Complete samenvatting van het boek Natuuronderwijs inzichtelijk, voor het vak Wereldorientatie 1 van Hogeschool Inholland. De samenvatting behandelt onderwerpen zoals planten, dieren, het menselijk lichaam, ecologie, natuurkunde en techniek.
Planten hebben een groene kleur doordat er bladgroen in de cellen van de planten zit. Als een plant
bladeren heeft, zit het bladgroen voornamelijk in de bladeren. Bladgroen speelt een belangrijke rol
bij fotosynthese. Dit is het proces dat planten in staat stelt met behulp van zonlicht hun eigen
voedsel te maken. Zuurstof is een belangrijk ‘bijproduct’ van fotosynthese.
De diversiteit aan soorten in het plantenrijk zijn te verdelen in hoofd- en subgroepen. Deze indeling
is gebaseerd op de mate van verwantschap tussen soorten.
De wieren hebben geen echte wortels, stengels en bladeren. Wieren leveren meer dan de helft van
de zuurstof in de atmosfeer. Eencellige wieren worden ook wel algen genoemd. Meercellige wieren
vormen lange draden of hebben zelfs bladachtige vormen.
Een korstmos is een samenleving tussen een alg en een schimmel, waardoor deze soort onder de
wieren hoort. Deze samenlevingsvorm wordt symbiose genoemd.
Mossen zijn landplanten, maar hebben wel een vochtige leefomgeving nodig. Mossen hebben geen
wortels, maar een soort haartjes waarmee ze zich aan de bodem vasthechten. Om het benodigde
water goed vast te houden en verdamping tegen te gaan, groeien mosplanten in groepen bij elkaar.
Er worden kussentjes gevormd van vele mosplanten bij elkaar. Voor de voortplanting produceren
mossen sporendragers of sporenkapsels. Dat ziet eruit als een soort doosje aan een steeltje, in het
doosje worden sporen gevormd. Bij droog weer springt dat doosje open en worden de sporen als
stof door de lucht vervoerd.
Paardenstaarten zijn beter aangepast aan een droger landleven. Ze hebben echte wortels en hun
bladeren en stengels hebben een wasachtige laag om uitdroging tegen te gaan. Ook bevatten de
stengels en bladeren vaatbundels waarmee water en voedingsstoffen door de plant kunnen worden
getransporteerd, en houtachtig materiaal dat zorgt voor stevigheid.
Varens groeien uit een wortelstok en hebben meestal grote veernervige bladeren. De sporendragers
van de varen zitten aan de onderkant van de bladeren, zo zijn ze beter beschut tegen de regen.
Zaadplanten zijn het best aangepast aan een droog landleven. Zij hebben een uitgebreid
wortelstelsel en vaatbundels. De stengels en bladeren hebben een wasachtige laag tegen uitdroging.
Zaadplanten kunnen ook het hoogst worden, denk maar aan loof- en naaldbomen. De planten
planten zich voort door zaden. Een zaad is veel groter dan een spore en bevat een embryonaal
plantje met voedsel voor de kiemperiode. Tijdens deze periode barst de zaadhuid open en
ontwikkelt het plantje zich tot een kiemplantje met een wortel, stengel en bladeren. De zaadplanten
kun je onderscheiden in twee subgroepen: de coniferen en de bloemplanten.
,Coniferen hebben geen bloemen en vruchten, maar hun zaden ontwikkelen zich op de houtige
schubben van de kegels(dennenappels bijvoorbeeld). Coniferen noem je ook wel naaktzadigen
omdat de zaden zich niet in een vrucht ontwikkelen, maar open en bloot op de schubben van kegels
liggen.
Tot de groep van de bloemplanten behoren loofbomen, struiken en kruidachtige planten.
Bloemplanten hebben bloemen die een centrale rol spelen bij de voortplanting. Na bestuiving vindt
de bevruchting plaats in het vruchtbeginsel. Dat groeit uit tot een vrucht met een rijpe zaad. Daarom
noemt men bloemenplanten ook wel bedektzadigen.
Planten kunnen sneller groeien als de omstandigheden gunstig zijn. Er moet aan een aantal
belangrijke groeivoorwaarden zijn voldaan. Voor een plant zijn deze groeivoorwaarden licht,
koolstofdioxide, zuurstof, water, voedingszouten en warmte.
De bouw en functie van bladeren
De belangrijkste functie van bladeren is het aanmaken van voedsel voor de eigen plant door middel
van fotosynthese. Dit vindt plaats in de bladgroenkorrels. Als belangrijk bijproduct van de
fotosynthese ontstaat zuurstof.
Een blad heeft meestal een brede, platte vorm waardoor er een groot oppervlak ontstaat waarmee
licht opgevangen kan worden. De benodigde koolstofdioxide kan niet zomaar door de opperhuid van
het blad heendringen. Daarvoor heeft het blad openingen in de ‘huid’, die huidmondjes genoemd
worden. Deze zitten vooral aan de onderkant van het blad.
De bouw en functie van wortels
Het wortelstelsel van een plant heeft twee belangrijke functies. Wortels verankeren een plant stevig
in de grond. Daarnaast nemen de wortels water en voedingszouten op uit de bodem.
De plant heeft water nodig voor het proces van fotosynthese en het verkrijgen van stevigheid.
De kleinste vertakkingen van de wortels nemen water en voedingsstoffen op. Soms heeft een plant
één hoofdwortel met zijwortels. Vlak achter de toppen van alle wortels en hun zijtakken zitten kleine
wortelharen, die zorgen voor de wateropname.
Soms hebben wortels nog een derde functie. Ze kunnen dienen als opslagplaats voor
reservevoedsel.
De bouw en functie van stengels
De stengel draagt de bladeren die daardoor een gunstige plaats kunnen innemen ten opzichte van
het licht. Daarnaast geeft een stengel stevigheid aan een plant. Als de stengel groen is, vindt er ook
fotosynthese plaats in de stengel. De belangrijkste functie van de stengel is het transport van water
en voedingsstoffen. De stengel beschikt over een uitgebreid vaatbundelstelsel. Een vaatbundel
bestaat uit twee soorten vaten: de bastvaten en de houtvaten. De bastvaten liggen het dichtst bij de
buitenkant van de stengel en vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant. De
houtvaten liggen meer naar het midden van de stengel en vervoeren water en zouten vanuit de
wortels omhoog. De celwanden van de houtvaten zijn extra verstevigd met houtstof.
Tussen de bastvaten en houtvaten zit een dun laagje cellen, het cambium, dat voortdurend nieuwe
cellen aanmaakt. Hierdoor kan een plant ook in de dikte groeien.
Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
Je kunt een onderscheid maken tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Veel
, planten kunnen zich op beide manieren voortplanten. Bij ongeslachtelijke voortplanting kan een deel
van de plant uitgroeien tot een nieuwe plant. De nakomelingen die ontstaan, beschikken over
hetzelfde erfelijk materiaal als de ouderplant.
Bij geslachtelijke voortplanting vindt er een versmelting plaats van een mannelijke geslachtscel met
een vrouwelijke geslachtscel. Hierbij ontstaat er een variatie binnen één soort.
De bouw en functie van bloemen
Bij de geslachtelijke voortplanting van bloemplanten spelen de bloemen een centrale rol. De stamper
is het vrouwelijk geslachtsorgaan van een bloem en vormt de vrouwelijke geslachtscellen in de
zaadbeginsels. Als de vrouwelijke geslachtscellen zijn bevrucht groeien de zaadbeginsels uit tot
zaden. Het vruchtbeginsel groeit mee en vormt een beschermende vrucht om het zaad.
Meeldraden zijn de mannelijke geslachtsorganen van een bloem. De helmknoppen produceren de
stuifmeelkorrels die de mannelijke geslachtscellen bevatten.
Bij de meeste plantensoorten zie je dat de stampers en meeldraden in één bloem zitten. Deze
bloemen noem je tweeslachtig.
De belangrijkste mechanismen zijn insectenbestuiving en windbestuiving.
Bevruchting
Alleen als de stempel rijp is en bestoven door stuifmeel van een andere soortgenoot kan er
bevruchting plaatsvinden.
Zaadverspreiding
Bij de verspreiding van zaden kun je drie manieren onderscheiden: zaadverspreiding door dieren
(sappige en opvallend gekleurde vruchten) , zaadverspreiding door de wind(bijv. Paardenbloem) en
zaadverspreiding door de plant zelf(sommige planten kunnen de zaden wegschieten).
Veranderingen van de leefomgeving
Een nieuwe fase in de levenscyclus van planten en bomen wordt voornamelijk veroorzaakt door een
verandering in de daglengte(aantal uren daglicht per dag).
Het schimmelrijk
Het schimmelrijk is veelvormig. Bekende eencellige schimmels zijn de gisten. De meercellige
schimmels bestaan uit lange, vertakte draden en leiden meestal een verborgen bestaan omdat ze in
hun voedsel of in de voedselrijke grond verboren zitten.
De meeste paddenstoelen kun je in 3 hoofdgroepen indelen: de plaatjeszwammen(plaatjes, strepen
onder de hoed), de buisjeszwammen(buisjes, stipjes onder de hoed) en de
stuifzwammen(bolvormig).
De voedingswijze van schimmels
De schimmels die hun voedsel uit levende organismen halen, noem je parasieten. De meeste
schimmels halen hun voedingsstoffen uit dode organismen. Deze schimmels noem je saprofyten, ze
spelen een belangrijke rol in de voedselkringloop.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sophiejansen6. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.