Bijeenkomst 1: Introductie vermogensrecht en huwelijksvermogensrecht
Algemene zelfstudievragen:
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen absolute en relatieve rechten?
In het goederenrecht hebben we telkens te maken met rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel
tegenover iedereen kan inroepen. Vanwege deze ‘derdenwerking’ noemen we een dergelijk recht een absoluut
recht. In het verbintenissenrecht hebben we in beginsel te maken met rechten die niet tegenover iedereen
inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een bepaalde persoon, namelijk degene met wie men in een
verbintenisrechtelijke verhouding staat. Een dergelijk recht heet een relatief recht; het is slechts in relatie tot een
bepaalde persoon tot gelding te brengen.
Absolute en relatieve rechten zijn elkaars contrasten. Een absoluut recht is een recht van één tegenover allen en
tegenover iedereen te handhaven. Relatieve rechten gelden slechts tegenover de wederpartij. Bij absolute rechten
kan men denken aan zakelijke rechten (het volledige recht op een zaak of het beperkte recht op een zaak),
rechten op vermogensrechten en rechten op de voortbrengselen van de menselijke geest (zoals het auteursrecht
en octrooirecht). Bij relatieve rechten kan men denken aan verbintenisscheppende overeenkomsten (eenzijdig of
meerzijdig) of verbintenissen uit de wet (rechtmatige of onrechtmatige daad).
Wat is de relatie tussen de begrippen verbintenis, rechtshandeling en overeenkomst?
Een verbintenis is in de rechtswetenschap een rechtsverhouding krachtens welke de ene partij (schuldenaar of
debiteur) een prestatie verschuldigd is aan de andere partij (schuldeiser of crediteur). De verbintenis heeft een
actieve en een passieve kant: zij is zowel vorderingsrecht als schuld.
Een rechtshandeling in de theorie van het recht is een handeling die iemand uitvoert met de bedoeling een
bepaald rechtsgevolg tot stand te brengen. Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek bevat geen definitie van de
rechtshandeling, maar Boek 3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 33 wel aan wat voor een
rechtshandeling nodig is:
‘Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft
geopenbaard.’
Een overeenkomst is een afspraak tussen minimaal twee natuurlijke personen of rechtspersonen over wat ze met
elkaar of voor elkaar zullen gaan doen of laten.
De relatie tussen bovenstaande begrippen:
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 BW). De aanbod en de
aanvaarding zijn rechtshandelingen: een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft
geopenbaard (art. 3:33 BW). Daarnaast bestaat een overeenkomst uit een of meerdere verbintenissen.
Wat gebeurt vermogensrechtelijk bij een huwelijk of een geregistreerd partnerschap?
Vanaf het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap bestaat er tussen de
echtgenoten/partners van rechtswege een beperkte gemeenschap van goederen (art. 1:94 lid 1 BW), tenzij bij
huwelijkse voorwaarden anders is bepaald (art. 1:93 BW). De gemeenschap omvat goederen (activa) en schulden
(passiva). De gemeenschap pakt echter voor schulden anders uit dan voor goederen. Ten aanzien van de
goederen geldt dat de echtgenoten gezamenlijk hiervan rechthebbenden worden. Van de schulden worden zij
daarentegen niet gezamenlijk schuldenaar. Dat een schuld in de gemeenschap is gevallen, betekent slechts dat
deze schuld ten laste van de gemeenschap komt en voor deze schuld verhaal kan worden genomen op de
gemeenschap (art. 1:96 lid 1 BW).
De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen die reeds voor het huwelijk aan de echtelieden
gezamenlijk toebehoorden en alle overige goederen van de echtgenoten door ieder van hen afzonderlijk of door
hen tezamen vanaf de aanvang van de gemeenschap tot de ontbinding van het huwelijk verkregen, met
uitzondering van een aantal in de wet uitgezonderde goederen (art. 94: lid 2-6 BW). De gemeenschap omvat, wat
haar lasten betreft, alle voor het ontstaan van de gemeenschap bestaande gezamenlijke schulden, alle schulden
betreffende goederen die reeds voor de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk
toebehoorden en alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van ieder van de echtgenoten
met uitzondering van een aantal in de wet genoemde schulden (art. 1:94 lid 5 en 7 BW).
, Wat wordt bedoeld met een gemeenschap van goederen?
De gemeenschap van goederen was tot 2018 het wettelijk stelsel in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht.
Met het begrip, dat was neergelegd in art. 94 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, werd de wettelijke
gemeenschap van goederen bedoeld die van rechtswege tussen echtgenoten bestond vanaf het ogenblik van
voltrekking van het huwelijk, en tussen geregistreerde partners vanaf de registratie, voor zover zij daarvan niet
bij huwelijkse voorwaarden waren afgeweken.
De wet van 24 april 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang
van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, die op 1 januari 2018 is ingegaan, wijzigde onder
meer Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek zo dat de wettelijke gemeenschap van goederen beperkt
werd. Verdergaande gemeenschap van goederen moet nu in huwelijkse voorwaarden worden geregeld, terwijl
anderzijds voor sommige bruidsparen de behoefte aan huwelijkse voorwaarden door de wetswijziging kan zijn
vervallen. De wijziging is niet van toepassing op tot en met 2017 gesloten huwelijken.
Traditioneel werd de gemeenschap van goederen gezien als een perfecte en volledige gezamenlijke eigendom.
Anders dan bij een normale mede-eigendom, waarbij eenieder slechts recht heeft op een aandeel in een goed,
waren beiden tot het geheel gerechtigd, onder respectering van het overeenkomende recht van de ander.
Zijn partijen vrij om huwelijkse voorwaarden op te stellen en af te wijken van het wettelijke
huwelijksvermogensrecht?
Huwelijkse voorwaarden komt men overeen als men wil afwijken van het wettelijk vermogensstelsel van
de gemeenschap van goederen. De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen (sinds 1 januari 2018) ontstaat
van rechtswege (dat wil zeggen automatisch) bij het aangaan van een huwelijk.
De notaris moet van de huwelijkse voorwaarden een akte opmaken, anders zijn ze niet geldig. Hij moet de akte
van huwelijkse voorwaarden inschrijven in het openbaar huwelijksgoederenregister bij de rechtbank van de
plaats waar het huwelijk wordt gesloten. Het openbaar huwelijksgoederenregister kan door iedereen worden
ingezien. Indien de huwelijkse voorwaarden niet worden ingeschreven, werken ze alleen tussen de echtgenoten
onderling.
Taak 1:
Probeer na te gaan of de beschreven kwesties al dan niet vermogensrechtelijk en vervolgens (eventueel)
goederenrechtelijk en/of verbintenisrechtelijk van aard zijn. Ga nadrukkelijk in op de vraag of in de
betrokken casus een persoonlijk dan wel een absoluut recht is ontstaan en probeer het recht zo precies
mogelijk te benoemen. Vermeld tevens de relevante wettelijke grondslag.
A schenkt zijn fiets aan B
Deze kwestie is vermogensrechtelijk van aard.
De casus is verbintenisrechtelijk omdat het gaat om een relatie tussen een persoon en een andere persoon. Er is
sprake van een eenzijdige overeenkomst: schenking (art. 7:175 BW).
De casus is goederenrechtelijk omdat het gaat om de overdracht van het eigendomsrecht, een absoluut recht (art.
5:1 BW – art. 3:83 BW – art. 3:84 BW – art. 3:90 BW).
B heeft, na haar huwelijk met A, het recht A’s achternaam te voeren
Deze kwestie is niet vermogensrechtelijk van aard. Wel is er sprake van een persoonlijk recht, namelijk het recht
van echtgenoten/geregistreerd partners om de naam van de ander te voeren ofwel in plaats van de eigen
geslachtsnaam, ofwel voorgaand aan de eigen geslachtsnaam, ofwel volgend op de eigen geslachtsnaam (art. 1:9
BW). In beginsel blijft dit recht bestaan ook na de ontbinding van het huwelijk/beëindiging van het geregistreerd
partnerschap. Het recht vervalt wanneer de ex-echtgenoot/partner weer een nieuw huwelijk of geregistreerd
partnerschap aangaat.
A spreekt zijn schoonvader C aan tot betaling van alimentatie ingevolge art. 1:392 BW
Deze kwestie is wel vermogensrechtelijk van aard. Het gaat hier om een verbintenisrechtelijk aspect.
D geeft zijn huis in bruikleen aan E
Deze kwestie is vermogensrechtelijk van aard.
De casus is verbintenisrechtelijk omdat het gaat om een relatie tussen een persoon en een andere persoon. Er is
sprake van een eenzijdige overeenkomst: bruikleen (art. 7A:1777 BW – art. 7A:1777 BW). De casus is
goederenrechtelijk van aard, omdat er sprake is van onmiddellijk houderschap.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller helenegodding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.