1. Inleiding
Orgaansystemen en dus ook het zenuwstelsel maken deel uit van ingewikkelde ecosystemen. Vanuit
de systeembiologie is heel het ecosysteem in de natuur in lagen geordend als een hiërarchisch
continuüm waarbij complexere grotere eenheden zijn samengevoegd uit minder complexere
eenheden. Zo beschrijven we in elk biologisch systeem in een opklimmende volgorde de volgende
lagen:
Kwantumdeeltjes • Subatomaire deeltjes • Atomen • Moleculen • Macromoleculen • Organellen •
Cellen • Weefsels • Organen en Orgaansystemen • Zenuwstelsel • Organismen en persoon •
Populaties • Leefgemeenschappen • Cultuursubcultuur • Maatschappij-staat • Ecosystemen •
Biosfeer
Evolutie heeft geleid tot een toenemende complexiteit van neurale structuren en hersenen.
2. Een conceptueel biopsychosociaal kader van hersenen en gedrag
Hier spreekt men van vier factoren die een rol spelen in het proces.
Dit is een kader om ervoor te zorgen dat we
hersenfenomenen beter gaan begrijpen. Het is
alles wat er in ons lichaam afspeelt.
Wij leggen de focus op het zenuwstelsel
(endogeen).
Helemaal onderaan vind je de neuronen
(=zenuwcellen).
Dan heb je de neurale circuits, dit zijn
netwerken van neuronen. Als je deze
netwerken groepeert dan spreekt men over
zenuwstelsels waartoe de hersenen behoren.
Ons gedrag wordt bepaald door de werking
tussen de neurale circuits en de hersenen. Dit
gaat van de viscerale functies (onbewust gedrag
zoals ademhaling, met ogen knipperen, …) tot
bewegingen, emoties en cognitie.
Alles wat de hersenen doen wordt beïnvloed
door interne processen (endogeen) maar ook
door invloed vanuit de omgeving (exogeen)
Door het gedrag dat we stellen kunnen we ook een rol opnemen in de maatschappij zoals student,
leidster in de jeugdbeweging. Als er iets mis is met de werking tussen de onderliggende functies dan
kan het zijn dat je bepaalde rollen niet meer of niet volledig kan opnemen.
1
,Al dit tezamen vormt wie we zijn. Dit komt door de derde factor, tijd. Men spreekt hier over drie
soorten van verandering doorheen de tijd:
Fylogenese: veranderingen over generaties heen
Otogenese: veranderingen tijdens de individuele levensloop (ontwikkeling van hersenen van
baby tot volwassen)
Plasticiteit: veranderingen van moment tot moment (veranderingen van minuut tot minuut
of zelf second tot second)
o Neuroplasticiteit: dit verwijst naar hoe netwerken in de hersenen kunnen
veranderen door organisatie en reorganisatie bij nieuwe ervaringen en door het
leren van nieuwe dingen.
We zijn ook ergens verschillend. Elke mens heeft een andere omgeving en heeft andere
levenservaringen. Dit zal ook een invloed hebben op de vorming van al deze functies. De ene persoon
zal beter kunnen omgaan met stress dan de andere. Dus onze eigen persoon is de vierde factor.
Het biopsychosociaal kader heeft gelaagde niveaus die toenemen in complexiteit. Het begint
onderaan bij het neuron en gaat zo verder tot gedrag (hiërarchisch continuüm). Het gedrag dat we
stellen wordt beïnvloed door de interactie van genetica en omgeving. Elke blok in het is een
emergente eigenschap van het biopsychosociaal kader . Dit wilt zeggen dat je perfect gedrag,
hersenen en neuronen als een individueel iets kan bespreken.
We noemen dit het biopsychosociaal kader omdat we niet enkel rekening gaan houden met de
biologische eigenschappen (genetica, endogene processen) maar ook met de sociale en
psychologische eigenschappen (omgevings- en persoonlijke invloeden).
3. Klinische toepassingen
Etiologie: de leer van de oorzaken, waarom iets gebeurt
Bij stoornissen in de structuur en/of de werking van de
zenuwcellen spreekt men over cellulaire stoornissen.
Stoornissen in neurale circuits en hersenen zijn
structurele beschadigingen in de hersenen of in het
functioneren van de hersenen en de neurale circuits.
Stoornissen in de gedragsfuncties heb je wanneer er
een afwezigheid of afwijking is van een gedragsfunctie.
(vb: motorische-, spraak-, taalproblemen)
Bij een vermindering of afwezigheid ven de
mogelijkheid om een dagdagelijkse activiteit uit te
voeren spreken we van een beperking in het
uitvoeren van activiteiten.
Als de normale maatschappelijke rolvervulling van een
persoon wordt begrenst of verhindert spreken we van,
problemen met de maatschappelijke participatie.
, Hoofdstuk 2: Cellulaire fylogenese
1. De cel als morfologische en functionele eenheid van het leven
Het celmembraan is de afscheiding tussen een intracellulaire ‘binnenwereld’ en een extracellulaire
‘buitenwereld. Dit is een belangrijk iets voor het ontstaan van leven hoe wij het vandaag kennen.
Wij gaan het voornamelijk hebben over de eukaryoten cellen (cellen met en celkern).
2. Organisatie van een eukaryoten cel
Bij een eukaryoten cel heb je binnenin cytoplasma met verschillende organellen.
Mitochondrie: dit is de voornaamste energiebron van een cel, het is een organel met zijn eigen
celmembraan
3. Structuur en functie van het celmembraan
Het celmembraan zorgt ervoor dat er een binnen- en
buitenwereld bestaat. Het bestaat uit eiwitten en in het
celmembraan vindt je poortjes. Deze zullen ervoor zorgen
dat er stoffen van binnen naar buiten kunnen gaan.
4. Celmetabolisme
Door katabole (afbraak) processen en anabole (opbouw) processen ontstaat er in de cel energie.
Al de chemische reacties die binnen een organisme plaatsvinden samen noemt men het
celmetabolisme.
5. Prikkelbaarheid en reactievermogen van cellen
Door de energie die wordt aangemaakt tijdens de metabolische processen ontstaat er beweging. De
cel is in staat om iets te doen, het begint te reageren op zijn omgeving.
6. Evolutie van metazoa of meercellige naar dieren met een zenuwstelsel
Een cel gaat nu iets kunnen doen in zijn omgeving. Stilaan gaat cellen dingen beginnen doen om te
overleven (vb: voedsel zoeken). Dit leidt tot de ontwikkeling van het zenuwstelsel.
Zo zijn wezens doorheen de tijd steeds complexer geworden. Dit komt doordat meerdere cellen
samen gaan werken en verbindingen met elkaar gaan maken.
3
, Hoofdstuk 3: Cellulaire neuroanatomie
1. Inleiding
De functie van neuronen/zenuwcellen:
Opvangen en doorsturen van informatie naar de hersenen, het ordenen en interpreteren
van al de binnenkomende informatie en het voorbereiden/uitsturen van instructies naar de
organen in de periferie.
De functie van steun- of neurogliacellen:
Helpen de neuronen op verschillende manieren bij de uitoefening van hun
informatieverwerkende taak
2. Neuronen
2.1. Celstructuur
In een eukaryoten cel zitten veel verschillende organellen die elk een eigen
functie hebben. Het bevat ook een celkern waarin het genetisch materiaal
zich bevind.
2.1.1.Cellichaam of soma
Functie: celmetabolisme, energieproductie en stofaanmaak nodig
voor de informatieverwerking
Dit zal er voor zorgen dat de cel zijn taak kan doen.
Klinische implicatie, als er iets mis is.
Als er iets misgaat in de hersenen (vb: hersenbloeding) dan zullen er veel cellen afsterven. Hierdoor
kan het dat je motorische problemen ontwikkeld of niet meer zal kunnen spreken. Onze hersenen
kunnen in bepaalde gevallen wel dingen terug opnieuw aanleren.
Je hebt ook neurodegeneratieve aandoeningen. Hier worden abnormale eiwit klonters gevormd in
een cel en deze maken de cel kapot. Hier zal het hersenweefsel systematisch, cel per cel, aftakelen.
(vb: Parkinson, Alzheimer, …)
Er wordt beslist hoe de cel zal reageren, signaal doorsturen of niet.
2.1.2.Dendrieten
Dendrieten zijn afferente informatieverwerkers, dit wilt zeggen dat ze informatie
gaan opnemen. Bij de groei van een zenuwcel zullen ze toenemen. De dendrieten
zullen opgenomen informatie doorgeven naar het cellichaam waar er beslist wordt
wat er met die info wordt gedaan.
De dendrieten zullen de informatie opnemen met hun spines/knopjes.
Als we nieuwe dingen leren zal het aantal spines toenemen en dus het aantal
leermogelijkheden ook.
Klinische implicatie, als er iets mis is.
Bij sommige ziektebeelden gaat het aantal knopjes op de dendrieten sterk dalen. (vb: down). Als we
ouder worden zal het aantal knopjes ook afnemen.
!!DENDRIETEN NEMEN ENKEL INFORMATIE OP!!
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evelienbogaerts2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.