligheid of barrières,
omgevingsfactoren (5) classificatiesysteem voor het benoeming van diagnose
Planning van de resultaten Bepalen van wenselijke resultaten
Planning van de Selecteren van de verpleegkundige interventies
interventies Initiële planning: eerste contact tot het ontslag
Voorgangsplanning: nieuwe gegevens worden verwerkt
Ontslagplanning: voorbereiding op ontslag
Geautomatiseerde zorgplanning: zorgplannen worden gemaakt
Allesomvattend verpleegkundig zorgplan
Multidisciplinaire zorgplanning
Uitvoering Uitvoering van het zorgplan
Evaluatie Vasstellen of de beoogde resultaten zijn bereikt
Intuïtie = een door onmiddellijke innerlijke aanschouwing verkregen voorstelling; onmiddellijke, niet op
begripsdenkend en redenering berustende overtuiging van de waarheid. Intuïtie is het vermogen van onze
hersenen om aanwijzingen en informatie te geven buiten de begrenzing van ons beperkte bewustzijn. De
ontwikkeling van intuïtie vindt plaats op basis van eerdere ervaringen. Deze ervaringen worden bewerkt door
onbewuste reflecties en intuïtie is een resultaat van deze bewerkingen. Als verpleegkundige is het daarom
belangrijk om bij een niet pluis gevoel te handelen.
Werken met groepen
Verpleegkundigen hebben in de GGZ veel te maken met groepen, hierbij zijn ze verantwoordelijk voor het
vormgeven van de behandeling van patiënten die zijn opgenomen in een groep.