100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding bestuursrecht werkcolleges 1 t/m 9 $3.80   Add to cart

Answers

Inleiding bestuursrecht werkcolleges 1 t/m 9

1 review
 72 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit zijn alle antwoorden van de 9 werkcolleges van inleiding bestuursrecht uitgewerkt met hier en daar extra tips om een vraag beter te kunnen beantwoorden of welke vragen tentamenvragen zijn.

Preview 3 out of 17  pages

  • June 5, 2019
  • 17
  • 2018/2019
  • Answers
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: bmarho • 4 year ago

Translated by Google

Answers are correct in themselves, but they must be deciphered first.

avatar-seller
Antwoordindicaties Inleiding bestuursrecht Jaar 1 Rechtsgeleerdheid 2018-2019

Inleiding bestuursrecht
Werkcollege 1

Vraag 1

a. Het legaliteitsvereiste speelt vooral een rol in het bestuursrecht wanneer het gaat om het
uitoefenen van bestuursbevoegdheden. Hier moet namelijk een wettelijke grondslag voor zijn.

b. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie indien dit gebaseerd is op een wettelijke grondslag.
Hier mag van worden afgeweken incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren
wordt verstrekt.

Dit is niet in strijd met het legaliteitsvereiste. Er is in de wet opgetekend dat er soms van de wet mag
worden afgeweken. Het werkt begunstigend, het is namelijk subsidie. Er zijn twee manieren om het
legaliteitsvereiste te zien. Een van de twee is dat al het overheidshandelen moet berusten op een
wettelijke grondslag. De andere is dat al het overheidsingrijpen dat benadelend werkt voor de
burger, een wettelijke grondslag moet hebben. Hier gaat het om iets wat begunstigend werkt voor de
burger, daardoor is dit artikel niet in strijd met het legaliteitsvereiste.

Op tentamen ook zo beargumenteren  welke van de twee legaliteitsvereisten gebruik je, dan die
beargumenteren

Vraag 2

a. Art. 6:7 Awb: De termijn voor het indienden van een bezwaar- of beroepschrift bedraag zes weken,
tenzij dit bij wettelijk voorschrift anders bepaald

b. De termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift bedraagt zes weken in dien dit
door een bestuursorgaan bepaald is, anders niet.

Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift
of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken

Vraag 3

Het specialiteitsbeginsel: bestuursbevoegdheden mogen slechts worden uitgeoefend ter behartiging
van het specifieke belang waarvoor de wettelijke regeling is vastgesteld. Een
evenementenvergunning kan zaken rondom de openbare orde en veiligheid regelen, niet hoe de
pieten eruit moeten zien.

Vraag 4

Aanpassingswetgeving: zodra de Awb wordt aangebouwd moet er gezorgd worden dat de rest van
de Awb klopt met de nieuwe trance. Dit is dus aanpassingswetgeving.  vaak te zien aan de inleiding
Aanbouwwetgeving: Telkens zijn stukken van het bestuursrecht geharmoniseerd. Er wordt steeds
iets aangebouwd wat van toepassing is op de Awb.




1

,Antwoordindicaties Inleiding bestuursrecht Jaar 1 Rechtsgeleerdheid 2018-2019

Vraag 5

a. Hoofdstuk 3: algemene bepalingen over besluiten
Hoofdstuk 2: het verkeer tussen burgers en bestuursorganen  eigenlijk altijd van toepassing. NIET
hoofdstuk 4: alleen voor bijzondere besluiten

b. Hoofdstuk 2: het verkeer tussen burgers en bestuursorganen
Hoofdstuk 3: algemene bepalingen over besluiten, alles wat over besluiten gaat, gaat ook over
beschikkingen
Hoofdstuk 4: bijzondere bepalingen over besluiten

c. Hoofdstuk 6: algemene bepalingen over bezwaar en beroep
Hoofdstuk 7: bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep
Hoofdstuk 8: Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter

d. Hoofdstuk 2 bevat algemene definitiebepalingen en bepalingen voor het verkeer tussen burgers en
bestuursorganen


Vraag 6
https://wetten.overheid.nl/BWBR0011823/2018-07-28 = Vreemdelingenwet
https://wetten.overheid.nl/BWBR0007149/2018-01-01 = Wet arbeid vreemdelingen
https://wetten.overheid.nl/BWBR0028437/2010-10-10/#HoofdstukII_Paragraaf5_Artikel8 = Wet
arbeid vreemdelingen BES. Het gaat hier om een horizontale gelede normstelling, aangezien deze
allemaal wetten in formele zin zijn en dus de ene niet boven de andere staat. Hierdoor is de
verhouding horizontaal.  Art. 14 vreemdelingenwet

 Zit horizontaal geleden normstelling in: Er wordt verwezen naar andere wetten in formele zin.
 Zit verticaal geleden normstelling in: Er wordt verwezen naar de anvb en naar vergunningen. Dit is
allemaal lagere regelgeving.
Horizontaal geleden normstelling: wetten die elkaar aanvullen maar wel van eenzelfde niveau zijn
Verticaal geleden normstelling: wetten die elkaar aanvullen maar van een ander niveau zijn


Werkcollege 2

Vraag 1

a. Een publiekrechtelijke rechtspersoon herken je eraan dat ze hun rechtspersoonlijkheid krijgen uit
de wet. Een wet zegt dan dit orgaan heeft rechtspersoonlijkheid, art. 2:1 BW. Lid 2 zegt er zijn ook
nog andere rechtspersonen, maar die krijgen hun rechtspersoonlijkheid uit een bijzondere wet. De
notatie wordt dus art. 2:1 lid 2 BW jo. bijzondere wet

b. Rechtspersoon handelt niet binnen het bestuursrecht, Awb is meestal niet van toepassing. Wat er
wel van toepassing is op de publiekrechtelijke rechtspersoon kan over een vermogen bezitten, een
bestuursorgaan kan dit niet. Hij kan eenzijdig handelen, maar tweezijdig handelen kan alleen een
publiekrechtelijke rechtspersoon, art. 1:1 lid 4 Awb. Een publiekrechtelijke rechtspersoon bestaat uit
verschillende bestuursorganen die toebehoren tot deze rechtspersoon.




2

, Antwoordindicaties Inleiding bestuursrecht Jaar 1 Rechtsgeleerdheid 2018-2019

Vraag 2

a. Een vereniging is een privaatrechtelijke rechtspersoon. Een bestuur van de voetbalvereniging heeft
geen rechten om eenzijdig de rechtpositie van anderen te veranderen.

b. Volgens art. 6 Gemeentewet is een wethouder niet onderdeel van een gemeente. Dit is dus een b-
orgaan.

c. Dit is het dagelijkse bestuur van de provincie. Erkend door wettelijke grondslag in de Provinciewet,
bijv. art. 138 Provinciewet. Ook moet je art. 2:1 BW gebruiken om te laten zien dat een provincie een
publiekrechtelijke rechtspersoon is.

d. Het is een publiekrechtelijke rechtspersoon maar geen bestuursorgaan, dit is volgens art. 2:1 BW

e. Bestuursrecht is niet van toepassing op de rechtsprekende macht door de machtenscheiding van
Montesquieu.

f. Art. 44 Gw functies van ministers. Hierin staat dat een minister bevoegd is. elke individuele
minister krijgt dus een gezag door de wet. Het is dus een A-orgaan, want het is een publiekrechtelijke
rechtspersoon volgens art. 2:1 BW.

Vraag 3

a. Volgens art. 33 lid 3 Wet op de kansspelen heeft de kansspelautoriteit rechtspersoonlijkheid
gekregen. Hierdoor is deze autoriteit dus een publiekrechtelijke rechtspersoon.

b. Het gaat om een A-orgaan, want de raad van bestuur krijgt bestuursbevoegdheid in dit artikel. Het
heeft dus een rechtspersoonlijkheid ex art. 33 lid 3 Wet op kansspelen. Hierdoor is het een A-orgaan.

c. Ja, ex art. 33b Wet op de kansspelen staat de taak van de Kansspelautoriteit vastgelegd. Hierdoor
is het bij de wet vastgelegd. Dit betekent dus dat de raad van bestuur een zelfstandig bestuursorgaan
is. Alle bestuurshandelingen die ze doen zijn afhankelijk van de minister, maar er is wel sprake van
preventief toezicht.


Vraag 4

Het is geen publiekrechtelijke rechtspersoon volgens art. 2:1 lid 1 BW. Ook lid 2 Bw gaat hier niet op
aangezien het geen publiekrechtelijke maar privaatrechtelijke rechtspersoon is aangezien het een
stichting is.

Er moet hier sprake zijn van een openbaar gezag gegeven door middel van een wettelijk voorschrift.
Dit is gegeven in art. 4:4 Wet op financieel toezicht. Het verandert eenzijdig de rechtshandeling met
een ander persoon.

Op het moment dat er geen wettelijk voorschrift is, wordt er niet voldaan aan het legaliteitsvereiste.
Behalve dat er een jurisprudentielijn is ontwikkeld, waardoor dit legaliteitsvereiste niet is
overschreden.




3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnnevanDrimmelen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80  2x  sold
  • (1)
  Add to cart