Bijeenkomst 5: Overdracht 1: Roerende en onroerende zaken
Haviltex, HR 13 maart 1981
(ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981, 635)
Essentie
Bij de uitleg van een overeenkomst is het niet genoeg om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst te
kijken. Er dient ook gekeken te worden naar de bedoeling van partijen. Deze uitleg wordt sindsdien aangeduid
met de Haviltex-maatstaf, en wordt nog steeds in geschillen omtrent uitleg gebruikt.
Rechtsregel
De vraag hoe bepalingen in overeenkomsten moeten worden uitgelegd, kan niet beantwoord worden op grond
van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het tevens aan op de
zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten
toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede
van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van partijen kan
worden verwacht. Ook komt betekenis toe aan de context van de desbetreffende bepaling, de
totstandkomingsgeschiedenis ervan, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de
aard van de overeenkomst, en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst.
Indien er sprake is van een zakelijke overeenkomst tussen commerciële partijen, komt er meer waarde toe aan de
taalkundige betekenis van de bewoordingen. Ook een dergelijke ‘objectieve’ uitleg dient echter steeds te
geschieden met inachtneming van de Haviltex-maatstaf, zie bijv. HR 21 maart
2014, ECLI:NL:HR:2014:682 (Coface/Intergamma).
Inhoud arrest
In 1976 verkochten Ermes en Langerwef een machine voor het snijden van steekschuim aan Haviltex. In de
koopovereenkomst werd een bepaling opgenomen waarin stond dat de machine tot het einde van dat jaar mocht
worden teruggegeven. Deze teruggave zou leiden tot ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij de verkoper
het betaalde bedrag moest restitueren. In het midden van het jaar wilde Haviltex de machine teruggeven, zodat
hij zijn geld terugkreeg. De verkopers accepteerden dit echter niet, omdat Haviltex geen goede reden had om de
machine terug te geven. De verkopers stelden dat zij niet hebben bedoeld dat de koopovereenkomst zonder
goede reden ontbonden zou kunnen worden. Haviltex stelde dat er in de bepaling in de koopovereenkomst enkel
stond dat de machine voor het einde van het jaar kon worden teruggeven. Hierin stond namelijk niet dat voor
teruggave een goede reden vereist was.
De vraag die hier centraal staat, is hoe de desbetreffende bepaling in de koopovereenkomst moet worden
uitgelegd. Mocht Haviltex de machine wel of niet zonder goede reden teruggegeven op grond van deze bepaling
in de koopovereenkomst?
Het hof oordeelde dat Haviltex de machine zonder reden mocht teruggeven, omdat dit simpelweg in de
koopovereenkomst was opgenomen. De Hoge Raad nam echter een ander standpunt in, en formuleerde in dit
kader een maatstaf voor de uitleg van bepalingen in overeenkomsten, de zogenaamde Haviltex-maatstaf. De
vraag hoe in een overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, en of deze overeenkomst een leemte laat
die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg
van de bepalingen van de overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin
die partijen in de gegeven omstandigheden, over en weer, redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten
toekennen, en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede
van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren, en welke rechtskennis van partijen kan
worden verwacht. Daarmee rekende de Hoge Raad af met de opvatting dat woorden op zichzelf duidelijk kunnen
zijn en geen uitleg behoeven.
, Algemene zelfstudievragen
Zijn alle goederen vatbaar voor overdracht?
Alleen goederen, zaken en vermogensrechten (art. 3:1, 2 en 6) zijn overdraagbaar:
niet-goederen zijn niet vatbaar voor overdracht. Zo is een onderneming geen goed en dus
niet vatbaar voor overdracht, terwijl aandelen in een onderneming dit wel zijn. Ook
bestanddelen zijn geen zelfstandige zaak en dus geen goed, waardoor tevens niet voor
overdacht vatbaar. Dit geldt ook voor rechtsvorderingen.
Art. 3:83 lid 1 bepaalt dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten
overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van de rechtshandeling zich tegen de
overdracht verzet. Dit beginsel van vrije overdraagbaarheid is van groot economisch
belang. De aard van het goed kan zich evenwel tegen overdracht verzetten, waarbij
gedacht moet worden aan afhankelijke rechten (art. 3:7 jo. 82), maar ook rechten met
een uiterst persoonlijk karakter (rechten van gebruik en bewoning, pensioen of
levensonderhoud). Voorts kan de wet overdraagbaarheid uitsluiten, waarbij het vaak gaat
om gevallen waarin ook de aard van het goed zich al zou hebben verzet tegen de
overdracht (vgl. art. 3:226 lid 4). Ook een wettelijk voorkeursrecht, het recht om voor
vervreemding het goed aangeboden te krijgen, kan inbreuk maken op de
overdraagbaarheid. De overdraagbaarheid van goederen kan volgens art. 3:83 lid 1 niet
bij partijbeding worden uitgesloten. Voor vorderingsrechten geldt dit uitgangspunt echter
niet (lid 2). Een vervreemdingsverbod kan echter niet worden doorgegeven door middel
van een kwalitatieve verplichting (art. 6:252 lid 5). Het verbod op andere goederen
van overdraagbaarheid te onttrekken heeft een ruime strekking: ook verkapte en
beperkte onoverdraagbaarheidsbedingen zijn verboden. Dit geldt ook voor het vestigen
van beperkte rechten (art. 3:81 jo. 98). Een vervreemdingsverbod heeft wel werking
tussen partijen onderling, waardoor wanprestatie kan optreden, maar een dergelijk
beding mist uit hoofde van art.3:83 lid 1 goederenrechtelijke werking. Bij
vorderingsrechten geldt volgens lid 2 dat schuldeiser en schuldenaar de
overdraagbaarheid van een tussen hen bestaand vorderingsrecht wel kunnen uitsluiten
(lid 2), welk verbod dan ook wel goederenrechtelijke werking heeft. Wel blijft een
dergelijke vordering vatbaar voor verhaal ex art. 3:276. Andere rechten dan in art. 3:83
lid 1 genoemd zijn slechts overdraagbaar voor zover de wet dit bepaalt (lid 3), of indien
overdracht past in het stelsel van de wet en aansluit bij wel in de wet geregelde gevallen.
Artikel 3:84 BW leert ons de voorwaarden voor overdracht: een geldige titel, waarbij het goed voldoende
bepaald is + beschikkingsbevoegdheid + levering.
Een belangrijk kenmerk van goederen is dat zij in beginsel overdraagbaar zijn, dat wil zeggen dat het
rechtssubject dat tot een goed gerechtigd is dat goed aan een ander rechtssubject kan overdragen. Het gaat
daarbij om de vatbaarheid van het object voor overdracht.
De vraag wanneer een object vatbaar is voor overdracht, is niet eenvoudig. Voor vatbaarheid voor overdracht is
vereist dat het object een eenheid vormt, maar die voorwaarde ligt al besloten in het woord 'object'. Met name is
van belang dat het zeker niet om een stoffelijk object hoeft te gaan (het kan ook om een vermogensrecht gaan).
Daarom kan bijvoorbeeld de vraag worden gesteld of een onderneming die in de vorm van een eenmanszaak is
gegoten, vatbaar is voor overdracht. Alles wat tot die onderneming behoort is deel van het vermogen van de
ondernemer/eigenaar, terwijl tegelijkertijd die onderneming vanuit maatschappelijk oogpunt als een eenheid
wordt gezien. Die vraag wordt over het algemeen met 'nee' beantwoord.
Dat iets in maatschappelijke zin een eenheid vormt, is namelijk niet genoeg. Voor zaken geldt de wettelijke
definitie van artikel 2: stoffelijke objecten die voor menselijke beheersing vatbaar zijn. In feite kan de eis van
vatbaarheid voor menselijke beheersing aan alle goederen, dus ook aan vermogensrechten, worden gesteld. Het
gaat om de vraag of het object op een zodanige wijze kan worden aangeduid dat transacties mogelijk zijn met
inachtneming van de eis van kenbaarheid voor derden. De bepaaldheidseis van art. 84 lid 2 wordt in dit verband
ook van toepassing geacht op de levering. Het gaat om een voor derden kenbare macht jegens
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller helenegodding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.