Een overzichtelijke en duidelijke samenvatting met alle stof die je moet kennen voor het tentamen Inleiding Strafrecht, inclusief alle wetsartikelen en eventuele voorbeelden en stappenplan. Mijn tip is om alle artikelen die bij elkaar horen bij elkaar te schrijven en tabjes bij te doen. Ik kon name...
Inleiding Strafrecht
College 1 – EMS: Hoofdstuk I + IV.I
Legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr)
= wettelijke strafbepaling (hoeft geen wet in formele zin te zijn) lex scripta-beginsel
‘…daaraan voorafgegane…’ dus geen terugwerkende kracht
Rechter moet altijd checken of de gedraging wel onder een artikel te scharen is (verbod van
analogie).
Doel rechtszekerheid (weten waar je aan toe bent, wat wel en niet mag)
Strafbepaling moet voldoende helder zijn anders kans op willekeur en misbruik, maar zal
altijd enige vaagheid omvatten (zodat als er iets gebeurd wat onvoorzien was, die persoon er
niet mee wegkomt) lex certa-beginsel.
HR Onbehoorlijk gedrag
Rechtsregel: Verbod om onbehoorlijk te gedragen geldt alleen in ns-stations en in treinen,
want je weet hoe je je daar moet gedragen. Het verbod mag, omdat het duidelijk is waar het
geldt.
Interpretatiemethoden
- Grammaticale interpretatie - gelet op taal, is er een synoniem voor?
- Wetshistorische - gelet op de memorie van toelichting, waarom is deze wet er nou eigenlijk
- Rechtshistorische - in brede zin naar de ontwikkeling van de wet kijken
- Teleologische - het doel van de wet, het oprekken van een wet
- Systematische - waarom staat het hier, de plaats in de wet
Rechtsmacht
= rechtsmacht zegt wanneer Nederland vind wanneer Nederland het recht heeft om te
vervolgen
Territorialiteitsbeginsel (art. 2 Sr)
= Het feit is gepleegd op Nederlands grondgebied. Het maakt dan niet uit door wie
(Nederlander of niet). Misdrijf en overtreding.
HR Azewijnse paard
Rechtsregel: Uitvoer van een paard kost geld. Hij trok het paard de grens over, zodat
het niet op Nederlands grondgebied gebeurd was. Toch strafbaar, want er is gebruik
gemaakt van een middel (touw) en die heeft werking in Nederland, want zo is het
paard uitgevoerd.
HR Singapore
Rechtsregel: Verdachte woonde in Singapore en die wouden ze vervolgen. Middel
was een pakbon, waar op staat wat geleverd moest worden. Zorgt ervoor dat de
Nederlander gaat betalen, dus heeft werking in Nederland. Hierdoor kunnen ze
vervolgen.
Vlagbeginsel (art. 3 Sr)
= gepleegd buiten het grondgebied van NL, maar wel aan boord van een Nederlands
vliegtuig of vaartuig. Maakt niet uit wie (Nederlander of niet). Misdrijf en
overtreding.
, Beschermingsbeginsel (art. 4 Sr)
= bescherming van Nederlandse belangen. Gepleegd buiten grondgebied NL (anders
valt het onder het territorialiteitsbeginsel). Misdrijven die in het artikel worden
genoemd (sub a t/m d). Maakt niet uit door wie (Nederlander of niet).
Universaliteitsbeginsel (art. 4 Sr)
= bescherming van universele belangen. Misdrijven (en een overtreding) als genoemd
(sub e en f). Gepleegd buiten het grondgebied van NL. Maakt niet uit door wie
(Nederlander of niet). (bv. piraterij)
Actief nationaliteitsbeginsel (art. 7 Sr)
= gepleegd door een Nederlander buiten grondgebied van Nederland. Misdrijf.
Beperkte rechtsmacht wat betreft art. 7 lid 1 moet in Nederland misdrijf
opleveren en moet strafbaar zijn in het land waar het is gepleegd (Eis van dubbele
strafbaarheid).
Onbeperkte rechtsmacht wat betreft art. 7 lid 2 staat artikel genoemd, dan geldt
dit lid, anders lid 1. Dan moet het alleen strafbaar zijn in Nederland en niet in het
land waar het is gepleegd.
Passief nationaliteitsbeginsel (art. 5 Sr)
= gepleegd door ander dan Nederlander. (Heftige) misdrijf, vanaf 8 jaar
gevangenisstraf. Buiten grondgebied van Nederland. Nederlander is het slachtoffer.
, College 2 – EMS: Hoofdstuk I
Bestanddelen en elementen
Bestanddelen: de onderdelen van de delictsomschrijving. Deze bestanddelen moeten ook in
de tll komen te staan!
Elementen: wederrechtelijkheid (is het tegen het recht in wat je doet?) en verwijtbaarheid
(kunnen we het jou verwijten? te herkennen aan het woordje ‘schuld’), voorzover zij niet in
de delictsomschrijving staan.
De rechter moet altijd kijken naar de wederrechtelijkheid en de verwijtbaarheid!
Staan ze letterlijk in het artikel dan zijn het bestanddelen, anders elementen.
Bij wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid als elementen (dus wanneer zij niet in de
delictsomschrijving staan):
Woordje ‘wederrechtelijk’/’schuld’ staat NIET in de delictsomschrijving en hoeft dus NIET in
de tenlastelegging.
Bij wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid als bestanddelen: woordje ‘wederrechtelijk’ /
‘schuld’ staat in de delictsomschrijving, dus moet in de tll.
HR Dreigbrief
Verdachte meende recht te hebben op het geld. Dan nog sprake van het oogmerk van
wederrechtelijke bevoordeling als bedoeld in art. 317 Sr?
Rechtsregel: Hij had recht op het geld (woordje wederrechtelijk staat in dat artikel). Er was
sprake van bedreiging met geweld. Uit de dreigbrief blijkt dat verdachte bevoordeling heeft
beoogd (hij wilde geld). Daarnaast is hetgeen hij gedaan heeft (dreigbrief) om deze
bevoordeling te verkrijgen van dien aard en op ‘zodanige wijze geschied’, dat verdachte
moet hebben beseft dat hij hiermee ‘de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre
overschreed’. Daarmee is het ook wederrechtelijk.
Strafuitsluitingsgronden
Rechtvaardigingsgrond: de gedraging is achteraf gerechtvaardigd neemt de
wederrechtelijkheid weg. (bv. zelfverdediging)
Schulduitsluitingsgrond: dit excuseert de dader (ziet niet op de daad) neemt de
verwijtbaarheid weg. (bv. ontoerekeningsvatbaar)
Het maakt voor de uitspraak van de rechter uit of er een rechtvaardigingsgrond of
schulduitsluitingsgrond wordt aangevoerd!
Voorbeeld
In een zaak met betrekking tot valsheid in geschriften (art. 225 Sr) wordt bijv.
noodweerexces (schulduitsluitingsgrond) aangedragen. Als de rechter vindt dat hier
inderdaad sprake van is, wat zou zijn uitspraak dan moeten zijn?
Antwoord: Noodweerexces is een schulduitsluitingsgrond. Dit ziet op de verwijtbaarheid (te
herkennen aan het woordje “schuld”). Dit is hier een element, wat bij de 3 e vraag van 350 Sv
aan bod komt. Dus krijg je een OVAR op grond van 352 lid 2 Sv.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vayaxs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.