NU - Pedagogisch werk profielboek onderwijs assistent didactiek
Dit is een samenvatting voor het examen TE 3 Pedagogiek voor de opleiding onderwijsassistent. De theorie komt uit de boeken: Nu pedagogisch werk Profielboek onderwijsassistent, Didactiek en Nu pedagogisch werk profielboek onderwijsassistent, Pedagogiek.
Het is belangrijk om goed te kijken en luisteren naar de kinderen. Dit doe je om de
kinderen te begrijpen.
Je neemt bewust en onbewust veel waar. Dit doe je met je zintuigen. Je kan hierdoor
veel waarnemen van een kind. Je hersens geven betekenis aan wat je waarneemt en
bepalen hoe je hierop reageert.
Soms reageer je meteen, zonder na te denken: reflex
Soms denk je na en gaat dan pas handelen of reageren.
Bewust en doelgericht waarnemen: als je ziet dat er iets aan de hand is met een
kind, ga je er juist extra op letten
Bewust en doelgericht waarnemen heet ook wel Observeren.
Observeren: is bewust en doelgericht waarnemen, dit doe je op bepaalde momenten
(bewust) en met een gericht doel, omdat je een specifieke vraag wil beantwoorden.
Soms is er veel te waarnemen, en kan wat je waarneemt niet altijd kloppen, Het is
dan belangrijk dat je idee over de situatie en het kind juist is.
Waarnemingsfouten: je zintuigen helpen bij het observeren, maar ze laten je soms
ook in de steek. Hierdoor kan je fouten maken.
Drie soorten waarnemingsfouten:
Onvolledig waarnemen: Je kunt niet alles waarnemen. Alles gebeurt tegelijk en je
kunt niet zien en horen tegelijk en ook nog opschrijven
Verschillende waarnemen: Je ziet iets anders dan anderen. Twee mensen zien
dezelfde situatie en achteraf geven ze een verschillende uitleg over dingen die
gebeurd zijn.
Onjuist waarnemen: Je neemt het verkeerde waar. Soms zie je een beeld op een
bepaalde manier en even later zie je het anders. Tocht kun je de twee beelden niet
tegelijk zien. Het is dus dan ook mogelijk dat je waarneming nu anders is dan op het
andere moment.
,Invloeden bij observeren:
Tijdens het observeren wil je zo min mogelijk beïnvloed worden door je eigen
ervaringen. (Ervaringen zijn je waarden en normen die je in je opvoeding en leven
hebt mee gekregen).
Waarden: Zijn ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.
Normen: Zijn regels voor gedrag die vanuit de waarden komen.
De waarden en normen die jij in je opvoeding hebt meegekregen beïnvloeden hoe je
naar kinderen kijkt.
Bij het observeren moet je zo min mogelijk selectief zijn.
Selectieve waarnemen: dat je kiest wat je ziet, je stuurt waar je naar kijkt.
Projectief: Gedrag of eigenschappen die je zelf hebt, herken je eerder bij iemand
anders dan de eigenschappen of gedrag die je zelf niet hebt. Bij observeren kijk je
dan naar je eigen ervaringen)
Observatie kan ook bepaald worden door humeur. Als je niet vrolijk ben, kun je heel
anders naar het gedrag van kinderen kijken.
Ook aandacht heeft invloed op hoe je observeert. Je aandacht is niet altijd even
gericht gedurende de dag.
Bij observeren moet je niet selectief en projectief zijn. En letten op je humeur
en aandacht die dag.
Subjectief: je meningen en gedachten die je tijdens observeren erbij betrekt.
Tijdens observeren is belangrijk dat je alles wat je ziet opschrijft. Ook dingen die niet
belangrijk zouden zijn. Je moet dicht bij het gedrag blijven wat je ziet. Je wil het kind
gedrag begrijpen.
Objectief: je schrijft op wat je daadwerkelijk ziet gebeuren. Je noemt dit ook wel
feiten (iets wat je kan controleren).
,7.2 observeren met stappenplan
Met observeren werk je met een stappenplan. Dit stappenplan zorgt voor houvast en
voor dat je niks over het hoofd ziet.
Methodisch observeren: Observeren met een vast stappenplan. Dit geeft een
betrouwbaar resultaat.
Stappenplan
Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren
Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op van het kind
Stap 3: Schrijf de vraagstelling op
Stap 4: Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen
Stap 5: Voer de observatie uit
Stap 6: Orden de gegevens
Stap 7: Geef antwoord op de vraagstellingen
Stap 8: Rapporteer
Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren
Bij een observatie begin je altijd met het opschrijven, waarom je specifiek voor het
kind kiest om te observeren. (Aanleiding)
Aanleiding: Je schrijft op specifiek waarom je het kind gaat observeren.
De aanleiding hoeft niet altijd een probleem te beschrijven. Het kan ook een positieve
situatie zijn. Bijvoorbeeld: Een kind kan goed samenwerken.
Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op van het kind
Je schrijft de gegevens van het kind op.
Zoals:
Leeftijd
Groep
Reden die te maken hebben, waarom je observeert (in welke les het gedrag
vaak voorkomt)
Thuissituatie (ziek geweest, hobby’s, broers/zussen, verhuizing.
Achtergrondgegevens kunnen erg belangrijk zijn bij het antwoord geven op de
observatievraag.
Stap 3: Schrijf de vraagstelling op
Voordat je gaat observeren. Is belangrijk dat je vooraf je zelf een vraag stelt. Zo weet
je wat je precies wil weten en waar je dan precies op moet letten.
In een vraagstelling staat:
Wie je gaat observeren
De naam van het kind hou je anoniem, je doet dit met de voorletter.
, Welk aspect van het gedrag je gaat observeren
Bijvoorbeeld: De aandacht van het kind, waar gaat het elke keer heen.
In welke situatie je gaat observeren
Dus in welke situatie jij gaat kijken naar het aspect, waarvoor jij het kind
observeert. Bijvoorbeeld: tijdens instructie.
Voorbeeld: Waar is de aandacht van M. op gericht tijdens de uitleg van een
activiteit?
Stap 4: Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen
Nadat je je vraagstelling hebt, ga je kijken zoor verschillende methoden om te gaan
observeren. Ook kies je hulpmiddelen die je gaat gebruiken. De hulmiddelen hangen
van de observatiemethoden af die je gaat gebruiken.
hulpmiddelen die je kunt gebruiken:
Potlood
Papier
Laptop
Tablet
Stopwatch
Observatieformulieren
Digitale camera of geluidsrecorder (voordeel, hiervan is dat je later terug kan
horen en zien en ook met andere kan bekijken. Nadeel, je kan niet heel de
omgeving zien en ook gedragen een kind zich anders, als ze weten dat ze
gefilmd worden.)
Als je veel gespreken hebt, kan je het beter opnemen. (Als een kind veel in
zichzelf praat ook bijvoorbeeld) je kan dan precies luisteren wat het kind
allemaal gezegd heeft. Nadeel, gezichtsuitdrukkingen niet zichtbaar,
zithouding, beweging, lichaamshouding.
Het gebruik van observatieformulieren gaan sneller en makkelijker dan papier.
Een nadeel: Dat je soms een bepaalde waarneming uitsluit, omdat dat niet op je
formulier staat.
Stap 5: Voer de observatie uit
Je spreek af met andere, omdat het voor hun duidelijk is en ze niet in de weg
lopen tijdens de observatie. Dit bespreek je:
Wanneer (datum)
Welk tijdstip
Welke dag
Bij het uitvoeren van een observatie noteer je alle waargenomen feiten. Ook kijk je
objectief.
,Stap 6: Orden de gegevens
je verzamelt alle observaties die je hebt gedaan. Je verzamelt eerst de meest
opvallende dingen. En kijk wat je niet hiervoor had verwacht of was opgevallen. Je
schrijft dan ook een korte samenvatting van je observatie.
Stap 7: Geef antwoord op de vraagstellingen
Je geef antwoord op de vraagstelling die je aan het begin van de observatie had
bedacht. Je doet dat door betekenis te geven aan het gedrag dat je hebt
geobserveerd.
Interpreteren: Het geven van een betekenis aan geobserveerd gedrag.
Een onderdeel van een observatieverslag is de interpretatie. Je moet hierin heel
voorzichtig zijn en laten merken dat het nou interpretatie is. Je moet dan duidelijk
onderscheid maken voor de feiten en jouw interpretatie.
Bij het interpreteren maak je gebruik van verschillende gegevens:
Feiten uit observatie
Achtergrondgegevens
Situatie waarin je hebt geobserveerd
Rekening houden met schrijven van interpretatie:
Geef nóóit een verklaring voor het gedrag
Vermijd subjectieve begrippen, zoals onzeker en angstig (onrecht stempel op
kind)
Zorg ervoor dat je geen woorden gebruikt, zoals altijd, erg, nooit (eigen
interpretatie van wat je ziet, maar hoeven niet waar te zijn)
Schrijf in je interpretatie allen over informatie uit je observatie en geen nieuwe
informatie
Stap 8: Rapporteer
Laat je lezen aan de mensen die hier iets aan hebben en hiermee iets kunnen.
Observatierapport: Al je geordende gegevens en je interpretatie zet je samen op
papier.
,7.3 methoden van observeren
Er zijn verschillende methoden om te observeren. Welke methoden je gebruikt hangt
af van wat je wil weten (vraagstelling)
Kwalitatief observeren: het gaat vooral om de vraag HOE het gedrag eruitziet.
Kwantitatief observeren: het gaat vooral om HOE VAAK het gedrag voorkomt.
Kwalitatief Observeren
Je schrijft al het gedrag van het kind tijdens de observatie op. Want je wil weten HOE
de dingen verlopen. Daarom schrijf je het gedrag in een situatie dan ook heel
nauwkeurig op.
Kwalitatief observatiemethoden:
Intervalobservatie
Logboek
Intervalobservatie
Soms heb je al een idee van het gedrag van een kind. Maar weet je niet zeker. Dan
kan je een intervalobservatie uitvoeren.
Je gaat een aantal keren kort het gedrag van het kind observeren op verschillende
momenten. Hierdoor krijg je een uitgebreide beschrijving van het kind zijn gedrag en
dat op verschillende momenten.
Bijvoorbeeld: Je observeert eerst drie minuten, tijdje ertussen en dan weer drie
minuten.
Logboek
Als gedrag steeds in een specifieke situatie voorkomt kan je dit goed bijhouden in
een logboek. Je kan dan elke keer in die situatie observeren en opschrijven wat er
gebeurd.
Logboek: een verslag dat je als een soort dagboek bijhoudt.
Kwantitatief observeren
Wanneer je weet welk gedrag er voorkomt in een situatie kan je kwantitatief
observeren. Je kijkt dan HOE VAAK het gedrag voorkomt (Door te tellen)
,Tijdsteekproef
Als je gedurende een bepaalde tijdsperiode op vaste momenten wil weten wat een
kind doet.
Je noteert in een vast tijdsinterval welk gedrag je op dat moment ziet. (Je omcirkelt
dan het bepaalde gedrag).
Voorbeeld:
Eerst minuut start
Na 20 sec kijken wat kind doet en omcirkel het gedrag
Na 40 sec kijken wat kind doet en omcirkel het gedrag
Na 60 sec kijken wat kind doet en omcirkel het gedrag
Tweede minuut start
Na 20 sec kijken wat kind doet en omcirkel het gedrag
Enz.
Je omcirkelt dan bijv. lo (lopen) of ta (taak)
Checklist
als je veel details van gedrag wilt observeren, gebruik je een checklist.
Omdat je weet welk gedrag je gaat zien, maak je van tevoren een lijst waarop je heel
precies het gedrag noteert dat je denkt te gaan zien. (Dit kan je dan op het einde
invullen met de antwoorden ja, nee, soms)
Je kruist dan aan welk gedrag je bij het kind ziet tijdens de observatie.
Categorieënmethoden
Je kan ook los gedrag dat op elkaar lijst samenvoegen, je doet de observatie dan in
categorieën.
Bijvoorbeeld Negatief verbaal (door de klas roepen, roepen naar andere kinderen)
Je maakt dan een lijstje met verschillende categorieën en je neemt het voor je.
Tijdens de observatie zet je dan streepjes, bij welk gedrag je ziet. Elke keer doe je
dit. Zo krijg je een overzicht hoe vaak het gebeurd is in een instructie bijvoorbeeld.
Voordelen als je een buitenstander bent tijdens observatie
Je kunt je helemaal consenteren op de observatie
Geen directe invloed hebt op de persoon die je observeert
Participerend observeren: je observeert en doe tegelijk mee in de situatie.
Voorbeeld: je gaat kijken hoe iemand een rekensom maakt, je gaat erbij zitten en
komt er al vragend achter welke manier van oplossen het kind gebruikt.
Voordeel: Je komt achter manier van werken
Nadelen: Moeilijk objectief blijven en moeilijk tegelijk observeren en begeleiden.
,7.4 rapporteren
Rapporteren: alles wat je genoteerd hebt bij je observatie maak je een verslag van.
Als je rapporteert laat je eigenlijk zien wat je gedaan hebt (voor ouders, collega’s)
Je doet het niet allen als afronding van een observatie, ook in je dagelijkste werk doe
je vaak verslag van situaties die je hebt waargenomen.
Vormen van rapporteren:
Observatieverslag: Hierin verwerk je alle gegevens van de observatie.
Dagboek: Wordt op kinderdagopvang gedaan, bijgehouden wat kind gedaan
heeft en is ook meer voor de ouders.
Overdrachtsdocument: Dit gebruikt je als je je werk aan het einde van de
dag of dagdeel overdraagt aan een collega.
Voortgangsverslag: Dit beschrijf je als er een handelingsplan is gemaakt
waarin je tussentijds beschrijft wat de vooruitgang is (schoolrapport)
Rapporten kun je:
Papier (schriftelijk rapporteren): Je schrijf als waren alles op van wat je
gezien hebt. Voordeel, je kan het in een dossier (map met alle gegevens van
een kind) stoppen. Dit kan dan door meer mensen gelezen worden.
Mondeling: Bij mondeling vertel je het eigenlijk tegen de persoon (ouders).
Het voordeel is dat je het gelijk kan verstellen, maar nadeel het kan verkeerd
overkomen of de boodschap niet helemaal duidelijk is.
Voorgedrukte rapportage: Een vast formaat rapporteren. (Kijk wat er in de praktijk
als gebruikt wordt)
Vrij rapporteren: Je gebruikt geen vast formaat en maak zelf een opzet
,7.5 Kinderen volgen
Door een kind enkele keren geobserveerd te hebben, is dit niet duidelijk en kan je
een kind ook niet echt helpen. Daarom kun je een kind zijn/haar ontwikkeling volgen
door regelmatig en gericht te observeren. Als er dan iets opvalt wat afwijkt van
normaal gedrag wil je dit weten. Dan ga je kijken in een kind volgsysteem en vergelijk
je deze met een normaler kind van zelfde leeftijdsgroep.
Kind volgsysteem: Een systeem, waar de ontwikkeling van een kind wordt
bijgehouden.
Verschillende reden om een kind te volgen:
Ouders en begeleiders: Willen graag weten waar hun kind is in zijn
ontwikkeling. En activiteiten die aansluiten bij interesses en ontwikkeling van
een kind
Scholen: Willen weten of een kind het lesprogramma kan goed kan volgen of
dat het kind extra hulp nodig heeft.
Landelijk: Afspraak is dat we kinderen volgen om problemen te voorkomen.
Je kan sommige afwijking al vroegtijdig zien en ook snel behandelen.
Ouderbetrokkenheid: Ouders die interesse hebben voor de ontwikkeling van hun
kind en het willen helpen om veder te komen. (Kind ontwikkelt zich hierdoor beter).
Door het bijhouden van kind volgsysteem heb je meer informatie van het kind en kan
je ouders makkelijker informeren. Als er een probleem is, is het makkelijker om in
kaart te brengen.
Een kind volgsysteem is handig voor later, voor je collega’s. Je kan er altijd terug
naar kijken en je collega’s hebben ook een beter beeld van het kind en de situatie.
Maar je moet wel opletten wat je er allemaal inzet en hoe je dit ook vertelt. Want het
probleem kan later al verholpen zijn en toch wordt het kind hier nog op aangekeken.
, Hoofdstuk 8 Een veilig klimaat
8.1 Wat een kind nodig heeft
Vertrouwensfiguur: iemand die ze kunnen vertrouwen en waar ze zichzelf kunnen
zijn. Maar ook die ze begrijpt en ze kan sturen.
Onverdeelde aandacht: Aandacht die allen op hem gericht is. Hierdoor kan een kind
meer vertrouwen in je krijgen.
Complimenten is een vorm van aandacht.
Voorspelbaarheid: het kind weet waar het aan toe is. (Verschillende rituelen)
Voorspelbaarheid zorgt voor een ritme en een veiligheid gevoel. Zo kunnen kinderen
hun wereld overzien en zich binnen de grenzen van de wereld vrij ontwikkelen.
Een kind kan de wereld ontdekken als de ouders of leraar enz deze veilig maken. Dit
doe je aan de hand van regels. Als een kind grenzen ervaart, voelt hij zich vrij om
daarbinnen dingen te verkennen. (Je zorgt voor veiligheid zodat een kind zich kan
ontwikkelen)
Als je in je basishouding warm en belangstellend bent, geeft het ieder kind een
gevoel dat ze welkom zijn. Ook geef je het kind een veilig gevoel door herkenbaar
gedrag te laten zien en een vast volgorde bij activiteiten te hebben. Hierbij bied je
structuur.
Structuur: Een vast ritme, volgorde van dingen. Dit weet het kind en zorgt voor een
vertrouwd gevoel. Het kind weet waar het aan toe is + duidelijkheid.
Ieder kind heeft duidelijkheid nodig om binnen de grenzen en regels te blijven.
Hoe ouder het kind wordt, hoe zelfstandiger het wil zijn. Om zelf dingen te kunnen
doen en eigen beslissingen te kunnen nemen, heeft het houvast nodig. Je bied
structuur aan door grenzen aan te geven en een duidelijk dagritme met regels en
rituelen.
Maar laat het kind zelf een keuze maken in zijn activiteiten. De duidelijkheid en
structuur is een basis waarmee een kind zijn eigen gedrag zal kiezen.
Eenkennig: Het kind wil alleen door dezelfde persoon verzorgd worden en moet niks
van andere weten. (Als er iets verandert, raakt het kind in paniek)
Eenkennigheid is een begin van hechting.
Het kind voelt zich veilig bij de ouders en kan daar dan altijd op terugvallen. (Veilige
basis)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TessLindeman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.