100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen ziektekunde 2 (ZH-branche) $5.88
Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen ziektekunde 2 (ZH-branche)

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hierin staan de leerdoelen voor ziektekunde 2 die je moet leren voor de toets De leerdoelen zijn per onderwerp beschreven

Preview 3 out of 23  pages

  • May 30, 2024
  • 23
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
ZIEKTEKUNDE ZH-BRANCE (LEERDOELEN)
1. Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen betekenen en voorbeelden noemen:
 Objectieve symptomen  Wat je kan waarnemen/rode huid, braken.
 Subjectieve symptomen  Wat je kan aangeven/misselijk, hoofdpijn.
2. Je kunt beschrijven wat de kenmerken zijn van de volgende klachten en symptomen:
 Koorts  Warm, klam, bleek en zweten.
 Pijn  Onprettig gevoelen neiging om het niet te gebruiken.
 Dyspnoe  Kortademigheid.
 Cyanose  Blauwkleurige huid door te weinig zuurstof in het bloed.
 Icterus  Geelzucht.
 Misselijkheid en braken  Misselijk en pijn in de maag/slokdarm.
 Diarree en obstipatie  Dunner, waterig en veel vaker dan normaal.
 Afwijkingen in de samenstelling van feces  Andere kleuren, bv. rood door bloeding
of wit/geel door te weinig gal in de feces. Te zacht of te hard en een andere geur.
 Verstoorde sensibiliteit  Doof gevoel, dat je minder voelt en tintelingen in je hand.
 Verstoorde motoriek  Verlamd omdat je minder kracht hebt, verlamd omdat je
helemaal geen kracht meer hebt en ongecontroleerde bewegingen.
3. Je kunt uitleggen wat de kenmerken zijn van lokale ontstekingsprocessen.
Rood, pijn, warm, dik en functieverlies.
4. Je kunt benoemen wat mogelijke oorzaken zijn van ontsteking.
Infectie kan een ontsteking veroorzaken. Stralingen door de zon, heftige allergische reactie
en irritatie.
5. Je kunt globaal uitleggen hoe koorts in het lichaam ontstaat.
Koorts is een reactie van het lichaam op een verkeerde prikkel.
6. Je kunt globaal uitleggen hoe pijn in het lichaam ontstaat.
Uitgeschakelde cellen maken stofjes die vrijkomen die de zenuw uiteindelijk prikkelen
waardoor er een signaal naar de hersenen wordt gestuurd.
7. Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen betekenen:
 Bradycardie  te lage hardslag.
 Tachycardie  Te hoge hartslag.
 Tachypnoe  Te snelle ademhaling.
 Dyspnoe  Kortademigheid.
 Cyanose  Blauwzucht, onvoldoende zuurstof aan de hemoglobine.
 Stridor  Piepende ademhaling.
8. Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen betekenen:
 (Hemi)parese  Onvolledige verlaming.
 (Hemi)plegie  Volledige verlaming.
 Spasme verhoogde spiertonus.
 Hemi  Halfzijdig.
9. Je kunt uitleggen waarom de volgende symptomen een alarmerend karakter hebben:
 Plotselinge bloeddrukdaling  Bepaalde organen krijgen een bepaalde tijd
onvoldoende zuurstof en bloed.
 Luchtwegobstructie  Je kan niet goed ademen en je krijgt geen zuurstof. Je hebt
zuurstof nodig voor verbranding.
 Uitval van hersenfuncties (sensibiliteit, motoriek, taal, bewustzijn)  Kan een
beroerte zijn, herseninfarct of een infectie in de hersenen.

,10. Je kunt benoemen wat de mogelijke oorzaken zijn van bovenstaande
alarmsymptomen.
Shock  Acuut bloedverlies, veel vochtverlies en een ernstige allergische reactie.
Luchtwegobstructie  Hevige astma-aanval, een voorwerp in de luchtpijp, wespensteek in
de keel en een allergische reactie.
Uitval van de hersenfunctie (sensibiliteit, motoriek, taal, bewustzijn)  beroerte,
hersenbloeding, auto-ongeluk, tumor in de hersenen of een infectie in het lichaam.
11. Je kunt uitleggen wat de volgende levensbedreigende situaties inhouden en
bijbehorende symptomen noemen:
 Shock  Plotselinge bloeddrukdaling – hoge hartslag, weinig plassen,
braakneigingen, warme huid en warrigheid.
 Sepsis  Je lichaam reageert heel heftig op een infectie – koorts, snelle ademhaling,
bleke huid, sufheid, lage bloeddruk en een snelle ademhaling.
12. Je kunt uitleggen wat het doel van een medische anamnese is.
Een anamnese is een vraaggesprek. Je stelt vragen om te ontdekken wat voor ziekte iemand
heeft en hoe erg de ziekte is.
13. Je kunt uitleggen wat de waarde is van de verschillende soorten medische anamnese:
 Actuele anamnese  Wat er op dit moment aan de hand is.
 Biografische anamnese  Verleden of de achtergrond.
 Hetero-anamnese  Dit gesprek neem je niet af met de persoon waar het om gaat.
14. Je kunt uitleggen uit welke vier onderdelen het lichamelijk onderzoek bestaat:
 Kijken/Inspectie.
 Voelen/Palpatie.
 Luisteren/Auscultatie.
 Kloppen/Percussie.
15. Je kunt bij elk onderdeel van het lichamelijk onderzoek globaal beschrijven welke
afwijkingen er waargenomen kunnen worden:
Kijken/Inspectie  Icterus en jeuk.
Voelen/Palpatie  Vocht of niet.
Luisteren/Auscultatie  Darmgeluiden en longontsteking.
Kloppen/Percussie  Longontsteking.
16. Je kunt uitleggen wat een rectaal toucher inhoudt.
Vinger in de anus.
17. Je kunt uitleggen wat een vaginaal toucher inhoudt.
Vinger in de vagina.
18. Je kunt globaal beschrijven welke soorten afwijkingen waargenomen kunnen worden
met behulp van:
 Laboratoriumonderzoek  Urine, ontlasting en bloed (afwijkende stoffen).
 Beeldvormend onderzoek (anatomie)  Breuken en ontbrekende dingen
 Functie-onderzoek (fysiologie)  Afwijkingen aan bv. het hart, de darmen of de
longen.
19. Je kunt benoemen wat het
verschil is tussen bloed,
bloedplasma en bloedserum:
 Bloed  Alle stoffen zitten
erin.

,  Bloedplasma  Bloed zonder de bloedcellen.
 Bloedserum  Plasma zonder de stollingseiwitten.




20. Je kunt benoemen bij welk type aandoeningen de volgende afwijkende bloedwaarden
optreden:
 Te hoog C-reactief proteïne (CRP)  Waarde die aangeeft dat er ergens een
ontsteking zit.
 Te hoog creatinine  Stof die iets zegt over je nierfunctie, als het te hoog is, is er iets
mis met je nieren.
 Te hoog ureum  Stof die iets zegt over je nierfunctie, als het te hoog is, is er iets
mis met je nieren.
 Te hoog aantal leukocyten (= leukocytose) Aanwijzing op infectie in je lichaam.
 Te hoge prothrombinetijd (PT)  Bloedstolling, hoelang het bloed nodig heeft om te
stollen, als het te hoog is heb je een stollingsstoornis.
 Te laag albumine (ALB)  Lever kan niet genoeg albumine aanmaken.
 Te laag hemoglobine (Hb)  Bloedarmoede.
 Te laag hematrociet (Ht)  Percentage in het bloed dat uit rode bloedcellen bestaat,
te weinig rode bloedcellen of te klein.
21. Je kunt van de volgende beeldvormende onderzoeken benoemen op welke wijze het
lichaam in beeld gebracht wordt:
 Röntgenfoto  Hiervoor worden röntgenstraling gebruikt, er wordt een afbeelding
gemaakt van het lichaam in 1 richting.
 CT-scan  Hiervoor worden röntgenstraling gebruikt.
 MRI  Hiervoor worden magnetische stralingen gebruikt.
 Echografie  Hiervoor worden geluidsgolven gebruikt om een orgaan te bekijken.
 Angiografie  Foto maken van de bloedvaten door middel van contrastvloeistof.
 Nucleair onderzoek  Wordt gebruikt gemaakt van radioactieve stoffen, word
activiteit van het weefsel of orgaan gemeten.
22. Je kunt van de volgende functie-onderzoeken beschrijven welke functies er onderzocht
worden:
 ECG  Hartfilmpje
 EEG  Hersenfilmpje.
 Longfunctieonderzoek  Functie van de longen onderzoeken.
 Duplexonderzoek  Doorbloeding van een bepaald bloedvat.
 Endoscopie  Met een camera in je lichaam kijken.


Algemene chirurgische begrippen

23. Je kunt uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
 Laparotomie  Openen van de buik door middel van een mediane onderbuik incisie
(snede bij de navel) of een Pfannenstiel-incisie (snede boven het schaambeen).
 Laparoscopie  Kijken in de buik via een scoop.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amandepruijs2002. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.88
  • (0)
Add to cart
Added