Rechtsregels: regels die als zodanig worden erkend en door rechters en andere autoriteiten worden
toegepast en afgedwongen. Juridisch relevant en rechtens afdwingbaar.
Andere regels zijn regels van moraal en fatsoen.
Rechtsregels
• Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk
Publiekrecht (overheid vs. burger):
o Staatsrecht
o Bestuursrecht
o Belastingrecht
o Strafrecht
Privaatrecht (burger vs. burger):
o Personen- en familierecht
o Vermogensrecht
o Ondernemingsrecht
• Dwingend en aanvullend/regelend
Dwingend: er mag niet afgeweken worden van de rechtsregel.
Aanvullend/regelend: van toepassing wanneer partijen zelf geen regeling hebben getroffen.
• Materieel en formeel
Materieel: inhoud van de rechtsregel
Formeel: proces van de rechtsregel (procesrecht)
• Objectief en subjectief
Objectief: rechtsregel beschrijft de bevoegdheden waarop personen recht kunnen hebben.
Subjectief: recht van de persoon zelf.
Rechtsobject: substantie van elke rechtsbetrekking (loon, koopsom)
Rechtsbronnen
• Wet
o Wet in materiële zin: wetten die voor iedereen gelden, kunnen door verschillende
overheidsorganen uitgevaardigd worden.
o Wet in formele zin: wetten die door regering en Staten-Generaal zijn uitgevaardigd.
Meeste wetten in formele zin zijn ook wetten in materiële zin. Wetten in materiële zin kunnen ook
AMVB, APV etc. zijn.
Rangorde:
Hogere regelingen gaan boven lagere regelingen.
Jongere regelingen gaan voor oudere regelingen.
Bijzondere regelingen gaan voor algemene regelingen.
• Internationale regelingen (IPR)
Verdragen met rechtsregels.
• Jurisprudentie
Blijft van kracht zolang de rechtsregel niet opgenomen is in een wettelijke regeling.
• Gewoonterecht
Gewoonte moet gedurende lange tijd in bepaalde kring zijn gevolgd en de overtuiging moet zijn
ontstaan dat men zich overeenkomstig moet gedragen.
• Ongeschreven recht
Redelijkheid en billijkheid en sommige algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Burgerlijk Wetboek: getrapte opbouw en schakelbepalingen.
Rechtssubjecten: natuurlijke personen en rechtspersonen.
1
,Rechtspersonen: privaatrechtelijke rechtspersonen en publiekrechtelijke rechtspersonen (en
kerkgenootschappen).
Rechtsbevoegd: rechtssubjecten zijn dragers van rechten en plichten.
Handelingsbekwaam: in staat zijn onaantastbare rechtshandelingen te verrichten.
Hoofdstuk 2 – Vermogensrecht algemeen
Vermogen: op geld waardeerbare bezittingen en schulden die een persoon heeft.
Goederen: zaken en vermogensrechten.
Eenheidsbeginsel: de hoofdzaak met bestanddelen vormt één zaak.
Natrekking: een bepaalde zaak gaat één geheel vormen met een andere zaak.
Registergoederen: voor vestiging of overdracht is inschrijving nodig in openbare registers.
• Alle onroerende zaken
• Bepaalde schepen en luchtvaartuigen
• Sommige vermogensrechten
Niet-registergoederen: alles dat geen registergoed is.
Vermogensrechten: rechten die overdraagbaar zijn, voordeel verschaffen en verkregen zijn in ruil voor
voordeel.
• Absolute rechten: kunnen tegenover iedereen worden uitgeoefend.
o Zakelijk: rusten op zaken
o Niet-zakelijk: rusten op voortbrengselen van de geest
Drie kenmerken:
1. Exclusiviteit
2. Zaaksgevolg (droit de suite)
3. Gesloten systeem
• Relatieve rechten: kunnen tegenover één bepaalde persoon worden uitgeoefend (wederpartij).
Ook wel persoonlijke rechten of vorderingsrechten genoemd. Ontstaan uit verbintenis.
Beperkte rechten: absolute vermogensrechten, afgeleid uit een meeromvattend recht.
• Genotsrechten: recht op gedeelte van een zaak (bijv. erfpacht).
• Zekerheidsrechten: dienen tot zekerheid voor de voldoening van een vordering.
Afhankelijke rechten: rechten die zodanig aan een ander recht verbonden zijn, dat ze niet zonder dat recht
kunnen bestaan. Deze rechten zijn niet apart overdraagbaar en volgen het recht waaraan zij verbonden
zijn. Bijvoorbeeld pand- en hypotheekrecht en borgtocht.
Zekerheden:
• Persoonlijke zekerheid: iemand anders dan de schuldenaar kan ook aangesproken worden via
borgtocht of hoofdelijkheid.
• Goederenrechtelijke zekerheid: voorrang op andere schuldeisers via pand- en hypotheekrecht.
Prioriteitsbeginsel: bij botsing twee beperkte rechten heeft oudste recht voorrang (op basis van tijdstippen
inschrijving register of uit de wet c.q. tijdstip van vestiging).
Botsing twee vorderingsrechten: uitgangspunt is gelijkheid van schuldeisers: concurrente crediteuren.
Tenzij in geval van voorrang door pand- en hypotheekhouder of overeengekomen achterstelling.
2
, Vijf uitzonderingen op hoofdregel van gelijkheid schuldeisers.
1. Twee botsende rechten op levering: oudste recht gaat voor c.q. absolute zakelijke recht gaat voor
relatief persoonlijk recht.
2. Kwalitatieve rechten: wanneer een uit een overeenkomst voortvloeiend recht in zodanig verband staat
met een aan de schuldeiser toebehorend goed dat hij dat dat recht slechts belang heeft zolang hij het
goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die het goed onder bijzondere titel verkrijgt.
3. Bescherming van een derde tegen een beschikkingsonbevoegde voorganger: roerende zaken hebben
geen gevolg.
4. Koop breekt geen huur.
5. Onrechtmatige-daadactie.
Rechtshandeling: de handeling die erop gericht is een bepaald rechtsgevolg in het leven te roepen.
• Eenzijdig: wilsverklaring van één persoon is voldoende
• Meerzijdig: wilsverklaring van twee of meer personen = overeenkomst
• Ongericht: rechtshandeling is niet gericht tot een bepaald persoon
• Gericht: rechtshandeling is gericht tot een bepaald persoon
Rechtshandelingen kunnen onder een tijdsbepaling of een voorwaarde worden verricht.
Deze hebben dan een opschortende of ontbindende werking.
Vereisten voor totstandkoming geldige rechtshandeling:
• Persoon moet handelingsbekwaam zijn
• Persoon moet handelingsbevoegd zijn
• Wilsverklaring en indien nodig, vorm
Handelingsbekwaamheid
Iedere natuurlijke persoon is geschikt om voor zichzelf rechtshandelingen tot stand te brengen.
Onbekwaam zijn minderjarigen en onder curatele gestelden.
Handelingsbevoegdheid
Handelingsbekwame personen kunnen op een bepaald gebied onbevoegd zijn een rechtshandeling te
verrichten om de schijn van misbruik te voorkomen (art 3:43 BW).
Wilsverklaring
Er moet een op rechtsgevolg gerichte wil zijn die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Soms schrijft de wet voor een bepaalde handeling een bepaalde vorm van wilsverklaring voor.
Dubbele grondslag van totstandkoming rechtshandelingen
1. Wil en verklaring stemmen overeen, rechtshandeling komt tot stand.
2. Wil en verklaring stemmen niet overeen, maar op grond van het vertrouwensbeginsel komt er toch een
rechtshandeling tot stand.
Uitzonderingen:
• Tikfouten (evident dat wil en verklaring niet overeenstemmen)
• Geestelijke stoornis, wanneer er een causaal verband is tussen stoornis en wilsverklaring is en/of het
voor wederpartij zichtbaar is.
Moment totstandkoming rechtshandeling: het moment waarop de verklaring (aanvaarding) de wederpartij
heeft bereikt.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hdekruijff. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.