Dit document bevat een begrippenlijst van alle begrippen uit de verplichte literatuur voor Ontwikkelingsleer: H1.1-1.3,H2, H3.5, H5, H7.1-7.2, H8.2-8.5, H9.2-9.6, H14.1, H13.1-2 & 13.5, H14.2-14.5, H14.6, 15,5-15.6, H11.2-11.5, H15 (behalve 15.5)
(343 Pages)Exam Materials for Life Span & Human Development-SigelMan & Rider
All for this textbook (1)
Written for
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Ontwikkelingsleer (560000B6)
All documents for this subject (67)
Seller
Follow
bramvergouwen02
Reviews received
Content preview
Begrippenlijst boek:
Hoofdstuk 1.1-1.3
- Emerging adulthood: Een ontwikkelingsfase voorgesteld door Jeffrey Arnett, meestal van
eind tienerjaren tot midden twintig, gekenmerkt door exploratie, identiteitsvorming en
overgang naar volwassen rollen en verantwoordelijkheden.
- Cultuur: De gedeelde waarden, overtuigingen, normen, gebruiken, tradities en
gedragingen die binnen een groep mensen worden overgedragen en over generaties
worden doorgegeven.
- Leeftijdsgraad: Sociale posities of rollen binnen een samenleving die specifiek zijn voor
bepaalde leeftijdsgroepen, zoals kindertijd, adolescentie, volwassenheid en ouderdom.
- Overgangsrite: Ceremonies, rituelen of gebeurtenissen die de overgang van een individu
van de ene sociale status naar de andere markeren, zoals van adolescentie naar
volwassenheid.
- Sociale klok: Het cultureel bepaalde tijdschema voor levensgebeurtenissen, zoals
trouwen, ouderschap en met pensioen gaan, waarvan wordt verwacht dat individuen ze
volgen op basis van hun leeftijd en levensfase.
- Babybiografieën: Gedetailleerde beschrijvingen van de ontwikkeling van individuele
kinderen, vaak op basis van observaties en notities van ouders of verzorgers.
- Storm en stress: Een concept voorgesteld door G. Stanley Hall, dat suggereert dat
adolescentie een periode van emotionele onrust, conflict en rebellie is als gevolg van
biologische, psychologische en sociale veranderingen.
- Gerontologie: De studie van veroudering, inclusief de fysieke, cognitieve en sociale
aspecten van het ouder worden, evenals de uitdagingen en kansen die gepaard gaan met
vergrijzende populaties.
- Plasticiteit: Het vermogen tot verandering of flexibiliteit in het gedrag, de cognitie of de
hersenstructuur van een persoon als reactie op ervaringen of omgevingsinvloeden.
- Neuroplasticiteit: Het vermogen van de hersenen om hun structuur, functie en
verbindingen opnieuw te organiseren als reactie op leren, ervaring, letsel of ziekte
gedurende de levensduur.
- Casestudy: Een diepgaande onderzoeksmethode die de intensieve bestudering van een
enkel individu, groep of fenomeen omvat om een uitgebreid begrip van specifieke
kenmerken, processen of fenomenen te verkrijgen.
- Experimentele controle: Het proces van het minimaliseren van extrane variabelen of
factoren die de resultaten van een experiment zouden kunnen beïnvloeden, zodat
veranderingen in de afhankelijke variabele worden toegeschreven aan de manipulatie
van de onafhankelijke variabele.
- Richtingsprobleem: Een uitdaging in correlatieonderzoek waarbij de causaliteit tussen
variabelen niet kan worden bepaald, waardoor onduidelijk is welke variabele de andere
beïnvloedt.
- Derde variabele probleem: Een verstorende factor in correlatieonderzoek waarbij de
waargenomen relatie tussen twee variabelen kan worden verklaard door de invloed van
een derde variabele.
- Video-tekort: Het verschijnsel dat kinderen jonger dan 2 jaar minder leren van video-
presentaties in vergelijking met directe menselijke interactie, zoals blijkt uit onderzoek in
de ontwikkelingspsychologie.
, - Cohort: Een groep individuen die een gemeenschappelijke eigenschap delen, zoals
geboren zijn in dezelfde tijdperiode of hetzelfde historische evenement hebben
meegemaakt, en die samen worden bestudeerd in onderzoek.
- Leeftijdseffecten: Veranderingen in gedrag, eigenschappen of uitkomsten die
rechtstreeks worden veroorzaakt door het verouderingsproces zelf, onafhankelijk van
cohortverschillen.
- Cohort-effecten: Verschillen tussen cohorten in een studie als gevolg van de specifieke
omgevings- of historische context waarin ze zijn opgegroeid.
- Babyboomgeneratie: De demografische groep mensen geboren tussen 1946 en 1964,
gekenmerkt door een aanzienlijke toename van het geboortecijfer na de Tweede
Wereldoorlog.
- Millennials: Ook bekend als Generatie Y, verwijst naar individuen geboren tussen
ongeveer 1981 en 1996, vaak gekenmerkt door hun komst tijdens het digitale tijdperk en
specifieke culturele kenmerken.
- Tijd-van-metingseffecten: Vooringenomenheden of vervormingen in
onderzoeksresultaten als gevolg van het tijdstip van gegevensverzameling, zoals
seizoensvariaties of historische gebeurtenissen die van invloed zijn op de reacties.
- Sequentieel ontwerp: Een onderzoeksontwerp dat zowel longitudinale als
dwarsdoorsnede benaderingen combineert, waarbij meerdere cohorten gedurende een
langere periode worden bestudeerd om ontwikkelingsveranderingen te
Hoofdstuk 2:
- Psychoanalytische theorie: Een theorie ontwikkeld door Sigmund Freud die de rol van
onbewuste processen benadrukt bij het vormgeven van persoonlijkheid en gedrag.
- Onbewuste motivatie: Drijfveren of impulsen die het gedrag van een persoon
beïnvloeden zonder dat ze zich hiervan bewust zijn.
- Id: In de psychoanalytische theorie van Freud, het deel van de persoonlijkheid dat
bestaat uit onbewuste driften en verlangens en directe bevrediging zoekt.
- Ego: Het deel van de persoonlijkheid dat bemiddelt tussen de eisen van het id, het
superego en de realiteit, en die verantwoordelijk is voor het beheersen van impulsen en
het nemen van beslissingen.
- Superego: Het aspect van de persoonlijkheid dat de internalisering van morele normen
en waarden vertegenwoordigt, en de interne criticus die streng oordeelt over het gedrag.
- Psychoseksuele stadia: Volgens Freud, de opeenvolgende fasen van persoonlijke
ontwikkeling waarin de libido gericht is op verschillende lichaamszones, zoals de mond,
anus en genitaliën.
- Fixatie: Het vasthouden aan of stagneren in een bepaald psychoseksueel stadium als
gevolg van onopgeloste conflicten of problemen.
- Identificatie: Het proces waarbij een individu eigenschappen of kenmerken van een
ander overneemt, meestal een rolmodel of ouderfiguur.
- Verdedigingsmechanismen: Psychologische strategieën die worden gebruikt om
onbewuste conflicten of angstgevoelens te verminderen, zoals repressie, regressie en
rationalisatie.
- Repressie: Een verdedigingsmechanisme waarbij onaangename gedachten,
herinneringen of impulsen in het onbewuste worden onderdrukt.
- Regressie: Een verdedigingsmechanisme waarbij een persoon teruggrijpt naar eerdere
stadia van ontwikkeling in tijden van stress of angst.
, - Psychosociale stadia: De opeenvolgende fasen van psychosociale ontwikkeling zoals
voorgesteld door Erik Erikson, elk gekenmerkt door een centrale conflictopgave en een
bijbehorende deugd of deugd.
- Positieve bekrachtiging: Het toevoegen van een beloning om gewenst gedrag te
versterken en te verhogen.
- Negatieve bekrachtiging: Het verwijderen van een onaangename stimulus om gewenst
gedrag te versterken en te verhogen.
- Positieve straf: Het toevoegen van een onaangename stimulus om ongewenst gedrag te
verminderen of te elimineren.
- Negatieve straf: Het verwijderen van een aangename stimulus om ongewenst gedrag te
verminderen of te elimineren.
- Uitsterven: Het proces waarbij een aangeleerd gedrag verdwijnt omdat het niet langer
wordt versterkt.
- Sociale cognitieve theorie (sociaal leertheorie): Een benadering van de psychologie die
de wisselwerking tussen cognitie, gedrag en omgeving benadrukt, en de rol van
observatie en imitatie van anderen bij het leren.
- Latent leren: Een vorm van leren waarbij kennis of vaardigheden worden verworven
zonder dat er onmiddellijke beloningen of versterkingen plaatsvinden.
- Vicariërende versterking/vicarious reinforcement: Het leren door de gevolgen van
andermans gedrag te observeren en te internaliseren.
- Over imitatie: Het gedrag van anderen kopiëren zonder begrip van het doel of de functie
van het gedrag.
- Wederkerig determinisme: Een concept voorgesteld door Albert Bandura waarbij het
individu, de omgeving en het gedrag voortdurend op elkaar inwerken en elkaar
beïnvloeden. Het suggereert dat gedrag wordt bepaald door de wisselwerking tussen
persoonlijke factoren, omgevingsinvloeden en gedragsresultaten.
- Constructivisme: Een leertheorie die stelt dat leren een actief proces is waarbij
individuen kennis opbouwen en begrip ontwikkelen door hun ervaringen te interpreteren
en te organiseren in overeenstemming met hun bestaande mentale structuren en
overtuigingen.
- Informatieverwerkingsbenadering: Een theoretisch kader dat de menselijke cognitieve
processen vergelijkt met het functioneren van een computer, waarbij informatie wordt
gecodeerd, opgeslagen, opgehaald en verwerkt om gedrag te sturen.
- Systeemtheorieën: Theorieën die menselijke ontwikkeling beschouwen als het resultaat
van interacties tussen verschillende systemen, zoals individuen, gezinnen, scholen en
gemeenschappen, die op elkaar inwerken en elkaar beïnvloeden.
- Bio-ecologisch model: Een ontwikkelingsmodel voorgesteld door Urie Bronfenbrenner
dat de invloed van verschillende niveaus van omgevingscontexten benadrukt op het
individu, zoals micro-, meso-, exo- en macrosystemen.
- Proximale processen: De dagelijkse, interactieve activiteiten en relaties die het meest
direct van invloed zijn op de ontwikkeling van een individu, zoals ouder-kind interacties of
vriendschappen.
- PPCT-model: Een model voorgesteld door Bronfenbrenner dat de interactie benadrukt
tussen het individu (P), de omgeving (E), de persoonlijke kenmerken (C) en de tijd (T) bij
de ontwikkeling van een persoon.
- Eclectisch: Een benadering die elementen uit verschillende theoretische perspectieven
en benaderingen combineert, waarbij de nadruk ligt op het gebruik van verschillende
methoden en ideeën die het meest geschikt zijn voor een specifieke situatie of probleem.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bramvergouwen02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.