Nucleus: celkern, is het grootste organel van de cel en regelt de stofwisseling in de cel. In de nucleus
zitten de erfelijke eigenschappen van het individu. De nucleus bestaat uit nucleoplasma en is
omgeven door een kernmembraan (dubbele laag fosfolipiden met poriën). In het nucleoplasma zitten
chromatinedraden die weer bestaan uit de eiwitten histonen. Om deze histonen zit nucleïnezuur van
het type desoxyribonucleïnezuur (DNA).
Chromosomen: als een cel zich gaat delen worden de chromatinedraden korter en dikker
(spiraliseren). Ze zijn nu met een microscoop zichtbaar en worden chromosomen genoemd. Elk
lichaamscel bevat 46 chromosomen, elk geslachtscel bevat 23 chromosomen.
Desoxyribonucleïnezuur (DNA): bevat erfelijke informatie. Een DNA-molecuul ziet eruit als een
wenteltrap. Het bestaat uit nucleotiden met een fosfaatgroep, een suikermolecuul en een
stikstofbase. De leuning van de trap bestaat uit een afwisseling van een fosfaatmolecuul (fosorzuur)
en een suikermolecuul
(desoxyribose). Aan elk
suikermolecuul zit een
stikstofbase gebonden. Er zijn
vier stikstofbase: adenine,
thymine, cytosine en guanine.
Tegenover de A ligt altijd de T
en tegenover de C ligt altijd de
G. De stikstofbase zijn met
elkaar verbonden door een
waterstofbrug (zwak) en
vormen samen de trede van de
trap.
Ribonucleïnezuur (RNA): in de kern wordt ook een ander
type nucleïnezuur gemaakt, namelijk RNA. Het RNA-
molecuul lijkt heel erg op het DNA molecuul. Het RNA-
molecuul bestaat maar uit één keten in plaats van twee.
De stikstofbase thymine is vervangen door uracil. En als
laatste bestaat RNA uit het suikermolecuul ribose en DNA
uit desoxyribose.
Aminozuren: eiwitten bestaan uit lange ketens
aminozuren, er zijn twintig verschillende. Voor elk aminozuur bestaat in het DNA een code. Dit is een
triplet en zijn drie nucleotiden achter elkaar.
Gen: een onderdeel van chromosomen met stukken DNA waarmee je erfelijke eigenschappen kunt
doorgeven.
,Eiwitsynthese: als er behoefte is aan een bepaald eiwit (bijvoorbeeld enzymen) gaat een signaal naar
de kern. Het DNA met de code hiervoor wordt opengeritst en splitst in tweeën. Op deze manier houd
je een mal over om een nieuw
RNA-molecuul mee te
vormen. Deze nieuwe RNA-
keten is mRNA/messenger-
RNA en is dus het spiegelbeeld
van de originele DNA-keten.
De tripletten in dit RNA zijn de
codons. Waar de code moet
worden begonnen komt een
startcodon en waar die eindigt
een stopcodon. Het stuk RNA
laat los van de mal en gaat via
de poriën in het
kernmembraan naar de
ribosomen in het cytoplasma.
Er zitten ook losse stukjes RNA
in het cytoplasma dat is
tRNA/transport-RNA. De
triplets hiervan zijn
anticodons. tRNA gebruikt het mRNA weer als mal en zet de aminozuren op de goede plaats
waardoor een eiwit ontstaat. Als dit het geval is laat het los van het ribosoom en kan het gebruikt
worden.
Meiose: geslachtsceldeling.
Meiose l
1. De zaadcel van de man bevrucht de eicel van de vrouw. Beiden hebben 23 chromosomen dus
in totaal 46 chromosomen.
2. De chromatinedraden in de kern verdubbelen zich, van alle 46 chromatinedraden wordt een
kopie gemaakt. Als de chromatinedraden zijn gekopieerd zijn het chromatiden. Je hebt dus
92 chromatiden. De originele en kopieën liggen naast elkaar en zitten nog op één punt aan
elkaar vast, bij het centromeer.
3. De centrosomen verdubbelen ook.
4. De chromatiden gaan spiraliseren en
worden dus korter en dikker. Elk setje
chromatiden wordt nu een
chromosoom genoemd.
5. De centrosomen verplaatsen naar de
buitenkanten van de cel en er
ontstaan spoeldraden.
6. Het kernlichaam met het
kernmembraan verdwijnt.
7. De chromosomen gaan zich ordenen
in het midden van de cel, metavlak.
Dit doen ze met steeds twee onder
elkaar.
, 8. De spoeldraden zitten vast aan beiden centrosomen, maar ook aan de centromeren
waardoor de chromosomen goed komen te liggen.
9. De spoeldraden trekken aan de centromeren van verschillende chromosomen waardoor de
ze als geheel naar de zijkant van de cel worden getrokken.
10. De moedercel gaat zich insnoeren.
11. Er worden kernmembranen met kernlichamen gevormd en de cellen bevatten 46
chromosomen, 2 x 2N (diploïd).
Meiose ll
12. Het DNA is nog steeds opgerold, dus de eerste fase wordt overgeslagen.
13. Er ontstaan extra centrosomen.
14. Het kernlichaam met het kernmembraan verdwijnt.
15. De chromosomen gaan zich naast elkaar ordenen in het midden van de cel, metavlak.
16. De spoeldraden zitten vast aan beiden centrosomen, maar ook aan de centromeren
waardoor de chromosomen goed komen te liggen.
17. De spoeldraden trekken de centromeren uit elkaar waardoor de chromosomen worden
gesplitst in twee identieke chromatiden. Dit is net zoals bij mitose.
18. De moedercel gaat zich insnoeren.
19. Er worden kernmembranen met kernlichamen gevormd en elke cel bevat nu 23
chromosomen, 2 x N (haploïd).
Mitose: lichaamsceldeling, in de delingsfase kan de cel zich in twee identieke dochtercellen delen.
Het bestaat uit de volgende stappen:
1. De chromatinedraden in de kern verdubbelen zich, van alle 46 chromatinedraden wordt een
kopie gemaakt. Als de chromatinedraden zijn gekopieerd zijn het chromatiden. De originele
en kopieën liggen naast elkaar en zitten nog op één punt aan elkaar vast, bij het centromeer.
2. De centrosomen verdubbelen ook.
3. De chromatiden gaan spiraliseren en worden dus korter en dikker. Elk setje chromatiden
wordt nu een chromosoom genoemd.
4. De centrosomen verplaatsen naar de buitenkanten van de cel en er ontstaan spoeldraden.
5. Het kernlichaam met het kernmembraan verdwijnt.
6. De chromosomen gaan zich naast elkaar ordenen in het midden van de cel, metavlak.
7. De spoeldraden zitten vast aan beiden
centrosomen, maar ook aan de
centromeren waardoor de chromosomen
goed komen te liggen.
8. De spoeldraden trekken de centromeren
uit elkaar waardoor de chromosomen
worden gesplitst in twee identieke
chromatiden.
9. De moedercel gaat zich insnoeren.
10. Er worden kernmembranen met
kernlichamen gevormd en de chromatiden
gaan despiraliseren waardoor er weer
chromatinedraden ontstaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iamsnijders. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.77. You're not tied to anything after your purchase.