100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Pedagogiek en Algemene Didactiek B $5.93   Add to cart

Summary

Samenvatting Pedagogiek en Algemene Didactiek B

2 reviews
 291 views  15 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van ALLE stof voor het tentamen van PAD B (Pedagogiek en Algemene Didactiek B) aan de UvA. Uit Woolfolk: Hoofdstuk 4, 5, 8, 9, 10 Uit Van der Wal & De Wilde: H1.3, H1.4.3, H1.4.4, H2.6.4, H4.2.6, H4.3, H2.1 tm H2.5, H2.6.3, H2.7, H3.4. Papers van M. Hajer & T. Meestringa en De Graaf...

[Show more]

Preview 4 out of 43  pages

  • Unknown
  • June 7, 2019
  • 43
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: nidal_ennali • 2 year ago

review-writer-avatar

By: willemkamper • 5 year ago

avatar-seller
Ontwerpen op basis van onderwijsleer
theorieën
Perspectief op leren:
1. Behavioristisch
2. Cognitivistisch (information processing)
3. (Sociaal)constructivistisch

Begripsontwikkeling
Concept = een algemene categorie van ideeën, objecten mensen of ervaringen waarvan
leden bepaalde eigenschappen delen. Het is een abstract begrip en bestaan niet in de
echte wereld
1. Defining attributes theory = Concepten delen een reeks definiërende
kenmerken.
We herkennen specifieke voorbeelden door belangrijke vereiste kenmerken te
vermelden. Vb1: een boek, aan elkaar verbonden pagina’s. Vb2: een hond, heeft 4 poten,
staart. Probleem: meeste concepten hebben geen definiërende kenmerken (party) en
hebben vage grenzen (is een wolf een hond of een vleermuis een vogel?).
2. Prototype theory = de beste representatie of voorbeeld van zijn categorie.
In ons hoofd hebben we een prototype van een concept. Vb.: de beste representatie van
de categorie ‘vogels’ is een roodbosje (makkelijke te herkennen). Andere leden in deze
categorie zijn zeer vergelijkbaar met het prototype zoals een mus en sommige leden zijn
deels vergelijkbaar zoals een kip of struisvogel.
Probleem: categorieën hebben vage grenzen waardoor het moeilijk is om iets in een
categorie te plaatsen.
3. Exemplar theory (stored examples) = is een specifiek voorbeeld/werkelijke
herinnering die gebruikt wordt om een item te classificeren.
Vb.: ik vergelijk deze hond met alle honden die ik heb ontmoet en ken in mijn leven and
does it feel like a dog to me?

Prototypen zijn waarschijnlijk opgebouwd uit ervaringen met vele voorbeelden. dit
gebeurt natuurlijk omdat episodische herinneringen aan bepaalde gebeurtenissen na
verloop van tijd samen vervagen  een gemiddeld of typisch bank-prototype ontstaat
van alle bankvoorbeelden die je hebt gezien.

Simplicity principle (Jacob Fieldman) = wanneer mensen geconfronteerd worden met
voorbeelden, dan induceren ze de simpelste categorie of regel die alle voorbeelden
omvat.

Welke strategie je ook gebruikt om concepten aan te leren, je hebt de volgende 4
componenten nodig:
1. Examples & non-examples
Om grenzen van een categorie duidelijk te maken. VB.: waarom een vleermuis (non-
example) geen vogel is  helpt grenzen van concept vogel te stellen.
2. Relevant & niet-relevante kenmerken
Vliegen is niet een direct relevant attribute  veel vogels vliegen, maar sommige niet
(pinguïns) en sommige niet-vogels (vleermuis) vliegen wel. Het vermogen om te vliegen
wel meetellen als een kenmerk in het concept vogel, maar alleen vliegen definieert een
dier niet tot vogel. Ook bijvoorbeeld het kenmerk hoofd (wel essentieel voor complete
vogel), draagt niets bij aan het definiëren van de 'vogelheid' van een vogel.
3. De naam van het concept
4. Een definitie
Aanvulling: foto’s, diagrammen en mappen kunnen het leren verbeteren.
Ondergeneralisatie = het uitsluiten van een echt lid van een bepaalde categorie,
waardoor het concept beperkt blijft  limiteren van concept.

,Onderneneralisatie kan je voorkomen door verschillende irrelevante kenmerken op te
nemen in categorie. Vb.: fruit met 1 of meerdere zaden, fruit met zoete of geen zoete
smaak, fruit met dikke en dunne schil, fruit heeft verschillende smaken.
Overgeneralisatie = betrekken van onechte leden in een categorie waardoor een
concept te ver uitgerekt wordt  uitbreiden van concept.

Concept mapping = het diagram van de leerling van zijn of haar begrip en kennis van
een concept

Bruner’s theory (cognivitisme)
Bruner is van mening dat klassikaal leren moet plaatsvinden door middel van inductief
redeneren, dat wil zeggen, door specifieke voorbeelden te gebruiken om een algemeen
principe te formuleren (voorbeeld fruit-les).
Inductief redeneren (inductive reasoning) = het formuleren van algemene principes of
regels gebaseerd op kennis van voorbeelden en details.
Ontdekkend leren (dicovery learning) = kinderen moeten actief zijn in het leren en
werken hierbij zelf om basis principes te ontdekken en niet iets klakkeloos aan te nemen
van leraar.
 Give the examples first, then let them organize them, until they discover the rule
themselves. VB.: believe, cashier, piece, field, ceiling, deceit, receive  rule: “I”
before “e”, except after c.

Inductive: examples  rules
Deductive: rules  examples

Inductief redeneren vereist intuitive thinking. Intuitive thinking kan je stimuleren door het
aanmoedigen van leerlingen om te raden op basis van incompleet bewijs en dan dat
goedkeuren of afwijzen  fout raden is niet slecht en zo komen leerlingen in hun
leerzone = een onderdeel van een les of activiteit waarbij een leerling open staat voor
nieuw leren.is. Het wordt meestal gesignaleerd door de leerlingen die erkennen dat ze
iets niet weten of begrijpen.
Leren kan alleen plaatsvinden als er een tijdelijke misvatting is of een nieuwe kennis die
ervaren wordt.

Pure discovery = leerlingen werken voor een groot deel zelfstandig
Guided discovery (geleid ontdekkend leren) = een aanpassing van ontdekkend leren,
waarbij de leraar enige richting geeft.

Ausubel’s theory (cognivitisme)
Ausubel is van mening dat kennis wordt verworven door receptie, niet door discovery.
Deductive reasoning = conclusies trekken door regels of principes toe te passen;
logisch overstappen van een algemene regel of principe naar een specifieke oplossing
(dus niet ontdekt in specifieke gevallen die leiden tot algemene concepten).

Ausubel believed that the learning of new knowledge must built on information you
already know. Understanding concepts, principles and ideas are achieved through
deductive reasoning. Likewise, he believed in the idea of meaningful (verbal) learning as
supposed to rote memorization. He believes that construction in knowledge begins with
our observation and recognition of events and objects through concepts we already
have, we learn by constructing in network of concepts and adding to them. He also
stresses the importance of reception rather than discovery learning.
In order for something to qualify as meaningful learning, new knowledge must interact
with the learners’ existing knowledge structure.
He advocates the use of advances organizers as a mechanism to help link new learning
material with existing ideas. They are helpful because they aid in the process of learning
of complex or difficult material.

De strategie van Ausubel begint altijd met een:

,Advance organizers = een inleidende verklaring om materiaal dat volgt te
introduceren en op te sommen. (Organizers zijn manieren om veel leerstof schematisch
voor je te krijgen waardoor je dus de kennis beter beklijft, vb.: mindmap).
1. Comparative organizers = deze activeren of heractiveren reeds bestaande
schema’s. Ze herinneren je aan wat je al kent, maar je weet nog niet dat het
relevant is.
2. Expository organizers = deze voorzien de leerlingen met nieuwe kennis dat ze
nodig hebben om de komende informatie te begrijpen.

De advance organizer heeft 3 doelen:
1. Ze richten je aandacht op wat belangrijk is in het komende materiaal.
2. Ze benadrukken relaties tussen ideeën die zullen worden gepresenteerd.
3. Ze herinneren je aan relevante informatie die je al hebt.
Advance organizers helpen leerlingen leren, als ze aan 2 voorwaarde voldoen:
1. Ze moeten effectief zijn, leerlingen moeten het begrijpen.
2. Ze moeten echt een organizer zijn, het moet relaties aanduiden rondom de basis
concepten en termen die gebruikt zullen worden.

Analogieën = nieuwe concepten leren door verbanden te leggen met informatie die
leerlingen al begrijpen.
Het doel van analoge instructie is om kennis te identificeren die deze leerlingen al in het
geheugen hebben, die kunnen worden gebruikt als startpunt voor het leren van het
nieuwe, complexe materiaal.
Deze aanpak is nuttig gebleken voor het onderwijzen van wetenschappelijke of culturele
kennis in heterogene secundaire klassen met leerlingen die minder academisch zijn
voorbereid en leerlingen met leerproblemen.

Een probleem heeft een beginstaat (huidige situatie), een doel (het gewenste resultaat)
en een pad voor het bereiken van het doel (inclusief operaties of activiteiten die je naar
het doel brengen).
Problemen variëren van well-structured (vb: 2+2=4) tot ill-structured (veel verschillende
oplossingen en paden naar oplossingen zijn mogelijk).

Problem solving = nieuwe oplossingen creëren voor problemen. Nieuwe antwoorden
formuleren, verder gaan dan de eenvoudige toepassing van eerder geleerde regels om
een doel te bereiken. Probleem oplossing (problem solving) is wat er gebeurt als geen
oplossing voor de hand ligt.

Algemene problem solving strategie IDEAL:
Identify problems and opportunities
Define goals and represent the problem
Explore possible strategies
Anticipate outcomes and Act
Look back and Learn


Identificeren probleem
Het identificeren van het probleem is een kritische eerste stap. Onderzoek wijst uit dat
mensen zich vaak haasten door deze belangrijke stap en 'een sprong maken' naar het
benoemen van het eerste probleem dat in je opkomt (vb.: de liften zijn langzaam ipv de
mensen zijn verveeld).

Definieer doelen en representatie van het probleem
Om het probleem te representeren en een doel te stellen, moet je de aandacht vestigen
op relevante informatie, de woorden van het probleem begrijpen en het juiste schema
activeren om het hele probleem te begrijpen.

Er zijn 2 belangrijke resultaten van de probleem representatie fase van
probleemoplossing.

, Als je representatie van het probleem een onmiddellijke oplossing suggereert, is je taak
voltooid  Je hebt niet echt een nieuw probleem opgelost; je hebt het nieuwe probleem
eenvoudig herkend als een 'verkapte' versie van een oud probleem dat je al weet op te
lossen = schema-driven problem solving. Je hebt de schema-activated route genomen.
1. Schema-activated route = je gaat direct naar de oplossing d.m.v. bestaande
schema’s.
2. Search-based route = als je geen bestaande schema’s hebt die een directe
oplossing aanbieden.

Verkennen van mogelijke strategieën
2 algemene soorten procedures beschikbaar:
1. Algoritmisch = stap voor stap procedure om een probleem op te lossen, een
voorschrijft/recept van oplossingen. Het is meestal domeinspecifiek. Voordeel:
correct antwoord gegarandeerd. Nadeel: langzaam. Ze worden vaak niet
systematisch uitgevoerd waardoor leerlingen het probleem niet kunnen oplossen
of ze hebben wel de oplossing maar ze begrijpen niet hoe ze eraan komen.
2. Heuristisch = een algemene strategie die kan leiden tot het juiste antwoord. Je hebt er
een aantal:
- Middel-doel analyse (means-ends analysis) = doel verdeeld in een aantal
subdoelen en dan wordt een middel om elk tussendoelobject op te lossen is
uitgezocht.
Vb.: een essay van 8000 woorden schrijven  taak opsplitsen in tussentijdse
doelen, zoals het selecteren van een onderwerp, het lokaliseren van
informatiebronnen, het lezen en organiseren van de informatie, het maken
van een overzicht
Distance reduction mogelijk = pad nemen die direct naar doel gaat.
- Working-back strategie = je begint bij doel en werkt achteruit naar
onopgeloste probleem. Vb.: geometrische probleem
- Analogisch denken (analogical thinking) = het zoeken naar oplossingen
wordt beperkt door alleen situaties na te gaan die vergelijkbaar is met huidige
probleem. Kan leiden tot foute probleem oplossingen. Verbalisation toepassen
= probleemoplossingsplan om zetten in woorden en logica ervan.

We passen vaak automatisch heuristieken toe om snel te oordelen; dat scheelt ons tijd
bij het oplossen van alledaagse problemen. Het verstand reageert automatisch en
onmiddellijk.
Dit kan leiden tot een slechte problem solving.
- Representative heuristics = besluit maken door informatie te vergelijken met
onze mental prototype. Kan leiden tot verkeerde problem solving. Vb.: er wordt
gevraagd om een doktersassistente in de andere zaal te zoeken. De beschrijving
is ‘staartje in en blauwe pak. Geen enkele vrouw in de zaal heeft een staartje in.
Realisatie komt: een man met een staartje. Omdat je prototype van een
doktersassistente een vrouw is ben je opzoek naar een vrouw.
- Availability heuristic = als de beoordeling gebaseerd is op informatie in ons
geheugen.

Andere factoren die in de weg kunnen zitten voor het oplossen van een probleem:
- Belief perseverance = het vasthouden aan overtuigingen, zelfs al we
geconfronteerd worden met tegenstrijdig bewijs.
- Confirmation bias = zoeken naar informatie die ons huidige
beeld/ideeën/overtuigingen bevestigt. Dit vloeit voort uit het verlangen om
een goede oplossing te vinden.

Anticiperen op uitkomsten en evalueren
Nadat je een strategie hebt gekozen en deze hebt toegepast, moet je altijd de resultaten
evalueren door te zoeken naar bewijs die dit bevestigt of juist tegenspreekt.

Verschil tussen expert en beginners
Experts

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dilarayildirim. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.93  15x  sold
  • (2)
  Add to cart