Dit is een uitgebreide samenvatting van alle artikelen die tot de stof behoren voor het tentamen van International Financial Accounting. Ook vind je aan het eind van de samenvatting nog zes pagina's met aanvullende informatie uit de hoorcolleges en de werkcolleges. Met deze samenvatting hoef je zel...
,Feltham & Ohlson (1995)
Valuation and clean surplus accounting for operating and financial activities
Financiële en operationele activiteiten
Operationele en financiële activiteiten leiden tot verschillende boekhoudkundige metingskwesties en
beïnvloeden daardoor de analyse van de marktwaarde van een bedrijf:
• Financiële activiteiten (financial activities): dit zijn activa en passiva met relatief perfecte markten.
Dit zorgt ervoor dat er aannemelijke boekhoudkundige maatstaven ontwikkeld kunnen worden,
waardoor boekwaarden en marktwaarden samenvallen voor deze activa en passiva. Ook is
transactieboekhouding (accrual accounting) voor financiële activiteiten overbodig of eenvoudig.
• Operationele activiteiten (operating activities): dit zijn activa en passiva die vaak niet individueel
verhandeld worden in perfecte markten. Dit zorgt ervoor dat maatstaven gericht zijn op kasstromen
die aangepast zijn voor overlopende posten (accruals). Voor overlopende posten worden
boekhoudkundige conventies gedaan en dit leidt over het algemeen tot verschillen tussen de
marktwaarde en boekwaarde van een bedrijf. Dit verschil wordt niet-opgenomen goodwill
(unrecorded goodwill) genoemd.
Drie basisoverzichten leveren boekhoudkundige data:
• De resultatenrekening;
• De balans;
• Het overzicht met veranderingen in eigen vermogen.
Het model
Dit artikel geeft een model van de relatie tussen de marktwaarde van een bedrijf en boekhoudkundige data
over de operationele en financiële activiteiten. Het model speelt in op de vraag: wat is de relatie tussen de
financiële en operationele activiteiten en waarderingen? Het antwoord wordt gegeven door de zuivere
surplus boekhouding relatie (clean surplus accounting relation). Iedere periode realiseert het bedrijf
kasstromen uit activiteiten. Het verschil tussen de kasstromen en de operationele opbrengsten komt
overeen met de overlopende posten op de balans.
In een going concern bedrijf zijn er vier belangrijke stroom variabelen (flow variables) in iedere periode:
• Operationele opbrengsten (operating earnings): deze bestaan uit de opbrengsten minus diverse
kosten zoals de kostprijs van de verkopen en R&D-uitgaven;
• Netto interestopbrengsten of -kosten (net interest revenues or expenses): deze bestaan uit de
interestopbrengsten minus de interestkosten;
• Kasstromen (cash flows): de ingaande kasstromen die het bedrijf realiseert uit activiteiten en
overige uitgaande kasstromen;
• Dividendbetalingen (dividend payments): het deel van de winst dat aan aandeelhouders betaald
wordt. Dit zijn, in tegenstelling tot interestbetalingen, optionele betalingen.
Het model erkent ook drie aandeelvariabelen (stock variables): netto operationele activa, netto financiële
activa en boekwaarde.
Op basis van het model kunnen drie dingen onderzocht worden:
1. De relatie tussen de marktwaarde en de verwachte toekomstige boekhoudkundige cijfers;
2. De relatie tussen de marktwaarde en de huidige boekhoudkundige cijfers;
3. De verwachtingen van de asymptotische relaties van marktwaarde en de relatie tussen de
openingsboekwaarde en de opvolgende opbrengsten.
3
,De analyses
Opbrengsten worden iedere periode gegenereerd door de netto operationele activa en de netto financiële
activa. De netto financiële activa zijn gelijk aan de verhandelbare effecten minus de schulden.
Bedrijven zetten hun boekwaarde in om daarmee opbrengsten te genereren. De opbrengsten bestaan uit
twee delen: operationele opbrengsten en interestopbrengsten.
Er wordt aangenomen dat de marktwaarde gelijk is aan de netto contante waarde van de verwachte
toekomstige dividenden. Ook geldt onder zuivere surplus boekhouding dat de marktwaarde gelijk is aan de
boekwaarde plus de netto contante waarde van de verwachte toekomstige abnormale opbrengsten.
De zuivere surplus relatie betekent dat de boekwaarde van het huidige jaar gelijk is aan de boekwaarde
van het vorige jaar plus het verschil tussen de opbrengsten en de dividenden. Het geld van de dividenden
gaat namelijk uit het bedrijf. Als het bedrijf geen dividenden betaalt en alles behoudt, dan is de boekwaarde
van het huidige jaar gelijk aan de boekwaarde van het vorige jaar plus de opbrengsten.
Het is belangrijk om de volgende twee dingen in dit model te begrijpen. Aangezien dividenden aan het
einde van iedere periode verklaard en betaald worden, heeft de beslissing om dividend uit te keren (1) een
direct effect op de boekwaarde, maar (2) geen effect op de opbrengsten en operationele winst van de
huidige periode. Dit komt doordat de opbrengsten gegenereerd zijn tussen t-1 en t. Dat is na aftrek van de
dividenden van de vorige periode. Het dividendbeleid van een bedrijf heeft dus geen effect op hoe het
toekomstige opbrengsten genereert. Dit is in lijn met de theorie van Miller en Modigliani (1961).
Uit de zuivere surplus relatie kun je opmaken dat de goodwill gelijk is aan de contante waarde van de
verwachte toekomstige abnormale opbrengsten. Hierbij zijn de abnormale opbrengsten gelijk aan de
gerapporteerde opbrengsten minus het risicovrije interesttarief vermenigvuldigd met de boekwaarde.
De netto operationele activa omvatten onderdelen van de balans zoals de debiteuren, voorraad en
gebouwen na aftrek van operationele schulden zoals de crediteuren en te betalen lonen. De operationele
opbrengsten omvatten onderdelen van de resultatenrekening zoals de verkopen, kostprijs van de verkopen
en verkoop- en administratieve kosten. De operationele activa genereren de operationele opbrengsten en
dragen de inkomsten (het geld) aan het eind van de periode over naar de financiële activa. Alleen als het
bedrijf geld heeft, kan het dividenden uitkeren. De dividenden van de financiële activa zijn gelijk aan het
geld dat beschikbaar is in het huidige jaar plus een risicovrij disconteringspercentage (𝑅𝑅𝑓𝑓 ) over de financiële
activa van het vorige jaar minus de financiële activa van het huidige jaar.
De dividenden die het bedrijf in de toekomst uit kan keren zijn gelijk aan de financiële activa in het huidige
jaar plus de toekomstige kasstromen gegenereerd uit activiteiten.
Het verschil tussen de operationele kasstromen en de operationele opbrengsten wordt veroorzaakt door
overlopende posten. De kasstromen zijn gelijk aan de operationele opbrengsten minus de verandering in
operationele activa. Hieruit kan je opmaken dat de marktwaarde van een bedrijf gelijk is aan de contante
waarde van de verwachte kasstromen plus de waarde van de financiële activa.
De waarde van een bedrijf is afhankelijk van:
• De waarde van zijn financiële activa. Dit staat in verband met de boekwaarde.
• De waarde van zijn operationele activa. Dit wordt bepaald door de contante waarde van verwachte
toekomstige kasstromen.
De belangrijkste aannames van het model (gebaseerd op Miller en Modigliani, 1961) zijn:
• Perfecte markt (perfect market): geen enkele koper of verkoper heeft zoveel effecten dat zijn
transacties een merkbare invloed hebben op de prijs;
• Rationeel gedrag (rational behavior): investeerders verlenen altijd de voorkeur aan meer welvaart
ten opzichte van minder welvaart. Het maakt ze niet uit of een toename in hun welvaart de vorm
aanneemt van een geldbetaling of van een toename in de marktwaarde van hun bezittingen.
Conservatieve en onbevooroordeelde boekhouding
Er kan onderscheid gemaakt worden in:
• Onbevooroordeelde boekhouding (unbiased accounting): de marktwaarde is gemiddeld gezien
gelijk aan de boekwaarde. De marktwaarde wordt gebaseerd op de boekwaarde en opbrengsten.
• Conservatieve boekhouding (conservative accounting): de marktwaarde is gemiddeld gezien hoger
dan de boekwaarde. Bij de bepaling van de marktwaarde wordt er een aanpassing gedaan voor
de onderwaardering van operationele activa. Het is daarom belangrijk om afzonderlijk te
rapporteren over de financiële en operationele activa.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rugbedrijfskunde. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.