Medische kennis leerdoelen
Week 1 – Zenuwstelsel:
1. Na bestudering van de leerstof ken je de algemene functies van het zenuwstelsel.
1. Regulatie van activiteiten van weefsels en organen organen/weefsels moeten
geremd of gestimuleerd worden in hun activiteiten wanneer veranderingen daartoe
aanleiding geven, bijvoorbeeld wegrennen in een levensbedreigende situatie.
2. Coördinatie van activiteiten van weefsel en organen werking tussen weefsels en
organen met nauwkeurig op elkaar afgestemd zijn. Hierdoor ontstaat er een optimale
samenwerking.
3. Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies de vegetatieve functies zijn:
circulatie, vertering, uitscheiding, ademhaling en begrenzing door de huid. Het
vegetatieve orgaanstelsel moeten in nauwe samenwerking hun werk doen.
4. Coördinatie van contacten met de buitenwereld bewustwording van
omstandigheden in de buitenwereld en er eventueel op reageren.
5. Coördinatie van de psychische functies heeft te maken met bewustzijn,
zelfbewustzijn, leren, herinneren, stemmingen en emoties, denken, dromen,
fantaseren, driften en beheersing, talent, karakter en creativiteit.
2. Na bestudering van de leerstof weet je het onderscheid tussen het animale en het
vegetatieve zenuwstelsel.
Animale zenuwstelsel Reguleert de wisselwerking tussen het individu en zijn omgeving.
Kenmerkend is dat het om activiteiten van het lichaam gaat, die op commando van de wil
(bewust) uitgevoerd kunnen worden.
Vegetatieve zenuwstelsel Reguleert het vegetatieve stelsel en coördineert de
samenwerking tussen afzonderlijke stelsels. Het loopt buiten de wil om (onbewust), zoals
bloeddrukregulatie.
3. Na bestudering van de leerstof begrijp je de algemene werking van het zenuwstelsel.
De werking van het zenuwstelsel verloopt in een bepaald patroon, namelijk: sensorische
input – verwerking – motorische output.
Sensorische input: het opvangen van prikkels door sensoren.
o Door middel van sensoren wordt een verandering – inwendig of uitwendig –
waargenomen.
o Sensor gespecialiseerde cel, die gevoelig is voor een bepaalde verandering
in zijn omgeving. Door verandering wordt de sensor geprikkeld. Hij ‘vertaalt’
de prikkels in impulsen, en stuurt ze via zenuwen naar het CZS.
Verwerking: dit vindt plaats in het CZS.
o Het begint met het doorgeven van de informatie naar een bepaalde plaats in
de hersenen of ruggenmerg. Daar wordt de informatie (on)bewust
‘beoordeeld’, vooral in verband met een mogelijke bedreiging van de
homeostase of met een fysieke beschadiging van het lichaam.
o Vervolgens bepaalt het CZS of en hoe het lichaam erop gaat reageren.
, Motorische output: het aansturen door het zenuwstelsel van de effectoren.
o De hersenen of het ruggenmerk sturen remmende of stimulerende impulsen
naar de organen als het lichaam moet/wil reageren op een inwendige of
uitwendige prikkel.
o Deze organen noem je effectoren; het zijn altijd spieren of klieren.
4. Na bestudering van de leerstof ken je de anatomische en fysiologische indeling van het
zenuwstelsel.
Anatomische indeling:
o Het centrale zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel dat binnen de
benige omhulsels van schedel en wervelkolom ligt. Het zijn de hersenen en
het ruggenmerg. De hersenen vormen 98% van het totale zenuwstelsel.
o Het perifere zenuwstelsel bevindt zich grotendeels buiten de schedel en
wervelkolom. De delen van het PZS vormen de verbindingsweg tussen het CZS
en de rest van het lichaam: de hersenzenuwen, de ruggenmergzenuwen, de
grensstreng en de zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel.
Fysiologische indeling: gebaseerd op de functie van het zenuwstelsel.
Integratie: het lichaam als een geheel te laten functioneren.
o Vegetatieve integratie: de activiteiten van de 5 vegetatieve stelsel worden
nauwkeurig op elkaar afgestemd. Synoniemen zijn autonoom zenuwstelsel en
onwillekeurig zenuwstelsel.
Het vegetatieve zenuwstelsel bestaat uit 2 delen:
- Sympathische zenuwstelsel: actief als de mens ook actief is. De
spijsvertering wordt geremd.
- Parasympatische zenuwstelsel: actief als de mens passief is. Het
spijsverteringsstelsel wordt op gang gebracht.
o Animale integratie: integratie van de mens met zijn omgeving. Synoniemen
zijn animale zenuwstelsel of willekeurige zenuwstelsel.
Hiërarchie: onderscheiding van niveaus waarbij de werking van een ‘lager’ niveau
ondergeschikt is aan die van een ‘hoger’ niveau.
o De grote hersenen vormen het hoogste niveau. De ‘macht’ in de delen van
het zenuwstelsel neemt af van de hersenen naar het ruggenmerg.
Richting van het signaal: de weg van de impuls.
o De informatiestroom binnen het zenuwstelsel kan in 2 richtingen verlopen.
Afferente informatie wanneer de impuls van perifeer naar centraal
verloopt; aanvoer van informatie naar het CZS toe.
Efferente informatie wanneer de impuls van centraal naar perifeer
verloopt; aanvoer van informatie van het CZS af.
o Ook binnen het CZS zijn er 2 hoofdrichtingen.
Afdalende banen vervoeren impulsen die van boven naar beneden
lopen.
Opstijgende banen vervoeren impulsen die van laag naar hoger
lopen.
,5. Na bestudering van de leerstof ken je de bouw en functie van de verschillende typen
cellen van het zenuwweefsel.
In het zenuwweefsel kun je 2 cellen onderscheiden: neuronen en neuroglia.
Neuronen: doorsturen van impulsen.
De cel heeft een groot cellichaam en bevat veel celorganellen. De cel heeft 2 of meer
draadvormige uitlopers > zenuwvezels. Er zijn 2 typen zenuwvezels:
o Axon: vervoert impulsen van het cellichaam af. Een neuron heeft altijd maar 1
axon, die lang kan zijn. De meeste axonen zijn omgeven door een vetlaagje >
myelineschede.
o Dendriet: ontvangen van impulsen van andere zenuwcellen en die naar het
eigen cellichaam vervoeren.
Er zijn 3 soorten neuronen:
1. Sensibele neuronen: vervoeren impulsen vanaf de sensoren in het lichaam naar
het CZS.
2. Schakelneuronen: impulsen van de ene op de andere zenuwcel overdragen.
3. Motorische neuronen: ze vervoeren impulsen vanaf het CZS naar de spieren en
klieren.
Neuroglia: zorgt voor ondersteuning, bescherming en onderhoud van de neuronen.
Gliacellen houden de neuronen bij elkaar en op hun plaats. Ze voorzien neuronen van
voedingsstoffen en zuurstof en verwijderen afvalstoffen.
6. Na bestudering van de leerstof weet je hoe prikkels in
impulsen worden omgezet.
Een prikkel is een verandering in het inwendige of
uitwendige milieu van het organisme, waardoor een
bepaalde reactie optreedt. Als deze prikkel bij een neuron
aankomt, verandert het potentiaal. Hierdoor komt er
Natrium in het neuron, waardoor de prikkel doorgegeven kan
worden.
Rustpotentiaal = -70 mV binnenkant van de
celmembraan is negatiever dan de buitenkant.
Actiepotentiaal = maximaal 30 mV binnenkant van
de celmembraan is positiever dan de buitenkant.
Door de actiepotentiaal worden kleine stroomstootjes ontwikkeld, de impulsen.
, 7. Na de bestudering van de leerstof heb je inzicht in impulsopwekking
en impulsgeleiding.
Impulsopwekking:
De impulsopwekking gebeurt doordat de actiepotentiaal ontwikkeld
wordt. Hierdoor worden er kleine stroomstootjes ontwikkeld > de
impulsen.
Impulsgeleiding:
Tijdens de actiepotentiaal ontstaat er een spanningsverschil tussen het
stukje celmembraan waar de actiepotentiaal plaatsvindt en het
volgende stukje celmembraan. Hierdoor gaat er een stroompje lopen
tussen het geprikkelde stukje membraan en het stukje ernaast. Het
stroompje zelf is nu de prikkel voor de opwekking van een nieuwe
actiepotentiaal in het volgende stukje celmembraan. De verplaatsing
van de actiepotentiaal over de celmembraan wordt impulsgeleiding
genoemd.
8. Na de bestudering van de leerstof weet je hoe impulsoverdracht
plaatsvindt.
De impulsoverdracht vindt plaats in de synaps. De synaps draagt de elektrische impuls via
chemische boodschappers over aan de volgende cel. In het cytoplasma van het axon
bevinden zich synapsblaasjes met de chemische boodschappers > de neurotransmitters.
Zodra deze neurotransmitters zich aan receptoren verbinden, worden de
membraankanaaltjes geopend, waardoor er depolarisatie optreedt. De membraanpotentiaal
veranderd en de impuls is doorgegeven aan de volgende zenuwcel.
Soorten neurotransmitters:
Exciterende neurotransmitters veroorzaken
een depolarisatie; de impuls gaat verder.
Remmende neurotransmitters zorgen dat er
geen depolarisatie meer optreedt; de
impulsgeleiding wordt gestopt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amandepruijs2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.