!! Slaag met behulp van deze samenvatting van de 1ste keer op je examen (17/20) !!
Dit is een samenvatting van het vak Micro-economics dat aan de Uhasselt wordt gegeven in 2de bachlor Handelswetenschappen. De samenvatting is in het Nederlands met hier en daar wat belangrijke begrippen in het Engel...
MICRO ECONOMIE
CHAPTER 7 : THE COST OF PRODUCTION (ZS)
Probleemstelling : Hoe bepaal je de koste minimaliserende productiewijze?
7.1 KOSTEN METEN: WELKE KOSTEN ZIJN VAN BELANG?
Kosten:
Boekhoudkundige kosten
o Retrospectieve kijk → ze kijken terug in de tijd
o Reële kosten plus afschrijvingen
Economische kosten
o Vooruitziende blik (= managementperspectief)
o Houdt rekening met opportuniteitskosten
Opportuniteitskosten
o Kosten in verband met gemiste kansen van het beste alternatieve gebruik van de middelen van de
onderneming
o Vb. huur voor een gebouw dat je zelf bezit en gebruikt
Verzonken kosten
o Niet terug betaalbaar
o Moeten genegeerd worden bij toekomstige economische beslissingen!
o Vb. gespecialiseerde apparatuur
Vaste kosten (= fixed Cost - FC)
o Variëren niet met het productieniveau
o Kosten van inputs die op korte termijn vastliggen (kapitaal)
Variabele kosten
o Varieert met het productieniveau
o Kosten van inputs die variabel zijn op korte termijn (arbeid)
Vaste kosten vs. variabele kosten → vast kapitaal, variabele arbeid :
Vaste kosten: altijd hetzelfde
Variabele kosten: continu stijgend
Totale kosten :
Totale kosten = vaste + variabele kosten
Marginale kosten:
Marginale kosten = ∆TC/∆q = ∆VC/∆q, omdat ∆FC=0
Marginale kosten dalen en stijgen → U-vorm
Gemiddelde kosten:
Gemiddelde vaste kosten = FC/q
Gemiddelde variabele kosten = VC/q
Gemiddelde variabele kosten dalen en stijgen
→ U-vorm
Gemiddelde totale kosten = TC/q
= AFC +AVC
AFC = Average fixed cost = gemiddelde vaste kost
AVC = Average variable cost
1
,7.2 KOSTEN OP KORTE TERMIJN
Verband tussen MC en MP :
Marginale kosten = marginale kosten van de productie van één extra eenheid output
∆ TC ∆ VC w∆ L w
o MC= → MC= → MC= → MC=
∆q ∆q ∆q MP L
o MP L = Het marginale product van arbeid (= The marginal product of Labor)
MP L en MC zijn omgekeerd evenredig = ze bewegen in tegengestelde richting.
o Als MP L groter wordt, dan wordt MC kleiner
o Als MP L kleiner wordt, dan wordt MC groter
Korte termijn: vaste K, variabele L
→ wet van afnemende marginale opbrengsten
o Om meer productie te produceren, moet het bedrijf dus steeds meer extra arbeidskrachten inhuren.
o Er moeten dus steeds grotere uitgaven worden gedaan voor elke incrementele eenheid extra
output.
o Als gevolg hiervan is MC een toenemende functie van q
w
→ MC en MP L bewegen in tegengestelde richtingen : MC=
MP L
Vorm van de kostencurves op korte termijn :
Wet van de afnemende marginale meeropbrengsten
o Bij lage outputniveaus neemt de productiviteit van de inputs toe dankzij specialisatie
MP (=marginale productie) neemt toe en MC (=marginale kost) neemt af
o Bij hogere productieniveaus geldt de wet van de afnemende marginale meeropbrengsten
MP neemt af en MC neemt toe
Kostencurve voor een bedrijf:
In (a) : TC = FC + VC
In (b) : ATC = AVC + AFC
Verband AVC en MC :
o MC: helling van de raaklijn aan VC
(deze is dezelfde als de helling van
de raaklijn aan TC)
o AVC: helling van de rechte van
oorsprong naar een punt op VC
o ATC: helling van de rechte van
oorsprong naar een punt op TC
MC = AVC wanneer AVC zijn minimum bereikt (hier:
bij q=7)
MC = ATC wanneer ATC zijn minimum bereikt
Wanneer MC > ATC, dan zal ATC stijgen
2
, Wanneer MC < ATC, dan zal ATC dalen
7.3 KOSTEN OP LANGE TERMIJN
7.4 KOSTENCURVES OP LANGE VERSUS KORTE TERMIJN
Korte termijn:
Vorm van AC en MC op de korte termijn : U-vorm
Verklaring : wet van afnemende marginale meeropbrengsten (enkel gelding op KT)
Lange termijn:
Verschil korte vs. lange termijn : alle factoren zijn variabel (K (=kapitaal per jaar) is niet vast)
Vorm van AC en MC op lange termijn?
o U-vorm → Reden: Eerst toenemende, dan constante en uiteindelijk afnemende schaalopbrengsten
Specialisatie vs. communicatie
o LAC = gemiddelde kostencurve op lange termijn (= Long-run
avarge cost curve)
o LMC = marginale kostencurve op lange termijn (= Long-run
marginal cost curve)
→ Marginale kost snijdt de LAC in zijn minimum
Kostencurve op lange termijn :
Schaalvoordelen: kosten stijgen minder naarmate de output
toeneemt en daarom dalen de gemiddelde kosten
o Specialisatie!
o Schaalopbrengsten ≠ schaalvoordelen
schaalnadelen: kosten stijgen meer dan de output omdat de
gemiddelde kosten stijgen
o Communicatie
→ U-vorm LAC vertoont eerst schaalvoordelen, gevolgd door schaalnadelen
MC
Kosten-output elasticiteit = procentuele verandering in kosten voor 1% toename in productie → Ec =
AC
EC = 1 als MC = AC
EC < 1 als MC < AC → schaalvoordelen
EC > 1 als MC > AC → schaalnadelen
→ Schaalvoordelen wanneer LAC afnemen, en schaalnadelen wanneer LAC weer toenemen.
Conclusie :
Korte termijn kostencurve
o De relatie tussen TC, MC, AC is vergelijkbaar maar tegengesteld aan de relatie tussen TP, MP, AP
→ Wet van afnemende marginale meeropbrengsten
3
, Kostencurve op lange termijn
o Schaalvoordelen (economics of scale) of schaalnadelen
CHAPTER 8 : PROFIT MAXIMIZATION AND COMPETITIVE SUPPLY (HC 1)
Probleemstelling : Hoe beslissen bedrijven in concurrerende markten hoeveel ze produceren en tegen welke prijs?
Na dit hoofdstuk kun je:
De aanbodcurve op korte termijn van een bedrijf en de bedrijfstak bepalen
Bepalen wanneer een bedrijf moet sluiten
Een winst maximaliserende prijs en productie kiezen op zowel de korte als de lange termijn
De winst en het producenten surplus van een bedrijf berekenen
Opbrengst = prijs hoeveelheid
Kosten minimaliserende combinatie van inputs
→ Inbreng van middelen en arbeid die resulteert in de
kleinste hoeveelheid kosten om iets te produceren
→ opbrengsten en kosten in functie geschreven (afhankelijk) van q (= hoeveelheid) en niet p (= prijs), omdat het
bedrijf in normale omstandigheden geen invloed kan uitoefenen op de prijs. Dit is bepaald op de markt door het
snijpunt van vraag en aanbod.
Marginale opbrengsten (marginal revenues = MR) , kosten en winstmaximalisatie
De winst is gemaximaliseerd waar:
o Afstand tussen R(q) - C(q) maximaal is
o MR = MC
Vorm R(q) – inkomstenfunctie :
o Hoe meer u de productie verhoogt en hoe
meer u wilt verkopen, hoe meer u op een
gegeven moment de prijs moet verlagen.
o Concave functie, maar in concurrerende
markten rechte lijn
Aantal punten bespreken :
o q 0 : kosten = inkomsten → winst = 0
Kosten hier ruim boven 0 → vaste kosten
Vóór q 0 : de omzet is negatief, omdat C(q) > R(q) vanwege de vaste kosten
¿
o q : verschil in opbrengsten R(q) en kosten maximaliseren C(q) → want winst maximaliseren
MR = MC → gele lijn : winst maximaal
De helling van de raaklijn in punt A = MR; De helling van de raaklijn in punt B = MC
Helling is hetzelfde (want evenwijdig)
π (q) = winst = verticale afstand tussen R(q) – C(q)
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cedrinestevens1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $32.22. You're not tied to anything after your purchase.