Samenvatting - Psychopathologie en psychiatrie (P0M34A)
11 views 0 purchase
Course
Psychopathologie en psychiatrie (P0M34A)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Deze beknopte samenvatting omvat een overzichtelijke weergave van alle slides, de lesnotities en de zelfstudie hoofdstukken uit de cursus. Dit is een integratie van zowel volwassenenpsychiatrie als kinderpsychiatrie.
Psychopathologie en Psychiatrie
1. Diagnostiek en DSM
1. Inleiding
1. Madness (insanity)
Term impliceert geen oorzaak
Beschrijft gedrag(sverandering)
• Persoonlijkheidsverandering
• Niet meer zichzelf zijn, ‘bezeten’
• Demonologie
2. T. Sydenham
Vader moderne medische nosologie, classificatie-leer
Concept afzonderlijke ziekten met eigen
• Symptomen
• Verloop
• Prognose
Chorea van Sydenham
3. Medisch model Somatogene hypothese
Ziektebegrip beïnvloed door 2 ontdekkingen
1. Correlatie klinisch syndroom met post-mortem afwijkingen
2. Ontdekking van micro-organismen als ziekteverwekkers: microbe-theorie (>1850)
Vb. Syphillis
• SOA
• ulcera - necrose - gebrekkige coördinatie - apathie - dementie
• Psychiatrische ziekte – biologische oorzaak
4. Eind 18e – begin 19e eeuw
• Oprichting van asielen: Insane asylum, lunatic asylum
• Insanity → nu psychose: EPA (ernstige psychiatrische aandoening)
• Pinel
o Nosographie philosophique ou la méthode de l'analyse appliquée à la médecine
• Statistical classification of institutionalised mental patients (1844)
o Voorloper DSM
o Beperkt aantal diagnosen
• Kraepelin
o Groepeert ziektebeelden op basis van gemeenschappelijke patronen van symptomen
(syndroom)
o Afzonderlijke entiteiten
o Eigen oorzaak
o Compendium der psychiatrie 1883
5. Begin 20e eeuw
Nood aan classificatie neemt toe:
• Andere settings: ambulante psychotherapeutische praktijken
• Niet psychotische aandoeningen: neurosen, persoonlijkheidsproblematiek
, 2. International Classification of Diseases
1. ICD-11
In 1853: een opsomming van de doodsoorzaken
Vanaf 1948: psychiatrische stoornissen
2. DSM-I (1952)
Gebaseerd op etiologische theorieën
• Psychogeen (psycho-analyse)
• Niet gebaseerd op empirische data
Opkomst van medicatie → nood aan verband tussen diagnose en behandeling
3. DSM-II (1968)
Psycho-analyse
• Nadruk op context
• Ervaringen jeugd
• Niet gebaseerd op empirische data
Psychobiologie van Meyer
• Anti-kraepeliniaans/biologisch reductionisme
• Invloed van sociale en psychologische factoren (reactietypen)
• Niet gebaseerd op empirische data
Diagnose is subjectief: Schizofrenie in VS 2x VK
→ Nood aan internationale afspraken voor diagnostiek, eenduidige criteria
4. DSM-III (1980)
• A-theoretisch
o Geen etiologische theorie
o Geen psycho-analytisch denken
• Observeerbaar
• Descriptief
• Categoriaal
o Concept van onderscheiden ziekte-entiteiten
Diagnose
1. Doel
• Vaststellen van symptomen (ziektetekens, teken dat er een ziekte is)
o Samenhang en verloop
• Beschrijven, verklaren en begrijpen van toestand
o Symptomen en hun samenhang
o Lichamelijke en psychische oorzaken
o Sterke/kwetsbare kanten van persoonlijkheid
o Invloed van gedrag – onderhouden/oplossen van problemen
• Instellen van behandeling
2. Type
Syndroomdiagnose Structuurdiagnose
Descriptieve diagnose (enkel beschrijvend) Beschrijvend
Geen info over etiopathogenese Info over etiopathogenese
Waardoor en op welke wijze het syndroom ontstaan is
,3. Beïnvloedende factoren bij structuurdiagnose
Neurobiologisch en psychologisch
1. Predisponerende factoren
Factoren die iemand kwetsbaar maken.
2. Luxerende factoren
Factoren die de stoornis uitlokken.
3. Onderhoudende factoren
Factoren die de stoornis onderhouden of versterken.
Classificatie
1. Kenmerken
Doel: identificeren van groep patiënten met vergelijkbare kenmerken.
• Behandeling
• Prognose voospellen
Communicatie: psychiatrisch esperanto (hulpverleners onderling, onderzoek…)
Kenmerken:
• Gebaseerd op etiopathogenese en prognose.
• In psychiatrie: niet met zekerheid
• Grotendeels syndroomdiagnosen
Betrouwbaarheid Validiteit
Interbeoordelaars-betrouwbaarheid (>0.60) Valide diagnose zorgt voor
onderscheid van andere diagnoses
Test-hertest-betrouwbaarheid
2. Categoriaal vs. dimensioneel
• Geen kritiek ziekte-concept, maar eerder categoriaal model, want in werkelijkheid geen
scherpe grenzen tussen…
o Ziek-gezond (veel criteria horen ook bij normaliteit)
o Tussen diagnosen (overlap tussen categoriale diagnosen/te veel co-morbiditeit)
• Vat complexe klinische realiteit niet (ongespecificeerd)
Meeste aandoeningen op spectrum (gemeenschappelijke symptomen, neuraal substraat,
risicofactoren…).
1. Depressieve stemming Kernsymptoom
Vb. depressie 2. Verlies van interesse of plezier Kernsymptoom
3. Veranderde eetlust/gewicht
Minstens 5 symptomen waarvan minstens 1 kernsymptoom. 4. Insomnia/hypersomnia
Sprake van tegengestelde symptomen vb. bijkomen/afvallen in 5. Psychomotorische agitatie/remming
6. Moeheid of energieverlies.
gewicht… 7. Gevoel van waardeloosheid of schuldgevoelens
2 patiënten kunnen diagnose depressie krijgen zonder 1 symptoom 8. Verminderde concentratie of besluiteloosheid
9. Terugkerende gedachten aan dood of suïcide.
te delen.
Kwetsbaarheid – Stress model
Heritabiliteit van psychiatrische aandoeningen verschilt vb. zeer hoog bij autisme, bipolaire stoornis,
schizofrenie en ADHD (polygene overerving).
Predisponerende factoren hebben te maken met de kwetsbaarheid. Uitlokkende
factoren hebben te maken met stress-factoren. Bij een hoge kwetsbaarheid in
,combinatie met lage stress kan het zijn dat er nog onder de drempel gebleven wordt.
Kritiek op medisch model en DSM
Vb. anti-psychiatrie – Szasz, DSM is niet a-theoretisch – Delespaul, vanuit sociale psychologie:
diagnose is inhumaan, geen verschil tussen mensen die gelabeld worden als psychiatrisch ziek en
anderen.
Onderzoek: On being sane in insane places
Participanten deden alsof ze auditieve hallucinaties hadden. Na de opname ‘normaal’, maar pas na
dag 19 vrij. De psychiatrie zei dat pseudopatiënten zou herkennen en dat ze die moesten sturen. Er
waren bijna 200 nieuwe patiënten, ze hadden hier een deel van ontmaskerd, maar er was geen
enkele pseudoparticipant gestuurd.
2. Psychotische stoornissen
1. Psychose
1. Kenmerken
• Verlies van contact met de realiteit
Iets zien/denken wat er niet is
• Verbrokkelen psychisch functioneren
Stoornis waarnemen, denken, voelen, handelen, plannen, impulscontrole
• Geen/beperkt/wisselend ziekte-inzicht
Gestoord realiteitsbesef is een centraal kenmerk, maar toch besef dat er iets mis is.
2. Psychotische episode
Minstens 2 symptomen waarvan minstens 1 van de eerste 3.
1. Wanen
2. Hallucinaties
3. Onsamenhangende spraak
4. Ernstig chaotisch gedrag
5. Negatieve symptomen
3. Psychotische belevingen
• Transiënt
• Normaal functioneren
o Rouw
o Subklinische psychotische ervaringen (geen lijden/hulp zoeken)
• Differentiaal diagnose
o Adaptieve, situationeel verklaarde achterdocht, jaloezie…
Wanen
Inhoudelijke denkstoornis
• Onjuiste niet-corrigeerbare overtuigingen met subjectieve zekerheid
• Egosyntoon (ik-eigen)
• Soorten wanen
o Paranoïde wanen
o Betrekkingswanen
Overtuiging toevallige gebeurtenis is naar jou gericht vb. lied op radio.
o Beïnvloedingswanen
Overtuiging onder invloed staan van iemand anders.
, o Ondergangswanen
o Nihilistische wanen
o Grootheidswanen
• Classificatie
o Thought insertion (gedachten inbrengen)
Vreemde gedachten worden geïmplanteerd.
o Thought withdrawal
Eigen gedachten worden aan geest onttrokken vb. buren stelen gedachten.
o Thought broadcasting
Gedachten worden uitgezonden vb. op website staan.
• Differentiaaldiagnose
o Obsessies
Opgedrongen, ongewild, egodystoon en inzicht.
o Overwaardige ideeën
Idee met overdreven veel waarde.
o Magisch denken
Geloven dat bepaalde handelingen bepaalde gevolgen hebben.
o Bijgeloof
Verwijzen stemmen naar schizofrenie? Nee. Stemmen komen ook voor in normale populatie,
borderline (50%) en andere stoornissen.
Stemmen bij gezonde individuen:
• Ervaren meer controle
• Minder frequent stemmen
• Stemmen vaker positief (steun)
• Vanaf jongere leeftijd al stemmen
• Evenveel intern als extern
Gustatieve, olfactorische en tactiele hallucinaties kunnen ook tekenen zijn van organische oorzaak,
tumor, epilepsie of druggebruik → beeldvorming nodig om dit uit te sluiten.
1. Syndroom van Charles Bonnet
Goeie hallucinaties
, • Visuele hallucinaties (weten dat deze niet echt zijn)
• 10-20% van mensen met matige visusstoornis
• Helder bewustzijn, intact realiteitsbesef
• Verdwijnt meestal na seconden/minuten
• Eenvoudige en complexe hallucinaties
Verstoorde verhoudingen: objecten te groot/klein,
ongewoon van kleur/helderheid.
3. Hypnagoge en hypnopompe hallucinaties
Tijdens het in slaap vallen en het wakker worden.
• Meestal korte en eenvoudige hallucinaties
• Meestal auditief (bel/naam horen)
• Als wakker meteen intacte realiteitsbesef
• Levendige nachtmerries/visioenen
• Hevige emotie (terror)
• Narcolepsie
o Neurologische stoornis, slaap-aanvallen, slaapverlamming
• Niet pathologisch
2. Stoornissen van het denken
1. Inhoudelijke denkstoornissen
• Wanen
• Obsessies
• Overwaardige ideeën
• Magisch denken
2. Formele denkstoornissen
• Gestoord verloop
o Ideeënvlucht, versperring, obstructie of inhibitie van de gedachtegang, perseveratie
• Gestoorde organisatie of vorm
o Neologismen, privaatsymboliek, incoherentie (extreem ‘word salad’), associatief
overinclusief denken (voortdurend irrelevante associaties), concretisme
3. Waarnemingsstoornissen
1. Kenmerken
• Foutief waargenomen/geïnterpreteerde bron
• Hersenen verwerken externe prikkel verkeerd
• Afhankelijk van gemoedstoestand
2. Soorten
, • Pareidolia: betekenisvolle dingen zien in niet-betekenisvolle dingen.
• Metamorfopsie: rechte lijnen ineens krom zien.
• Synthesie: kleuren proeven, smaken zien (geen pathologie)
2. Dementia praecox – Kraepelin
Verbrokkeling psychisch en cognitief functioneren.
• Vroeg begin, chronisch verloop
• Toenemende invalidering en cognitieve disfuncties
o Verblödung (deterioratie)
o Schwachsinn (mentale zwakte)
o Defekt (defect)
• 1 oorzaak
3. Schizofrenie-en – Bleuler
• Fragmentatie denkproces
• Partieel herstel mogelijk
• Vier A’s
o Autisme
o Associatiezwakte: niet goed logische verbanden kunnen leggen
o Affect inappropriateness
o Ambivalentie: tegenovergestelde emoties bij 1 ervaring
4. Salience Dysregulation Syndrome
• Probleem met toekennen van belang aan waarnemingen
Vb. je hoort iemand roepen: geen belang aan hechten, afvragen of die persoon misschien
naar jou roept, afvragen of die persoon misschien negatieve dingen naar jou roept…
Symptoomdimensies
Excess Verstoring/overmaat van normale functie zoals 1. Wanen
+ 2. Hallucinaties
hallucinaties, wanen en chaotisch gedrag.
3. Onsamenhangende spraak
4. Ernstig chaotisch gedrag
Deficit Verminderen/verdwijnen van normaal intellectueel, 5. Negatieve symptomen
-
sociaal, emotioneel functioneren.
1. Kurt Schneider: symptomen van eerste orde/Schneideriaanse symptomen
•
•
Indicatief voor schizofrenie
Auditieve hallucinaties
o Gedanke laut werden
+
o Stemmen die bevelen, commentaar geven, discussiëren
• Wanen
, o Gedachten worden uitgezonden, weggenomen, opgelegd (broadcasting, insertion,
withdrawal)
o Bizarre interpretaties van normale gebeurtenissen vb. witte auto is teken dat ik
president moet worden.
2. Negatieve symptomen
Symptoom
Alogie - Spraakarmoede
Functie
Vloeiend denken/spreken
-
Affectieve vervlakking - Blunted affect Emotionele expressie
Avolitie Gedrevenheid/motivatie/initiatief
Anhedonie Emotionele respons
Asociaal Sociaal gedrag
• Primaire negatieve symptomen (deel van ziektebeeld)
• Secundaire negatieve symptomen (secundair aan andere symptomen)
o Positieve symptomen vb. terugtrekken door paranoia
o Depressie vb. terugtrekken
o Antipsychotica vb. spierbijwerkingen
o Middelenmisbruik
o Omgevings- en emotionele deprivatie vb. hospitalisatie
Kenmerken:
• Voorspeller ongunstige outcome
• Beperkt sociaal functioneren en netwerk
• Meest belastend voor familie en verzorgers
• Gerelateerd aan cognitieve disfunctie
3. Types schizofrenie
Positieve en negatieve symptomen zijn
dimensies die bij eenzelfde persoon in
verschillende graad gecombineerd
kunnen voorkomen. Dus het zou kunnen
dat de cirkels overlappen.
NL: neuroleptica
4. Affectieve symptomen
• Affectieve vervlakking
• >50% depressie (post-psychotische depressie)
• Depressie geassocieerd met
o Meer psychotische episoden
o Middelengebruik
o Slechte kwaliteit van leven
o Suïcide
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psychologiestudentKUL. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.