Slaag direct met een 15/20 met behulp van dit document!
Dit vak wordt gegeven aan de Uhasselt in 3de bachelor in de richting Handelswetenschappen. In deze samenvatting vind je alle theorie uit de ppt's terug samen met notities vanuit elke les.
! We gaan uit van een groot, beursgenoteerd, industrieel bedrijf → veel personeel en veel aandeelhouders
De essentie van bedrijfsfinanciering → Cash!
Waarde bedrijf → cash generen
Waarde aandeel → cash komt ooit terug
→ Maar het is niet genoeg dat er cash is, een bedrijf is pas echt iets waard als er vrije cash is (= cash die het bedrijf
aan niemand schuldig is)
→ Bedrijfsfinanciering komt neer op de waardering van de toekomstige (vrije) kasstromen of “(Free) Cash flows”
Goede investering → waarde!
Actuele waarde (AW) van ingezette kasstromen < actuele waarde terugvloeiende kasstromen
Prijs < waarde
Geëist rendement < verwacht rendement
Goede investering = investering die de waarde van het bedrijf maximaal maakt
! Belangrijk : Prijs ≠ waarde
Waarde = de actuele waarde van alles wat er in de
toekomst zal komen → waarde is niet
observeerbaar
Waarde is niet voor iedereen hetzelfde (meer of
minder vertrouwen)
Prijs is objectief waarneembaar
Prijs vs. waarde
Prijs < waarde → goede investering
Prijs > waarde → slechte investering
Waarde kan je niet zien, maar via modellen berekenen → waarde zal bij iedereen anders zijn → Prijs kan je wel zien
Dit zijn de 5 vragen die een bedrijf moet beantwoorden
1. Vanwaar komt het geld
2. Wat gaan we met dat geld doen
3. Hoeveel gaat er uit die investering komen
(zinvol?)
4. Terugbetalen met intrest (dividenden)
5. Geld dat terugkomt extra investeringen doen
zodat het het bedrijf meer waard maakt
1
,H1 : INTRODUCTIE TOT BEDRIJFSFINANCIERING & CORPORATE GOVERNANCE
1Ste afbakening van domein : ondernemingsvormen
Eenmanszaak (“zelfstandige”) vs. vennootschap
Focus op financieringsbeslissingen van vennootschappen
Beperkte aansprakelijkheid
= de aandeelhouders zijn slechts
aansprakelijk ten belope van
hun inbreng.
Schuldeisers van de
vennootschap kunnen geen
beslag leggen op het persoonlijk
vermogen van de
aandeelhouders.
2de afbakening domein : rol van financiële
managers
Financiële manager = elke verantwoordelijke voor investerings- en/of financieringsbeslissingen
Investeringsbeslissingen vs. Financieringsbeslissingen → genomen door financiële managers
o Investeringsbeslissingen : onzekerheid inzake timing & omvang van opbrengsten
o Financieringsbeslissingen : Kapitaalstructuur (LT) en KT financiering
Risico heel belangrijke factor → technieken om onzekerheid te beperken (risicobeheer)
Investeringsbeslissingen (cash inzetten in bedrijf)
Het waarderen van toekomstige (onzekere) kasstromen
Cruciaal voor succes of falen van een bedrijf
Aspecten:
o hoeveel opbrengsten genereert de investering?
o wanneer?
o met welk risico?
Problematiek van waarderen van onzekere, toekomstige kasstromen
o AW (cash in) >> AW (cash out)
o Investeren (I) : cash out ↔ cash in (onzeker)
Of het een goede investering is, zal afhangen van de cash dat terugkomt
MAAR bedrijf weet niet in het begin waar de cash vandaan komt (verschillende klanten)
Aandelen veel makkelijkere investering → geld komt van dividenden of uit de verkoop van
aandelen
Financieringsbeslissingen (cash ophalen of uitkeren) :
DOEL : financiële middelen mobiliseren en beheren om de financiële doelstellingen van de onderneming te bereiken
LT financieringsbeslissingen:
o Kapitaalstructuur
o Eigen vermogen : autofinanciering
LT schulden
KT financieringsbeslissingen
2
, o Kasplanning
o Lenen en beleggen op KT
Risicobeheer
Financiële doelstellingen van de onderneming
o Winstmaximalisatie ? → LT of KT? → Via welke boekhoudmethode?
Doelstelling van het bedrijf = winstmaximalisatie
o Opdrijven omzet of marktaandeel → impact op winstgevendheid Marktwaarde
= prijs aandelen
o Maximalisatie marktwaarde van de onderneming
= actuele waarde (present value) van het huidige aandelenkapitaal
= actuele waarde van alle verwachte toekomstige winsten
Winst en cash zijn verwant met elkaar, maar niet gelijk aan elkaar
Wij als markt hebben informatie → deze informatie heeft
invloed op de waarde (ook al kunnen we die niet zien) → prijs
past zich constant aan op basis van nieuwe informatie (slechte
informatie, dan prijs ↓ en goede informatie, dan prijs ↑) →
gebeurt niet enkel op basis van informatie, maar ook op basis
van vertrouwen (vertrouwen in wat het bedrijf doet en de
bereidheid om er meer voor te betalen) → bij sommige
bedrijven/producten vertrouwen belangrijker dan info → prijs ↑
Examenvraag : risico en rendement moeten hand in hand gaan en is hetzelfde voor een risicovol en niet risicovol
bedrijf.
Antwoord : Fout, Rendement van het risicovol bedrijf is minder waart dan het rendement van het niet risicovol
bedrijf. Om een risicovol bedrijf op de markt te brengen, moet je meer opbrengsten generen om meer waard te zijn.
o Maximalisatie marktwaarde → maar niet koste wat het kost:
Shareholder doctrine vs. stakeholder doctrine
Ook rekening houden met niet-aandeelhouders
“stakeholders”: werknemers, klanten, leveranciers, schuldeisers, overheid,…
CSR, ESG, SDG, duurzaam, investeringen …
Reputatie hooghouden En-en verhaal : waarde creëren en goed zijn
Integriteitsbeheer voor de maatschappij → toekomstige risico’s
Governanceregels (“deugdelijk bestuur”) bedrijf verlagen = waarde bedrijf stijgen.
Op een duurzame manier werken → werkt
alleen als de markt daarvan overtuigd is
Ethiek & managementobjectieven :
“Crime doesn’t pay”:
o Waarde is AW(cash) → verleiding om te “liegen” over cash
Zware gevolgen voor aandeelhouderswaarde → beleggers dumpen aandeel
o Reputatieschade : mensen gaan minder kopen en hierdoor zal de winst dalen
o Risico : op rechtszaken .. hierdoor prijs dalen
Discipline mechanisme = zorgt ervoor dat bedrijven niet overdrijven met hun cijfers (mooier voorstellen)
3
, Bedrijven die beter doen, dan ze moeten doen, worden daarvoor beloond (rendementen op aandelen hoger)
o Omgekeerd ook waar → bedrijven die slechter doen, worden afgestraft op de beurs
Agency problemen
Mogelijke oorzaak fraude / ethische problemen → agency problemen
o 2 partijen : aandeelhouders (eigenaars) & managers
o Agency problemen (kosten) ontstaan wanneer de eigenaar niet meer de manager is
o DAN manager beslissen over de kassa (geld) terwijl die niet van hem is
o Gevolg : manager gaat dingen doen die niet zorgen voor meer waarde voor het bedrijf (vb. goud wc)
Delegatie van bestuur: aandeelhouders → management
Managers treden op als agenten van de aandeelhouders
o Zorgt voor continuïteit :
Aandeelhouders kunnen aandelen verkopen
Management kan bedrijf verlaten
Laat toe bekwaam management te engageren
→ Maar: verschil in informatie & objectieven → Waardecreatie voor wie?
Eigenaars willen waarde creatie (waarde creatie voor de aandeelhouders), maar zowel eigenaars als
manager hebben veel macht → agency conflict!
Oorzaak: scheiding eigendom en management
o Management heeft soms andere doelstellingen dan maximalisatie waarde van de onderneming
Agency-kosten (gevolg van agency probleem)
o Luxe-uitgaven management
o Streven naar persoonlijke invloed & macht (manager liefst grootste bedrijf i.p.v. waardevolste)
o Kosten voor controle op het management (revisoren)
Revisoren = controleurs → kost die manager niet letterlijk creëert
o Afkeer van aantrekkelijke, risicovolle projecten
Sommige managers nemen te veel risico en sommige te weinig risico
Oplossingen voor agency problemen:
1) Verloning volgens resultaat (incentive pay)
Belangen van de stakeholders (aandeelhouders, management, personeel …) lopen niet gelijk
→ Zorgen dat managers en aandeelhouders werken naar hetzelfde doel
Oplossing:
Aandelenopties bovenop basisloon Op deze manier zal de manager doen wat
Grote bonus bij stijging aandelenkoers goed is voor het bedrijf
Kritiek: bevordert KT-denken en risicogedrag
Probleem : beurs is heel gevoelig, manager kan in de verleiding komen niet de juiste
informatie te delen (=liegen) hierdoor koers op KT snel omhoog
Op LT niet altijd de beste manier
! Managers moeten de juiste risico’s nemen
2) Op de beurs gaan (controle door veel partijen)
Marktdiscipline: opvolging resultaten via:
Analisten
Kredietinstellingen Veel partijen die in de gaten houden wat je doet
Rating agencies vanaf het moment dat je de beurs op gaat
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cedrinestevens1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $32.18. You're not tied to anything after your purchase.