100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting SOO begrippen tot tussentoets $4.29
Add to cart

Summary

Samenvatting SOO begrippen tot tussentoets

 42 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

De belangrijkste begrippen en rijtjes overzichtelijk op een rij. Vooral bij dit vak is dit gewoon de kern. Uitleg van de begrippen is super belangrijk om te kunnen voordat een vraag op het tentamen kan worden gemaakt. Ook leert het overzichtelijker dan een lap tekst. Voor overhoringen ook enorm ges...

[Show more]

Preview 4 out of 37  pages

  • June 5, 2019
  • 37
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Begrippen:
Week 1.1

Education = Socialiserende functie van het onderwijs, formeel en informeel
onderwijs (buiten schoolsetting, ouders, vrienden etc.). School is sociale institutie.

Processen = dat wat invloed heeft op kinderen hun leven, geheel activeiten,
onderscheid met structuur is dat het dynamisch is. Socialisatie is hiervan voorbeeld.

Structuur = ligt redelijk vast, methodes of regels school etc. De kaders waarbinnen
men handelt.

Open systeem perspectief = Richt zich op het onderwijs als een geheel,
geïntegreerde dynamiciteit. Laat ons zien hoe kleine dingen invloed kunnen hebben
op het geheel. Visualiseert elementen in schema.

Week 1.2

Conventioneel onderwijs = leren door kennis van het internet. Is minder gebonden
dan formeel onderwijs.

Subversive autodidact = een cliënt die denkt kennis te hebben en deze wil laten
horen. Hier moet je als professional tegenop taan, want jij bent degene met de
macht.

Sociologie = wil zowel individuele als sociale processen bekijken. Studie van sociale
relaties, processen, instituties en structuren. Met specifieke focus op educatie,
onderwijs.

View of nowhere = objectief, impersoonlijk, acultureel

Structureel functionisme = gaat over structuur sociale orde en naasten, sociale
solidariteit en sociale cohesie. Gaat over de vraag hoe dat in samenleving wordt
onderhouden?

Collective/common conscience (Durkheim) = samenleving vormt individu end at
komt door promoten gedeelde waarden.

Symbolische interactionisme = studie van acties en perspectieve van individu en
groepen levend en werkend in specifieke settings. Met name focus individuele
actorschap, het zijn van zichzelf als belangrijk deel van sociale wereld.

Structuur = Duidt op patroon waar invloed vanuit gaat, geven leven vorm.
Onpersoonlijk, opereren in samenleving die ons vorm geeft. Zaal binnenlopen alleen
vrouwen vanuit structuur denken  vrouwenstudie  niet de opleiding doen.

,Actorschap = Handelen individu manier waarop zij betekenis geven, zelf beslissen.
Zaal binnenlopen alleen vrouwen vanuit actorschap denken  ik vindt het leuk 
dus toch doen

Sociologie = Studie van sociale relaties, processen, instituties en structuren. Houdt
zich bezig met economie, politiek, cultuur en de psyche maar hierdoor niet beperkt.
Bekijkt samenleving op systematische manier om te begrijpen hoe bepaalde sociale
fenomenen met elkaar samenhanden. Sociologie onderscheidt zich niet door
studieobject, maar door haar blik (op de samenhang van invloeden, brede blik op niet
één enkel ding maar een samenhang) op sociale werkelijkheid. Niet alleen ouders
voeden kind op, maar ook vele invloeden.

Macht = Als je de macht hebt bepaal je dingen en oefen je gezag uit. Positie (en die
is veelal te beschrijven door kennis: leeftijd ouder daarvan gedacht wijzer, rijker
gedacht wijzer) die van sociale waarde is aldus de maatschappij. In deze context is
dat kennis die zowel uit training komt als uit praktijk ervaring. De pedagoog heeft
macht doordat hij kennis heeft die goed gefundeerd is uit praktijk en theorie ervaring.
De macht wordt hem toegekend door de maatschappij, bijv. als ouders advies komen
vragen. Maar is in het geding doordat ouders zichzelf educten via het internet er is
minder sprake van kennis aannemen op gezag. Degene met macht heeft de meeste
handelingsvrijheid.

Sociale reproductie ongelijkheid = pg. 86 We are using the concept of social
reproduction to refer to all the mechanisms processes and practices by which
multiple social hierarchies divisions and relations of wealth power and influence are
sustained and reproduced. Je bent product van je sociale omstandigheden en houdt
zo sociale ongelijkheid over generaties in stand. Je bent product omstandigheden.
Ouders weinig middelen, dan kan jij ook minder middelen tot je hebben, waardoor
jouw sociale positie in stand blijft.

Sociale klasse = Sociale klasse is een status gekenmerkt aan de hand van gender,
leeftijd, ras en sociaaleconomische status. Lagere SES studenten grotere kans op
onderbreken studie, dan studenten hogere SES

Gender = Het verschil tussen meisjes en jongens bepaald door het stereotype van
de samenleving. Gender gaat over de sociaal culturele aspecten (per cultuur kan
genderstereotype anders zijn) van het man of vrouw zijn. Vergeleken met sekse ligt
gender niet bij de geboorte vast. Gender is hoe jij je psychisch voelt en hoe de
samenleving een bepaald geslacht vorm geeft.

Disciplinering = Middel tot vergroten productiviteit en volgzaamheid. Gebeurd
binnen de gehele samenleving en grotendeels onbewust. Maatschappelijk en
onpersoonlijk proces dat via automatische macht werkt en waarin mensen
gedwongen geslagen worden geslagen in bepaalde normen. Degene die de macht
heeft is anoniem (subject) en personen die volgen (object). Men kan tegelijk subject
en object zijn.  bijv. stagaire, je staat onder begeleider (object), maar boven de
kinderen (subject). Iedereen bewaakt de disciplinering (automatisch gaan zitten op
de stoelen in het lokaal, met docent voor de groep). Die macht, de structuur, die we

,in stand houden enerzijds wordt het individu gedisciplineerd (ben je het object), maar
anderzijds ook het instrument om de macht in stand te houden (subject).

 Object = degene die gedisciplineerd wordt.

 Subject = degene die de discipline in stand houdt. Normaal gedrag blijven
tonen en in stand houden. De macht is soort hypnose, je komt er nauwelijks
onderuit.

Hoorcollege 1

Pedagogisch perspectief autisme = opvoeding oorzaak voor autisme.

Biomedisch perspectief = aanleg, genetisch bepaald.

Open systeem = systeem dat voortdurend in integratie is met zijn omgeving en
daarbij toch (of juist daardoor) zichzelf in stand houdt. Niet alleen voor sociologie.

Week 2.1

Normalisatie (Foucault) = individu past zich aan, aan de norm, anders gevaar voor
consequentie.

Panopticum = blauwdruk van gebruik en regulatie van mannen en vrouwen
lichamen.

Strategie = niemand specifiek die power stuurt, eerder diagram, matrix,
krachtrelaties die meer/minder georganiseerd zijn in coherentie patronen van
effecten en mogelijk voordeel geven.

Week 2.2

Stricte discipline (Walhausen) = kunst van corecte training. Hoofdfucntie is trainen
i.p.v. selecteren. Krachten verbinden. Het maakt de individu. Wantrouwende macht
wat functioneerd aks economie.

Arc et sesans (Ledoux) = gebouw in cirkel met in centrum gebouw voor
management, alle orders komen van dat punt.

Ceremonie = geboortejaar, status, privileges

Particulary = karakteristieke persoon, wat hem hem maakt.

Observatie = discipline handelt vanuit observatie. Een inrichting waarin de
technieken die het mogelijk maken de inducerende effecten van macht en waarin
zien en gezien worden tegen elkaar werken.

Normalisering = door consequenties zorgen dat iedereen (iedere leerling) zich
houdt aan de normen die gelden in de maatschappij waarin ze leven.

, Examinering = het onderzoek vertegenwoordigt de technieken van een
waarnemende hiërarchie en die van een normaliserend oordeel, een blik die het
mogelijk maakt om te kwalificeren, te classificeren en te straffen. Onderzoek
introduceerde drie nieuwe kenmerken: ten eerste veranderde het de economie van
zichtbaarheid in de uitoefening van macht. Het subject, en niet de soeverein, wordt
zichtbaar. Ten tweede introduceert onderzoek individualiteit op het gebied van
documentatie; een massa schrijven lost het individu op. Ten derde wordt elk individu
een 'geval' dat kan worden geanalyseerd en beschreven.

Subjection = kun je letterlijk vertalen met onderwerping. Dit is binnen de
disciplinering van Foucault een gevolg van het constant geobserveerd worden.
Iemand zal zich onderwerpen, wanneer hij zich ervan bewust is, dat hij gezien wordt.
Hij wordt dus het subject van de observator.

Objectification = is uit te leggen met het verworden tot een object. Dit wil zeggen
dat degene die geobserveerd wordt niet meer gezien wordt als individu, maar als een
casus die moet voldoen aan de norm van de observator.

Hiërarchische observering = houdt in dat degene die onderworpen wordt tot een
object verwordt door onderwerping aan degene die hem observeert. Dit leidt dus
direct tot subjection. Dit houdt in dat de student zich zal onderwerpen aan de
leerkracht, omdat hij het examen afneemt, niet omdat hij zoveel autoriteit uitstraalt.
Het leidt tot individualisering omdat iedereen vergeleken wordt met dezelfde norm.

Formele gelijkheid = de macht van de norm is de regel. Omdat dat de regel is, is de
norm een in standhouder van en meting van de examination. Formeel is
gestandaardiseerd, iedereen wordt getoetst op dezelfde norm. De norm is niet van
de persoon afhankelijk, jouw houding t.o.v. de norm die wel. Juridisch gelijk, voor de
wet is iedereen gelijk.

Hoorcollege 2

Intersectionaliteit = Doorsnijden verschillende categorieën.

Week 3.1

Marxisme = stroming met interesse in relatie economie en samenleving. Sociale
klassen, klassenstrijd en kapitalisten. De bezittende klasse (bourgeoisie) en niet
bezittende klasse proletariaat.

- Structureel (Bowles/Gintis) = voorkeur economie, relaties bepaald door
economie, determinisme (vaststaand lot).

- Cultureel (Willis) = losjes gebasseerd op Marx schrijven, natuur sociale
wereld, vrijheid in structuur.

- State centered theory (Dale) = relatie autonomie en politiek bijvoorbeeld
onderwijs vormgeven vanuit kapitalistische staat. De staat is vrij, bepaald

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cpooh1998. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.29
  • (0)
Add to cart
Added