100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
VOLLEDIGE Samenvatting Sociale Psychologie (Arne Roets & Alain van Hiel) (boek ppt's samen met notities uit de les) -> 15/20 gehaald :) $5.96   Add to cart

Summary

VOLLEDIGE Samenvatting Sociale Psychologie (Arne Roets & Alain van Hiel) (boek ppt's samen met notities uit de les) -> 15/20 gehaald :)

2 reviews
 324 views  15 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak 'Sociale Psychologie' gegeven door Arne Roets en Alain van Hiel. Samengevat a.d.h.v. het boek, samen met de ppt's en notities uit de les. Met enkel deze samenvatting was ik vanaf de eerste keer goed geslaagd :)

Preview 8 out of 74  pages

  • June 8, 2019
  • 74
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: mert-alitopkaya • 4 year ago

review-writer-avatar

By: valentientaeldeman • 4 year ago

avatar-seller
Sociale psychologie

H1: inleiding
De wereld zoekt naar antwoorden over vragen rond haat en geweld, conflict en wantrouwen →
Sociale psychologie: bijdragen tot het begrijpen en oplossen van maatschappelijke problemen.

1.1 Definitie van sociale psychologie

Definitie van sociale psychologie (Allport): De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop
gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen bei ̈nvloed worden door de werkelijke
of gefantaseerde aanwezigheid van anderen en hoe wij zelf een invloed uitoefenen op hoe andere
personen denken, voelen en zich gedragen.
→ Sociale psychologie hanteert de methode van de psychologie: gericht op het individu
→ Wetenschappelijke studie:
o Sociaalpsychologen hanteren vaak experimenten als basis.
▪ Experiment: een vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker controle heeft
over de gebeurtenissen en deelnemers volkomen toevallig aan condities
worden toegewezen.
o Sociaalpsychologen toetsen hun theorieën op basis van systematische observatie,
beschrijving en meting.
→ Gericht op gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen:
o Hoe het individu de sociale wereld waarneemt, begrijpt en interpreteert.
o Subjectieve interpretatie van objectieve eigenschappen bestuderen.
o Ook affectieve en motivatiecomponenten bestuderen (niet enkel cognitieve aspect)
o Ruime visie op gedrag: gedrag wordt bepaald door cognitieve, affectieve en
motivationele processen.
▪ Vb. vooroordelen: vooroordelen zijn negatieve gevoelens tegenover andere
personen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen.
→ De werkelijke of gefantaseerde aanwezigheid van anderen
o Het sociale heeft in de sociale psychologie een brede betekenis:
▪ Sociale invloed van anderen op het individueel functioneren
▪ Individuele processen die intern een rol spelen, maar toch betrekking
hebben op anderen
• Niet-sociale factoren die een impact hebben op de gedachten,
gevoelens, motivaties en handelingen van het individu
• Het sociale aspect situeert zich in het gedrag: vb. hitte maakt
mensen agressiever tov anderen
▪ De gedachten of gevoelens van personen over niet-sociale objecten
• Vb. attitudes tov schoenen van Adidas gepromoot door
beroemdheden
o De definitie geeft eveneens aan dat de andere personen niet echt aanwezig hoeven
zijn
▪ Vb. als mensen zich inbeelden dat ze een prettig contact hebben met
allochtonen, heeft dit effect op hun vooroordelen


1.2 De kracht van sociale situaties: voorbeelden

Stanford Prison Experiment (1973)



1

, • Onderzoekers wilden aantonen dat een slechte omgeving mensen aanzet tot het stellen van
slecht gedrag en omgekeerd.
• Vrijwilligers werden in een gevangenis geplaatst, waarbij de bewakers geweld mochten
gebruiken om voor goede orde te zorgen
o Maar de bewakers begonnen zich steeds wreder te gedragen (tov de “gevangenen”)
uit “plezier”.
o Opmerkelijk dat een groep vrijwilligers zonder bijzonder gewelddadige neigingen in
zo’n kort tijdsbestek een dergelijk gedragspatroon ontwikkelde.
• Hierin werd de situatie van een gevangenis als uitgangspunt gekozen.
• Na 6 dagen werd het experiment stopgezet om ethische redenen

Tv-debat Reagon en Mondale:
• Er werd vanuit gegaan dat ‘oneliners’ voor populariteit zorgde
• Uit een experiment met diezelfde debatten blijkt dat oneliners niet maakten het verschil,
maar wel de reactie van het publiek
o We kopiëren de gedachten en attitudes van het publiek in de studio

Interview Obama
• Sinds onderzoek naar de gevolgen van de reactie in het publiek, zijn er hier regels over. Men
vraagt aan publiek om niet te lachen of te applaudisseren.
• Maar tegenwoordig is verbaal reageren niet meer nodig, ook tweeten hierover heeft een
enorm effect

1.3 Sociale psychologie en verwante disciplines

Sociologie: klasseert personen volgens nationaliteit, ras, sociaaleconomische klasse, … →
Groepsfactoren
• Gelijkenissen:
o Interesse voor soortgelijke onderwerpen die meestal een groot maatschappelijk
belang hebben zoals geweld, vooroordelen en culturele geschillen.
• Verschil: sociale psychologie
o Richt zich op het individuele niveau
o Maakt meer gebruik van experimenten om gedrag te onderzoeken
→ Zijn complementair en verklaren elk een belangrijk deel van sociaal gedrag.
o Multilevel designs: effecten op groepsniveau en individueel niveau worden in één enkele
analyse nagegaan

Persoonlijkheidspsychologie:
• Gelijkenissen:
o Ze stellen beiden modellen voor die op basis van gedachten, affecten en motivaties
gedrag voorspellen
• Verschil: gerichtheid en disposities
o Persoonlijkheids: gericht op individuele verschillen die in diverse situaties relatief
stabiel blijven → belangstelling voor cross-situationele stabiliteit tussen individuen
o Sociale: proberen te begrijpen hoe situaties een impact hebben op personen,
ondanks hun verschillende persoonlijkheden
→ Tot inzicht gekomen dat 2 onderzoeksgebieden elkaar aanvullen
o Interactionisme heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld: stroming die nadruk legt op
feit dat er dynamische wisselwerking is tussen dispositie en situatie, waarbij uitingen van
dispositie afhankelijk zijn van de situatie



2

, ▪ Zwakke situaties = bei ̈nvloeden gedrag slechts matig, waardoor disposities
grotere impact hebben op gedrag
▪ Sterke situaties = geven richting aan gedrag (dwingend) waardoor disposities
kleinere rol spelen

Vb. ‘hoeveel keer kijken naar gsm?’
• Sociologie: vrouwen kijken meer dan mannen (effect van groep)
• Sociale psychologie: in les en cinema kijkt men minder naar gsm (situatie)
• Persoonlijkheidspsychologie: sommigen verslaafd en anderen niet
(persoonlijkheidseigenschap)


Andere psychologische domeinen:
• Klinische psychologie: proberen personen met
psychische problemen of stoornissen te
begrijpen en te behandelen.
• Cognitieve psychologie: bestudeert mentale
processen die betrekking hebben op
informatieverwerking, zoals leren, onthouden en
redeneren.
→ Interface tussen de sociale en cognitieve
interface wordt sociale cognitie genoemd
• Arbeids- en organisatiepsychologen: bestuderen
de mens in relatie tot zijn werk en zijn
werkorganisatie.

Sociale psychologie en mensenkennis:
• Allerlei ideeën over sociaal gedrag → sommige intui ̈ties worden door vele anderen gedeeld =
mensenkennis
• Mensenkennis = vaak interessant
o MAAR niet op empirische toetsing berust
o Volkswijsheden = beperkt geldig en niet mogelijk om ze te hanteren als basis van
meer omvattende theorieën


1.4 Geschiedenis van de sociale psychologie

De beginjaren (1880- 1935)
• Voorloper: Gustave Le Bon (Psychologie des Foules)
o Psychologie van de massa: grote groepen bij elkaar, mensen voelen zich anoniemer,
dus gaan dommere dingen doen.
o Eerder observatie dan experimenten
• Enkele eerste onderzoeken die echter geen coherent programma vormen
o Ringelman: ‘Wanneer presteert men het best?’
▪ In groep gaan individuele prestaties dalen (experiment met trouwtrekken)
o Trimplet
▪ In groep presteer je beter, competitiemechanisme (mensen die samen
fietsen gaan sneller)
• Eerste handboeken, waaronder dat van Allport, vooral zijn opvattingen worden nu algemeen
aanvaard




3

,De jaren van bevestiging en groei (1936 – 1960)
• De gerichtheid op maatschappelijke thema’s werd verder in de hand gewerkt door Adolf
Hitler. Zijn gewelddadigheid was ongezien waardoor er ook vragen kwamen over de
oorzaken van geweld, vooroordelen, gehoorzaamheid, … → ‘Hoe is dat in godsnaam kunnen
gebeuren?’ (vb. Milgramm)
• Veel sociale psychologen uit Europa zijn in jaren ’30 naar VS gevlucht. Eén van die
vluchtelingen was Kurt Lewin, deze wordt nu beschouwd als grondlegger van de sociale
psychologie. Lewin stelde 3 beginselen voorop:
o Ons gedrag wordt bepaald door hoe we de wereld waarnemen en interpreteren.
o Gedrag is in functie van de interactie tussen persoon en omgeving.
o Sociaalpsychologische theorieën kunnen worden toegepast voor de oplossing van
praktische sociale problemen (geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder
onderzoek)
▪ Toegepast onderzoek: hanteert
sociaalpsychologische theorieën of methoden om
dagelijkse gebeurtenissen beter te begrijpen en een
bijdrage te leveren tot het oplossen van
maatschappelijke problemen.
▪ Fundamenteel onderzoek: onderzoek met het oog
op een beter begrip van menselijk gedrag en wordt
gebruikt om hypothesen te toetsen die afgeleid zijn
uit een specifieke theorie.
• Belangrijke bijdragen (enkel deze namen kennen voor het examen)

Groei en debat (1960 – mid 1970)
• Vertrouwen en uitbreiding
o Sociale psychologie wordt op steeds meer domeinen toegepast en bestudeerd (bv.
apathie van omstanders, agressie, stress)
• Crisis
o Ethische kritiek op het experiment (Kelman)
o Methodologische artefacten (Orne, Rosenthal): verwachtingen van de onderzoekers
bei ̈nvloeden het gedrag van de deelnemers
o Cultureel en filosofisch relativisme (Gergen)
o Sociale psychologie werd nog steeds gedomineerd door mannelijke onderzoekers

Methodologisch en inhoudelijk pluralisme (mid 1970-2000)
• Methodologisch: multimethodisch (naast labo experimenten ook andere methoden)
• Inhoudelijk:
o “Hete” vs “koele” perspectieven
▪ Heet: emotie en motivatie
▪ Koel: cognitie (cf. sociale cognitie)
o Poging om deze benaderingen te integreren (vb. dissonantietheorie combineert
aspecten van motivatie en cognitie)
• Ander bron van pluralisme: internationale en culturele perspectieven
o Opkomst sociale psychologie in Europa en Azië
o Internationaal en multicultureel onderzoek

Sociale psychologie in de 21ste eeuw
• Hersenonderzoek
o Medische beeldvormingstechnieken maken het mogelijk het brein in werking te
bestuderen



4

, o Ontstaan van subdomein, o.a. sociale neurowetenschappen: studie van de relatie
tussen neurologische en sociale processen
• Het internet
o Sterke evolutie in de manier waarop informatie wordt verworven en hoe met elkaar
wordt gecommuniceerd
o Digitale voetafdruk wordt steeds groter → meer gegevens beschikbaar
• Sociaal-culturele perspectieven: meer dan ooit is er de
behoefte en het verlangen om te vatten in welke mate we
op elkaar gelijken en van elkaar verschillen
o Crosscultureel onderzoek: studie van gelijkenissen
en verschillen tussen mensen uit verschillende
culturen
o Multicultureel onderzoek: studie van gelijkenissen
en verschillen tussen mensen uit raciale en etnische
groepen binnen eenzelfde cultuur
→ Triandis wijst op 3 factoren om te kijken of cultuur
individualistisch of collectivistisch is
• Laatste jaren: (extreme) zelfevaluatie
o Open science: onderzoeksresultaten toegankelijk
voor andere onderzoekers
o Vooraf geregistreerd onderzoek
o Registered Replication Reports: in verschillende landen op hetzelfde moment een
experiment doen
o Ideologische diversiteit (welke onderwerpen onderzoeken?)
→ Sociale psychologie als voortrekker




H4: sociale perceptie
Een algemene term voor de processen die de basis vormen van hoe we tot oordelen over anderen
komen

1. Het ruwe materiaal van de eerste indruk

1.1 De waarnemer
• Iedereen ziet zijn realiteit
o Eerdere ervaringen hebben grote impact hoe men selecteert en verwerkt
• Schema = georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus of over een categorie
van stimuli
o Informatieverwerkingsproces: info selecteren, ordenen, aan te vullen en in geheugen
op te slaan
▪ Voordeel: massa informatie in korte tijd kunnen verwerken
o Niet iedereen dezelfde schema’s want niet iedereen dezelfde ervaringen

1.2 Het uiterlijk
• De mens heeft altijd de neiging gehad om de eerste indruk af te leiden van uiterlijke
kenmerken
o Pythagoras: intelligentie aflezen in de ogen
o Porta: vergelijking met dieren
• Primaire kenmerken:


5

, o Worden gebruikt om mensen aan sociale categorieën toe te wijzen
▪ Vb. huidskleur, geslacht, leeftijd
o Sturen de eerste indrukken zonder dat de waarnemer zich hiervan bewust is
▪ Activeren stereotypische opvattingen
• Vb. mooie mensen worden beschouwd als intelligent, succesvol,
gelukkig maar ook als ijdel
• Het gelaat:
o Babyfaces: grote, ronde ogen, hoge wenkbrauwen, bolle kaken, een hoog voorhoofd,
een gladde huid en een ronde kin
▪ Worden als vriendelijk, hartelijk en eerlijk beschouwd maar ook als nai ̈ef,
zwak
o Hersenonderzoek: activeren dezelfde regio’s als bij het zien van een babygezicht
o Impact op sociale oordelen zoals rechtszaken en sollicitaties

1.3 Situaties
• De sociale situatie is een belangrijke factor voor de interpretatie van gedrag
• Scripts: een vooropgezette opvatting over hoe een reeks gebeurtenissen zich zal voordoen in
een specifieke situatie
o Vb. in een restaurant eet men eerst voordat men de rekening vraagt
• Heeft op 2 manieren een impact op de sociale perceptie:
o Men ziet wat men verwacht te zien volgens “het script”
▪ Zelfde aangezicht, maar verschillende situatie = andere interpretatie
• Vb. iemand die veel lacht vinden we sympathiek, maar als die veel
lacht op een begrafenis verandert onze interpretatie hiervan
helemaal
o Kennis van de situatie (script) stuurt persoonsbeoordeling
▪ Als iemand zich gedraag zoals de rest: gedrag is veroorzaakt door situatie
▪ Als iemand zich anders gedraagt dan men in een situatie verwacht: oorzaak
van dit gedrag ligt aan de persoon zelf

1.4 Gedrag

Non-verbaal gedrag= lichaamstaal in de vorm van gedrag gebaseerd op niet-talige signalen of tekens,
zoals gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal
Paraverbaal gedrag= niet-lingui ̈stische kenmerken van communicatie, zoals de toon, het volume, de
intonatie, de articulatie, het timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt.
→ Eerste indruk wordt gevormd door:
o Non-verbaal: 55%
o Paraverbaal: 38%
o Verbaal gedrag: 7%

Gelaatsuitdrukkingen
• Darwin: gelaatsuitdrukkingen zijn universeel
o Gebeurt overal op eenzelfde wijze en wordt wereldwijd begrepen
o Emoties kan men afleiden uit gelaatsuitdrukkingen, in het belang voor de overleving
van de soort
• Ekman en Friesen: Facial Action Coding System
o Een systeem waarmee elke menselijke gelaatsexpressie in kaart wordt gebracht
o 6 primaire emoties
▪ Geluk, angst, verdriet, woede, verbazing en afkeer




6

, ▪ Het herkennen van emoties is geen cultureel product, maar een facet van de
menselijke ervaring
• Worden over de hele wereld redelijk accuraat herkend
▪ Zelfs in stammen die nagenoeg geen contact gehad hebben met de
buitenwereld, herkent men deze emoties
o Manifestatieregels (displayrules): hoewel emoties in alle culturen op dezelfde manier
vertolkt worden, worden ze niet overal even vaak getoond
▪ Wel cultureel bepaald!
• Boze gelaatsuitdrukkingen worden sneller opgemerkt: wekken fysiologische opwindingen op
+ activeren de gelaatspieren
Lichaamstaal:
• In tegenstelling tot de universele betekenis van emoties, verschillen andere non-verbale
gedragingen tussen en zelfs binnen cultuur
• Oogcontact:
o Kan veel zeggen over de persoon of relatie
o Wanneer iemand in de ogen kijkt, merkt men dit snel op
▪ Houdt de aandacht
▪ De fysiologische opwinding stijgt
▪ De sociale gebieden in de hersenen worden geactiveerd
• Handgebaren
• Lichamelijke aanrakingen
o Positieve relatie, zorg en intimiteit
o Aanraking drukt niet alleen intimiteit uit, maar ook dominantie en controle
▪ Drukt hoge sociaaleconomische status uit

Leugen en waarheid
• 3 non-verbalen communicatiekanalen verschaffen info over bedrog:
o Stem: meest diagnostische kanaal
▪ Verhogen stemtoon en spreken aarzelend
o Lichaam: ook diagnostisch
▪ Zenuwachtige bewegingen van handen en voeten, ongedurig wisselen van
lichaamshouding
o Gelaatsuitdrukkingen: minst diagnostisch
▪ Kunnen bedrog signaleren, maar gelaat is relatief gemakkelijk om te
manipuleren voor bedriegers
▪ Nochtans letten we het meest op het gelaat, maar om dit juist te doen moet
je eigenlijk getraind zijn


2. Attributie: van elementen tot disposities

2.1 Attributietheoriën

De theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag
• Mensen willen de oorzaken van gebeurtenissen proberen verklaren om de sociale omgeving
te begrijpen
• Attributies = de causale verklaringen

Causaliteitsoorsprong
• Persoonsattributies (intern): attributies aan de eigenschappen van de actor
o Vb. slecht examenresultaat: student had slecht gestudeerd


7

, • Situationele attributies (extern): factoren buiten de actor, hetzij een andere persoon, hetzij
de situatie
o Vb. docent heeft het examen veel te moeilijk gemaakt

Stabiliteit:
• Stabiele attributies: zijn niet enkel nu aanwezig, maar eveneens in de toekomst
o Vb. je hebt aanleg voor dit vak → aanleg, karakter
• Instabiele attributies: de verklaring gaat enkel in dit ene geval op
o Vb. verkoudheid → humeur, toeval, …

2.2 Theorie van corresponderende gevolgtrekkingen

Omschrijft de voorwaarden waaronder gedrag aan de eigenschappen van een persoon wordt
toegeschreven → onder welke omstandigheden interne attributies ontstaan

De waarnemer tracht te bepalen of het gedrag correspondeert met de actor zijn
karaktereigenschappen → Afhankelijk van 3 factoren:
• Sociale wenselijkheid
o Hoe groter de sociale wenselijkheid, hoe waarschijnlijker dat iedereen dit gedrag zou
stellen in dezelfde situatie
▪ De kans op corresponderende gevolgtrekking kleiner!
o Vb. wanneer je stil in de les zit en volgt, kan je hier moeilijk iets concluderen over zijn
disposities omdat iedereen dit doet.
• Keuzevrijheid
o Vrij gekozen gedrag is informatiever dan gedwongen gedrag
o Vb. wanneer een agent je beveelt om een papiertje op te rapen, is het moeilijk te
concluderen dat je begaan bent met het milieu.
• Specificiteit van gunstige effecten
o De bedoelde effecten van het gedrag
o Gedrag dat verschillende aantrekkelijke uitkomsten heeft, is minder informatief dan
gedrag dat slechts één aantrekkelijke uitkomst tot doel heeft.
o Vb. als iemand een vegetarische maaltijd neemt omdat zijn vegetarische vriendin dat
ook doet en omdat dit de goedkoopste maaltijd is, is het moeilijk te concluderen dat
hij werkelijk begaan is met dieren

2.3 Kelley’s covariatietheorie

Stelling dat men een gedrag toeschrijft aan de oorzaak die aanwezig is wanneer het gedrag aanwezig
is en afwezig is wanneer het gedrag niet optreedt
Wanneer een bepaalde factor steeds samen met een bepaald effect voorkomt, dan is die factor de
oorzaak van het effect → Drie belangrijke soorten covariatie-informatie:
• Consensusinformatie: covariatie tussen effect en personen
• Distinctiviteitsinformatie: covariatie tussen effect en stimuli
• Consistentie-informatie: covariatie tussen effect en modaliteiten of tijdstippen
→ Voorbeeld: op een dag verlaat Helena wenend de filmzaal na het bekijken van ‘Titanic’.
→ Is dit gedrag toe te schrijven aan de persoon (Helena), de stimulus (Titanic) of de
omstandigheden (dood van bekend popidool)?
o Consensusinformatie
▪ Verlaat iedere cinemabezoeker wenend de zaal, of is het enkel Helena?
▪ Wanneer iedereen de zaal wenend verlaat → hoge mate van consensus
Wanneer Helena de enige is → persoonsattributie



8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller matilde_willemyns. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96  15x  sold
  • (2)
  Add to cart