OUDHEID
DeeL 1: Griekenland en Voor-Azië ...................................................................................................................................................... 2
INLEIDING........................................................................................................................................................................................ 2
1. Methodologische inleiding .................................................................................................................................................... 2
2. de prehistorie......................................................................................................................................................................... 4
3. het oude nabije oosten en egypte (ca 3500 – CA 1000 v.C.) ................................................................................................. 5
4. Griekenland (CA 3000 – 1000 v.C.) ........................................................................................................................................ 9
5. het oude, nabije oosten, Egypte en Perzië (ca 1000 – 500 v.C.) .......................................................................................... 19
6. de griekse wereld (ca 1000 – 500 v.C.) ................................................................................................................................ 23
7. het klassieke tijdvak (vijfde en vierde eeuw v.C.) ................................................................................................................ 52
8. het hellenistische tijdperk (338 v.C. – eerste eeuw v.C.) ..................................................................................................... 65
DEEL 2: Het Romeinse RIJK ............................................................................................................................................................... 73
1. Het geografisch kader .......................................................................................................................................................... 74
2. De oudste italische bevolking .............................................................................................................................................. 75
3. Het ontstaan van Rome en de koningstijd (753 – 509 v.C.) ................................................................................................. 78
4. De Republiek: maatschappelijke structuren ........................................................................................................................ 84
5. De Repbliek: binnenlandse en buitenlandse veroveringen ................................................................................................. 93
6. de bewogen eerste eeuw v.C. .............................................................................................................................................. 96
7. het romeinse keizerrijk en omstreken (eerste tot en met zesde eeuw n.C.)..................................................................... 111
8. de zesde eeuw en later ...................................................................................................................................................... 121
EINDE
, 2
OUDHEID
DEEL 1: GRIEKENLAND EN VOOR-AZIË
INLEIDING
Geschiedenis kan veranderen, meer info vinden, theorieën herzien…
- L’année philolique = jaarlijks gepubliceerd volumineus werk met duizenden titels van nieuwe werken over de Grieks-
Romeinse oudheid
- Opgravingen Mada’in Salih (Saoedi-Arabië) → door deze opgravingen werden de grenzen van het Romeinse Rijk herzien
- Eiland Socotra (Hoorn van Afrika) → getuigenissen van interacties tussen handelaars van verschillende culturen
- Kleitabletten uit Mesopotamië → velen moeten nog bestudeerd worden + hun ontcijfering brengt steeds nieuwe facetten
van de Mesopotamische cultuur aan het licht
- Recente ontdekkingen trekken de 18e-eeuwse theorie over de Griekse beschaving als de bakermat en ‘erflater’ van de
westerse beschaving in twijfel → oproep voor wereldgeschiedenis + loslaten van een te exclusief eurocentrisme!!
Moet de focus op het onderzoek naar de oudheid worden verlegd? → 2 werken tonen aan dat dit niet hoeft!
- Price en Thonemann → 3 thema’s als leidraad werk:
o Herinnering (Hoe verhouden Grieken/Romeinen zich tegenover hun eigen verleden?)
o Collectieve identiteit (Wat betekent het om Griek/Romein te zijn?)
o Het concept Europa (niet alleen in geografische zin! → rekbaar)
- Woolf → overzicht over het overleven van empire (Hoe heeft het Imperium Romanum zolang kunnen standhouden?)
- Wat hebben beiden gemeen? → ‘ruime oudheid’ (+- tot komst islam)
Deze cursus:
- Ruim geografisch → wereldcontext
- Ruim chronologisch (tot 7e eeuw, late oudheid →650 bij opkomst nieuwe religie islam)
- Socio-cultureel → collectieve mentaliteiten, maatschappelijke structuren, gemeenschapsleven
1. METHODOLOGISCHE INLEIDING
1.1 BRONNEN
In welke talen zijn de bronnen over de oudheid geschreven? → taalfamilies
Sumerisch Spijkerschrift, volledig aparte groep, taal van bevolking van Zuid-Mesopotamië
Hamito- Heeft verschillende subgroepen te verdelen in 2 categorieën
Semitisch - Groep 1: Egyptisch, Akkadisch (spijkerschrift), Eblaïdsch (veel kleitabletten uit paleisarchief), Urarkees
- Groep 2: Ugaritisch, Hebreeuws, Aramees (taal Jezus), Arabisch
Indo-Europees “talen van bij ons”
Literatuur van de oudheid IS NIET GELIJK AAN literatuur nu!!! → + slechts 2,5% bewaard gebleven!!
- Moraliserend → het is een geschiedenis van grote mannen
- Genre → je bent aan specifieke eisen verbonden
- Vorm → je schrijft niet hoe je wil, retorische principes waar je je aan moet houden
Wat met andere bronnen?
- Epigrafie = studie van opschriften, dingen die gegraveerd zijn op hard materiaal
- Papyrologie = papyrus, vooral in Egypte wegens droogte die zorgde dat het papyrus bewaard bleef
- Ostraca = ostrakon, potscherven
- Numismatiek → vooral gebruikt voor propaganda (wetenschap van tastbare vormen van geld)
Maar! Ook deze teksten zijn aan conventies gebonden! + zijn vaak kort (materiaal → bv graveren kost veel geld) + !!! wij
benaderen de teksten waarschijnlijk helemaal anders dan de antieke schrijvers zelf!
, 3
Wat zie je?
- Bovenste: Iemand gekruist met ezelshoofd/paardenhoofd
- Links: iemand die vereerd, aanbidt (zie handje)
- Wat zou dit mogelijks kunnen betekenen: mogelijk soort van spot met
vroege christendom?
Wat zie je?
- Er staat geschreven “ hier woont de Minotaurus”
- Labyrint getekend
- Stond voor iemands huis: reden hierachter? → moeilijk om context te
interpreteren
Afbeeldingen (beeldhouwwerken, schilderkunst) zijn vaak moeilijker te interpreteren
Dergelijke studie vraagt goede kennis van cultuurhistorische achtergronden en psychologie
+ historicus oudheid moet uitkijken voor wetenschappen als cult. antropologie, sociologie, psychologie en demografie
1.2 MATERIËLE GRONDSLAGEN
Ecologie – determinisme Ecologie is belangrijk! Maar ga niet over op determinisme, ecologie niet de enige verklaring
Klimaatwijzigingen ! Denk aan ‘Romeinse zomer’, zandstormen, ‘winter’ + val van de Sumerisch-Akkadische rijken
Geologie Denk aan aardbevingen en vulkanisme → komen ook aan bod in de cursus: Minoïsche
beschaving, 6e eeuw (536: ‘year without summer’), Santorini, Kreta…
Carrying capacity Carrying capacity en het belang voor berekening van bevolking, het ‘ontstaan’ van de
landbouw in de ‘Vruchtbare Halve Maan’ rond 8000 v.C.
→ kijken naar de beschikbare grond + hoeveel deze kan voortbrengen en het aantal mensen
die het moet voeden
Secondary products Het domesticeren van dieren! Dierlijke producten (eieren, wol…) = secondary products
revolution
Conflicten tussen 2 Nomadisme (vaak biologisch zwakker) vs. landbouwsystemen (opbrengsten van landbouw in
economische stelsels theorie voldoende!)
Vee Belang van vee !! → vooral geiten en schapen
Milieu Milieu-effecten van landbouw ontbossing, verzilting, MAAR is te nuanceren!! Is niet te
vergelijken met de milieu-effecten van bv de Industriële Revolutie, bv ontbossing niet blijvend,
schade in mijnbouw veel minder groot!
Economisch denken Acquisitive wealth en conspicuous consumption → rijkdom laten zien, hebzuchtig zijn, de
neiging of het streven naar het bezitten, verwerven van rijkdom, opvallende consumptie via
aankoop van goederen of diensten met het specifieke doel om je rijkdom te laten zien
Demografisch Grenzen aan demografische groei door beperkte carrying capacity en veelvuldige ziektes →
nooit bevolkingsexplosie, was niet mogelijk
Kindersterfte Bevolkingspatroon van massief hoge kindersterfte, van de 100 baby’s die geboren werd haalt
66% het eerste levensjaar en 50% haalt 10 jaar, hierdoor kwam levensverwachting naar 25
jaar, zeer beperkte groep bejaarden (wil niet zeggen dat je op je 25 oud was, er waren
ouderen, maar door zuigelingensterfte wordt levensverwachting zo naar omlaag getrokken) 5
à 6 bevallingen per vrouw (+ significant veel gevaarlijker dan nu), lichte bevolkingsaangroei,
constante culturele druk om te huwen en nageslacht te reproduceren
Zijn patronen van de longue durée (F. Braudel)
Stramienen die men in achterhoofd moet houden als men praat over verandering en continuïteit in de geschiedenis
Huis van de geschiedenis (M. Vovelle) → indeling huis in benedenverdieping (materiële gegevens, cijfers), eerste
verdieping (volkse moraal, publiek) en bovenverdieping (recht, filosofie, geneeskunde → denken over)
o Zeer waardevol voor socioculturele benadering
o Behoedt ons voor te simplificerende stellingnames over verandering + aanbreken van nieuwe periodes
▪ Verandering kan optreden op 1 verdieping, terwijl op andere niveaus niets wijzigt
▪ = Hoe spelen die verdiepingen op elkaar in?
, 4
2. DE PREHISTORIE
De prehistorie
Wanneer? Begint: bij de oorsprong der mensheid (500.000 jaar geleden of langer voor Zuid-Europa, in Oost-Afrika
veel vroeger (hier is mens ontstaan)
Eindigt: op verschillende tijdstippen naargelang de volkeren
Wat? De prehistorie bestudeert de periodes die geen geschreven documenten hebben nagelaten
Longue durée geschiedenis
Hoe bestuderen? A.d.h.v. empathische verbeeldingen + verregaande comparatieve vergelijking
Waarover? - Godsdienst → toen ontstaan (vooroudercultus, overledenen zien in dromen…)
- Moraal → belang hiervan (zelfverdediging)
- Aandeel geweld en pijn
- Seksualiteit + ontwikkeling hiervan (verbanden werden gelegd tussen activiteit + gevolg →
voortplanting)
Protohistorie
Wanneer? Verband tussen archeologische gegevens + geschreven bronnen van andere volkeren
Wat? Aanwezigheid van schrift → belangrijk criterium!
NS handboek pagina 49 – 59 (samenvatting prof)
- Het eerste meisje = Ardi (4.4 miljoen jaar oud), net als Lucy gevonden in Ethiopië = Australopithecus
- Soorten mensen → geslacht is telkens homo, maar verschillende soorten
o Homo Habilis, Homo Erectus
o Homo Sapiens → liep rechtop, gebruikt (rechter) hand, stenen werktuigen, vuur, soort gearticuleerde taal?,
cognitieve revolutie, Oost-Afrika
o Homo Neanderthalensis → zelfde kenmerken als Homo Sapiens
- Periodes onderscheiden:
Paleolithicum
Wanneer? Vanaf eerste gebruik van stenen voorwerpen tot einde van de vierde ijstijd (Ca 2.5 miljoen jaar geleden – 10.000
v.C.)
Kenmerken Nomadisch bestaan in bands, eerste uitwisselingen om biologische redenen, gereedschap en wapens (messen,
bijlen, pijlpunten… van keien), jacht, visvangst, verzamelen wilde vruchten, ritualisering en symbolisering, rode
okerschilderingen in grotten Lascaux of Altamira
Mesolithicum
Wanneer? Ca 10.000 v.C. – 7000 v.C.
Kenmerken Stenen voorwerpen (kleiner en gespecialiseerder + is periode ontstaan landbouw in de Vruchtbare Halve Maan),
overgangsperiode, conflict tussen nomaden en sedentairen, begin agrarische revolutie
Neolithicum
Wanneer? 8000 v.C. (voor de Vruchtbare Halve Maan)
Kenmerken Gepolijste stenen voorwerpen, domesticatie van dieren en planten; landbouwnederzettingen, eliminatie van de
nomaden-jagers
Uitweiding: de neolithische cultuur van Sardinië en Malta
Malta
Wanneer? 4000 – 2500 v.C.
Wat? Megalithische cultuur, grote stenen blokken, archeologische sites, reusachtige tempelcomplexen, bv: Ggantija (=
gigant), Bugibba → Waarvoor stenen blokken + hoe? = roept veel vragen op ! (godenbeelden? hoe gemaakt?
waarom zoveel tempelcomplexen? waren er priesterkoningen?) Worden verschillende hypothesen rond gevormd
→ stenen uit ijstijd, Atlantis, eiland zonder mannen… + Veel giswerk gevonden → ook Fat Lady beeldjes: waarvoor
staat het/dient het? Vruchtbaarheidsgodin? Schoonheidsideaal? Wat met dubbele beeldjes (tweelingencultus),
vervangbare hoofdjes (goddelijke knik?)
Sardinië
Wanneer? 1800 – 900 v.C.
Wat? Nuraghe cultuur, beschaving uit bronstijd op Sardinië, Pre-Indo-Europees substraat, torens
(communicatiemiddel?), maatschappij met aristocratische krijgers, priesters, koningen, boeren, ambachtslui en
herders
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller indrahoti. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.