100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie (lesnota's, vb., slides) $7.38   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie (lesnota's, vb., slides)

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige samenvatting van het vak (), op basis van alle slides, lesnota's, alle voorbeelden in de les gegeven en sommige zaken aangevuld met informatie uit het boek en extra teksten.

Preview 10 out of 126  pages

  • June 1, 2024
  • 126
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
ONTWIKKELINGS-
PSYCHOLOGIE
2023-2025


Abstract
Slides, lessen, boek en teksten




Sofie De Man
[E-mailadres]

,De ontwikkeling van het kind

Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie


❖ De reikwijdte van het vakgebied is een continue interactie tussen:
o Fysiek = invloed van het veranderende lichaam op het gedrag (vb. seksuele rijping)
o Cognitief = invloed van de groei en verandering in intellectuele vermogens op het gedrag (vb.
conceptvorming)
o Sociale ontwikkeling = interactie met anderen, hoe sociale relaties groeien, veranderen en
stabiliseren doorheen het leven (vb. hechting, vriendschap in de kindertijd)
o Persoonlijkheidsontwikkeling = stabiliteit en verandering in de eigenschappen die personen
van elkaar onderscheiden (vb. temperament en karakter)


Invloeden op de sociale ontwikkeling: ontwikkeling in een sociale wereld


❖ Cohort = groep van mensen die rond dezelfde tijd en op de dezelfde plek zijn geboren


❖ Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep
op de dezelfde manier voltrekken (vb. lockdown, 9/11)


❖ Invloeden op de ontwikkeling
❖ Normatief historisch bepaalde invloeden = COHORTEFFECTEN
Vb. 9/11, corona, atoombom, Doutroux, etc.
❖ Leeftijdsgebonden invloeden = biologische en omgevingsinvloeden gelijk voor mensen in een
bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht wanneer ze opgroeien
Vb. Menopauze, start schoolcarrière (+/- 6j), pubertijd
❖ Normatief sociaal-cultureel bepaalde invloeden
Vb. Sociale klasse, subcultuur (punkers, skaters, etc.), etnische afkomst
❖ Niet-normatieve gebeurtenissen = atypische gebeurtenis op een tijdstip in het leven waarbij
het de meeste niet overkomt
Vb. SES daalt, trauma, misbruik, verlies ouders, etc.


Vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie


❖ Continue vs. Discontinue verandering (kwantitatief vs. Kwalitatief)
• Continue = ontwikkeling gebeurt geleidelijk aan (kwantitatieve ontwikkeling), onderlinge
processen blijven hetzelfde
Vb. lengtegroei, toename hersencapaciteit, etc.
• Discontinu = ontwikkeling gebeurt in aparte stadia of stappen, elk stadium wordt
getypeerd door gedrag dat KWALITATIEF anders is dan het eerdere stadium



1

, Vb. cognitieve ontwikkeling
• Welke? Het is een EN-EN verhaal → sommige aspecten meer continu, andere meer
discontinu


❖ Kritieke vs. gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
❖ VROEGER = kritieke periode
i. Specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste en
zelfs onomkeerbare gevolgen heeft
ii. Wat dus wil zeggen dat er onomkeerbare consequenties zijn door de aan of
afwezigheid van bepaalde omgevingsfactoren
vb. hechting eerste levensjaren? (nu wat discussie over)
vb. prenataal medicatiegebruik van de moeder
❖ Plasticiteit = maar er is wel wat flexibiliteit, mate waarin ontwikkelingsgedrag of fysieke
structuur kan veranderen
vb. hechting eerste levensjaren? (nu wat discussie over)
❖ NU = gevoelige periode
i. nu wordt eerder gedacht dat er gevoelige perioden zijn i.p.v. kritieke, wat wil dit
zeggen?
1. Periodes waar mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor LEREN
2. Meestal vroeg in het leven
3. Niet onomkeerbaar per se


❖ Levensloopmodel vs. focus op specifieke perioden
❖ VROEGER = focus op babytijd en adolescentie (focus op specifieke perioden)
❖ NU = focus op levensloopmodel vb. volwassenen meer sociale en
persoonlijkheidsontwikkeling dan initieel gedacht
Vb. samenhang levensloop ouders & kinderen, invloed van omgeving op ontwikkeling
zoals relatie grootouders en ouder en kinderen
Vb. depressie ouder


❖ De relatieve invloed van nature vs. nurture op de ontwikkeling
❖ Nature? Genetisch – biologische of endogene theorieën
vb. bloemen die bloeien, maar wel afhankelijk van de omgeving
vb. oogkleur
❖ Nurture? Omgevings -of exogene theorieën
i. Biologisch → gebruik alcohol tijdens zwangerschap
ii. Sociaal → manier waarop ouders hun kind opvoeden
iii. Maatschappelijk → SES
❖ NU = interactionisme = genen en omgeving spelen een rol bij het tot stand komen van
eigenschappen en mogelijkheden (interactieffecten)



2

,Theoretische perspectieven bij het kijken naar kinderen

Psychodynamisch perspectief: focus op innerlijke krachten


Gedrag wordt gemotiveerd door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan de persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft


❖ Psychodynamische theorie van Freud
❖ Gedrag wordt gemotiveerd door (onbewuste) innerlijke krachten, herinneringen en conflicten
❖ Onbewuste = afgestoten infantiele wensen, verlangens en behoeften van verstorende
aard
❖ ‘Abnormaal’ gedrag = inadequaat werken van driften
❖ Topografie
❖ Bewust, voorbewust en onbewust (ID zit volledig in onbewuste)
❖ Drie structuren
❖ ID/ES – aangeboren driften (libidos en thanatos – volgens het genotsprincipe)
❖ EGO/ICH – rationele deel van de PH, buffer tussen de wereld en het ID (volgens het
realiteitsprincipe – inhiberen)
❖ UBER ICH/SUPER EGO - gewetensfunctie
❖ Fasen in de psychoseksuele ontwikkeling
❖ Orale fase (0-1,6j)
i. Mondzone staat centraal
ii. Zuigen aan moederborst, op vingertjes, op objecten
❖ Anale fase (1,6j-3j)
i. Lustbeleving : anus
ii. Uitdrukkingsmiddel : loslaten (volgzaamheid), ophouden (protest)
iii. Controle van kind op omgeving: fysisch en psychisch
❖ Fallische fase (3j-5/6j)
i. Lustbeleving: geslachtsorgaan
ii. Kind ontdekt verschil tussen seksen: hebben of niet (meer) hebben van fallus
❖ Latentie fase (6j-11j)
i. Rust
ii. Innerlijke verwerking van de seksuele beleving: ontwikkeling van tederheid
iii. Gerichtheid op socio-culturele aspecten, nieuwsgierigheid (wat mag, wat mag
niet)?
❖ Genitale fase (11j-…)
i. Heropleving libido
ii. Aandacht voor alle seksuele lichaamsdelen




3

, ❖ Psychosociale theorie van Erikson
❖ Psychologische ontwikkeling: veranderingen in de manier waarop we aankijken tegen
interacties, gedrag van anderen en onszelf als leden van de maatschappij
❖ Egopsychologie (ontwikkelingsmodel met 8 statdia, universeel, epigenetisch principe en
een vast patroon)
❖ Maatschappij belemmerend (negatieve pool) of bevorderend (positieve pool)
❖ In elke levensfase een kernconflict – gevoelige periodes


❖ 8 Ontwikkelingsstadia volgens Erikson




Behavioristisch perspectief: Focus op waarneembaar gedrag


❖ Klassieke conditionering (Watson) = neutrale stimulus wordt gekoppeld aan gewenst gedrag




❖ Operante conditionering (Skinner) = gewenst gedrag wordt aangeleerd via belonen en bestraffen


❖ Sociaal cognitieve leertheorie (Bandura) = we leren door het gedrag van anderen (=model) te
observeren (=modelleren) - 4 noodzakelijke voorwaarden (toepassing klinische psychologie –
courageous modeling)
❖ Aandacht
❖ Retentie
❖ Reproductie



4

, ❖ Motivatie


Cognitief perspectief: kijken naar de oorsprong van ons begrip


Richt zich op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na
te denken
❖ Cognitieve ontwikkelingstheorie volgens Piaget




❖ Sensomotorisch stadium (0-2j)
❖ Pre-operationeel stadium (2-5/6j)
❖ Concreet operationeel stadium (7-11j)
❖ Formeel operationeel stadium (11j-…)


❖ Informatieverwerkingstheorie als analogie met computers informatie opnemen, verwerken en
opslaan
❖ Mentale representatie
❖ Concepten met relaties
❖ Semantisch netwerk


❖ Cognitieve neurowetenschap = invloed van de hersenprocessen op de cognitieve activiteit


Systemisch perspectief: brede visie op ontwikkeling


Perspectief dat kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysiek, cognitieve, persoonlijkheids- en sociale
wereld


❖ Bronfenbrenner (zie pedagogie)
❖ Socioculturele theorie van Vygotski
❖ Zone van naaste ontwikkeling = we gaan telkens een stapje verder dan we kunnen.
Dus we gaan van het huidig ontwikkelingsniveau naar een potentieel
ontwikkelingsniveau door nurture (omringd zijn door een iets bekwamer persoon)
❖ Wederzijdse transactie tussen kind en omgeving
❖ Toepassing in het onderwijs scaffolding




5

,Evolutionair perspectief: wat onze voorouders bijdragen aan ons gedrag


Theorie die probeert gedrag te identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis van
onze voorouders
❖ Evolutietheorie van Darwin
❖ Gedragsgenetica: studie van effecten van erfelijkheid op gedrag
❖ Genen bepalen fysieke kenmerken EN persoonlijkheidseigenschappen




6

,Geboorte en fysieke ontwikkeling in de babytijd

De geboorte en het pasgeboren kind – wat een pasgeborene allemaal kan?


❖ Baby’s incompetent?
❖ VROEGER:
i. We zijn als mens ‘Te vroeg’ geboren
ii. Volwassenen als norm: baby’s kunnen niets
❖ NU: postievere kijk: baby’s WEL competent! Ze kunnen al veel, relfexen vb.


❖ Fysieke vaardigheden
❖ Door de nieuwe omgeving gaan baby’s automatisch
i. Ademen
ii. Reflexen (zuigreflex, rootingreflex of zoekreflex, slikreflex)
iii. Nieuwe voedingsstoffen verteren, maar maagje en darmpjes moeten nog verder rijpen!


❖ Kunnen baby’s leren? Het leervermogen van een pasgeborene
❖ Pasgeboren kunnen reeds verwachtingen hebben
Vb. test via lampjes, meten van de cognitieve activiteit (voorwaarde: kunnen rechtzitten) →
anticiperende oogbewegingen → lampjes gaan aan in een bepaalde volgorde →
oogbewegingen worden gevolgd via een eye-tracker → 1e 2e 3e lampje brandt → 2e lampje
brandt niet → baby blijft staren (verwacht dat het lampje gaat branden)


❖ Drie vormen van leren
i. Klassieke conditionering = Neutrale stimulus wordt gekoppeld aan een stimulus die een
bepaalde reactie uitlokt. Na herhaaldelijk samen voorkomen van stimulus roept de
voormalig neutrale stimulus nu ook de reactie op
Vb. Albert bang maken van ratten
Vb. proefje aai hoofdje en dan druppel zoete vloeistof
ii. Operante conditionering = een vrijwillige respons wordt versterkt of verzwakt, afhankelijk
van zijn associatie met positieve of negatieve consequenties
1. Baby’s leren om doelbewust inspelen op omgeving om gewenst gevolg te
bekomen
Vb. Zuigen om liedje te horen
Vb. Sokjes met belletjes
Vb. Ouders die lachen als het kind iets op de grond laat vallen
iii. Gewenning/habituatie = afname van reactie op een stimulus na herhaaldelijke presentatie
van die stimulus, niet te wijten aan receptormoeheid
1. Is habituatie een cognitieve activiteit? JA
a. Bij presentatie nieuwe stimulus: oriëntatiereactie
b. Na herhaalde blootstelling: oriëntatiereactie verdwijnt


7

, c. Bij zien van een nieuwe stimulus: oriëntatiereactie




2. Het kind heeft geleerd de oorspronkelijke stimulus te herkennen en van andere te
onderscheiden
3. Problemen met habituatie kunnen duiden op ontwikkelingsproblemen, correlatie
met IQ op latere leeftijd


❖ Sociale vaardigheden: reageren op anderen
❖ Imitatie
i. Zelfs kort na de geboorte
ii. 1 ding waar we zeker van zijn, tong uitsteken (moet opvallend zijn, beweging moet gezien
worden)
iii. Gelaatsuitdrukkingen zoals vrolijk, verdriet en verbazing
iv. Belangrijke basis voor sociaal gedrag, want wat stellen ze hier tentoon? Verbinding leggen
met de volwassene
❖ DUS zuigelingen kunnen gedrag imiteren én uitlokken EN zo kunnen ze een door de volwassene
gestarte interactie gaande houden


De fysieke ontwikkeling in de babytijd


❖ Groei en ontwikkeling
❖ Fysieke groei: snelle schreden in de babytijd (4 principes van groei)
❖ Cefalocaudale groei = groei van boven naar beneden, wat zich bovenaan begint zal sneller
groeien. Eerst het hoofd daarna de rest van het lichaam
Vb. sneller kunnen zien, dan stappen
❖ Proximodistale groei = ontwikkeling trekt vanbinnen naar buiten
Vb. romp sneller dan armen en benen
Vb. armen sneller dan vingers (ref. eerst grove motoriek, daarna fijne
❖ Principe van hiërarchische integratie = eenvoudige vaardigheden ontwikkelen afzonderlijk
en onafhankelijk van elkaar en pas nadien integratie in complexe vaardigheden
Vb. oog/hand coördinatie pas nadat eerst het visuele en motorische apart is ontwikkeld
❖ Principe van onafhankelijkheid van systemen = verschillende lichaamssystemen kennen
verschillend groeitempo, lost van elkaar
Vb. lichaamsomvang (eerst snel, dan tagger, dan spurt rond 12j) in vergelijking met het
zenuwstelsel dat een stagnatie kent rond 10j.


❖ Integratie van de lichaamssystemen en de cycli in de babytijd
❖ Ritme = zich herhalende, cyclische gedragspatronen


8

, ❖ Gedragstoestand = mate van bewustzijn tijdens interne en externe stimulatie
i. Waaktoestand
ii. Slaaptoestand
iii. Overgangstoestand tussen waken en slapen
❖ Belang van aanrakingen
i. Aanraking veroorzaakt biochemische reacties in lichaam
1. Stimuleert groei en positief gemoed
2. Onderste ledematen induffelen, zachtjes tikken, masseren
3. Extra aandacht voor prematuren (bv. kangoeroeën), zieke kinderen,
adoptiekinderen, moeder met post-partumdepressie,…
ii. Tast = manier om wereld te exploreren
Vb. vanaf 6 maanden: alles in mond
iii. Baby’s voelen pijn: agitatie, snellere hartslag, zweten, gezichtsuitdrukkingen, etc. Veel
pijn in babytijd kan zorgen voor een grotere gevoeligheid aan pijn in volwassenheid


❖ Multimodale perceptie: de input van individuele zintuigen gecombineerd
❖ Multimodale perceptie = benadering waarbij gekeken wordt hoe de informatie wordt
opgevangen door verschillende individuele zintuigen en wordt geïnterpreteerd en
gecoördineerd
Vb. tegelijkertijd zien en horen
❖ Er worden twee visies vooropgesteld; nog altijd discussie over welke de juiste is
i. Zintuigen zijn al geïntegreerd vanaf het begin, deze visie stelt multimodale perceptie
(dialoog tussen de verschillende zintuigen) al mogelijk is vanaf 1m na geboorte
Vb. baby’s kunnen een voorwerp visueel herkennen dat ze eerst enkel betast
hebben in het donker
Vb. informatie komt op hetzelfde moment binnen; geur/geluid/zicht
ii. Zintuigen werken eerst afzonderlijk en na ontwikkeling van de hersenen worden ze
verder geïntegreerd


❖ Perceptuele vermogens worden getest door beschikbare AFFORDANCES =
actiemogelijkheden die een bepaalde stimulus of situatie verschaft, deze affordances leiden
tot actietendensen
Vb. affordances van een zetel voor een kind is verschillend dan voor een
volwassene. Voor een kind: koprollen, klimmen, springen, liggen, podium, etc.
Vb. filmpje broers Coppens, schaalfouten bij de transformatie van grote auto naar
kleine. Ze kennen de actiemogelijkheden van de auto, je kan er gaan inzitten. Dat
doen ze dan ook onafhankelijk van de grootte van de auto
i. De omgeving schaft affordances = exploratiemogelijkheden van het kind
1. Kansen om via actie te leren en te ontwikkelen
2. Belang van interactie tussen kind en thuisomgeving
3. Fysieke activiteiten stimuleren de cognitieve ontwikkeling



9

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sofiedeman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.38
  • (0)
  Add to cart