Volledige samenvatting voor het vak straf(proces)recht II aan de Radboud Universiteit. Bevat aantekeningen van de reguliere hoorcolleges, de hoorcolleges bijzonder strafrecht, de werkgroepen en alle verplichte en niet verplichte jurisprudentie.
Week 2: strafbaar feit en wederrechtelijkheid; het ontbreken van de materiële
wederrechtelijkheid....................................................................................................................9
Hoorcollege + werkgroep.....................................................................................................................................9
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................11
Week 4: schuld II: levensdelicten en culpa in het verkeer; culpa.............................................22
Hoorcollege + werkgroep...................................................................................................................................22
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................23
Week 5: algemene en bijzondere strafuitsluitingsgronden; noodweer en noodweerexces;
AVAS..........................................................................................................................................27
Hoorcollege + werkgroep...................................................................................................................................27
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................31
Week 6: poging, voorbereiding en terrorisme; poging en vrijwillige terugtred.......................35
Hoorcollege + werkgroep...................................................................................................................................35
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................38
,Week 1: inleiding, gedraging, causaliteit;
causaal verband
Hoorcollege + werkgroep
Theorieën over doel en wezen van straf
Absolute vergeldingstheorieën (klassieke richting): straf wordt primair gezien als
vergelding (opzettelijk toevoegen van leed). De rechtvaardiging voor straffen wordt
in de gedraging zelf gevonden. Uitgangspunt bij de vergeldingstheorie is daarom dat
een persoon niet meer wordt gestraft dan hij verdient (proportionaliteit). Generale
preventie moet niet worden gevonden in de strafmaat maar in de zekerheid dat een
bepaalde gedraging ook daadwerkelijk wordt gestraft.
Relatieve vergeldingstheorieën (moderne richting): hierbij ligt er minder nadruk op
vergelden en meer op de generale en specifieke preventie. Er wordt veel rekening
gehouden met het individu, de dader zelf staat centraal.
In Nederland kennen we een combinatie van de moderne en klassieke richting.
Omdat strafrecht zeer ingrijpend is was de gedachte dat strafrecht alleen als laatste
redmiddel moest worden ingezet (ultimum remedium). Tegenwoordig wordt strafrecht ook
als een middel om problemen op te lossen gezien (ultimum remedium). Voorbeelden
hiervan zijn dat de voorbereidingshandeling strafbaar wordt gesteld en het slachtoffer
steeds meer centraal komt te staan.
Het legaliteitsbeginsel
Uit art. 1 lid 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling (ook art. 16 Gw, art. 7 EVRM, art. 15 IVBPR, art. 49 Handvest EU).
Het legaliteitsbeginsel beoogt de rechtszekerheid te behouden. Dit houdt in dat een burger
moet weten wanneer de overheid kan ingrijpen. Ook dient de overheid zich aan de regels te
houden. Het legaliteitsbeginsel omvat enkele facetten:
Verbod van terugwerkende kracht
Lex certabeginsel: strafbaarstellingen moeten uit begrijpelijke en scherpe normen
staan (EHRM: ‘accessibility’ en ‘forseeability’).
De interpretatieruimte voor de rechter wordt beperkt, hij mag niet door middel van
analogie de wet toepassen. Wel heeft de rechter de ruimte om extensief te
interpreteren.
Typen delictsomschrijvingen
Commissie-, omissie-, en oneigenlijk omissiedelicten: de handeling is strafbaar
(commissiedelict), iets nalaten is strafbaar (omissiedelict), door iets na te laten
veroorzaak je een gevolg (oneigenlijk omissiedelict).
Materiële en formele delicten: een bepaald gevolg is strafbaar (materieel delict),
handeling zelf is strafbaar (formeel delict).
3
, Gekwalificeerde en geprivilegieerde delicten: een gedraging wordt door bepaalde
omstandigheden zwaarder bestraft (gekwalificeerd delict), een gedraging wordt door
bepaalde omstandigheden minder zwaar bestraft (geprivilegieerd delict).
Krenkings- en gevaarzettingsdelicten: iets wordt beschadigd (krenkingsdelict), een
gevaarlijke situatie ontstaat door een handeling (gevaarzettingsdelict).
Strafrechtelijke causaliteit
Er is sprake van strafrechtelijke causaliteit indien er tussen een handeling en een gevolg
meerdere stappen zitten. Er is dus geen sprake van een directe oorzaak – gevolg (je schiet
iemand neer, die sterft) maar er zijn meerdere stappen in de causale keten (je slaat iemand,
die moet naar het ziekenhuis met een gebroken arm, hij krijgt een infectie en sterft aan de
infectie).
Bij het vaststellen van de strafrechtelijke causaliteit moet je naar een strafrechtelijk
relevante oorzaak zoeken. Dit is een handeling die iemand in een bepaalde situatie brengt
waardoor er strafrechtelijke causale verantwoordelijkheid is. Een gevolg wordt dan aan de
oorzaak toegerekend. Hierbij zijn verschillende causaliteitsleren:
Conditio sine qua non: een gebeurtenis vormt een noodzakelijke schakel bij een
bepaald gevolg, zonder deze gebeurtenis was het gevolg niet ingetreden.
- Voordeel: de theorie is erg breed en veel situaties kunnen onder deze theorie
binnen de causaliteitseis vallen.
- Nadeel: niet erg selectief en grenzeloos, alternatieve oorzaken worden niet
meegenomen en biedt geen uitkomst bij omissiedelicten.
Causa proxima: de strafrechtelijke relevante oorzaak is de oorzaak die het dichtst bij
het daadwerkelijke gevolg ligt. Hoe groter de afstand tussen de gedraging en gevolg,
hoe moeilijker het wordt om op basis van deze theorie strafrechtelijke causaliteit aan
te nemen.
- Voordeel: makkelijk vast te stellen.
- Nadeel: te selectief, tussenschakels die niet veel gewicht in de schaal leggen maar
wel de keten langer maken kunnen ervoor zorgen dat de eigenlijke oorzaak niet
meer als strafrechtelijk causaal wordt gezien.
Adequate veroorzaking/voorzienbaarheid: dit was vroeger de dominante leer. Er
wordt ervanuit gegaan dat wanneer een bepaald gevolg te voorzien is er sprake is
van strafrechtelijke causaliteit. Er wordt uitgegaan van algemene voorzienbaarheid.
- Voordeel: geeft de verdachte bescherming tegen onredelijke gevolgstelling.
- Nadeel: erg subjectief, schiet vaak tekort.
Relevantietheorie: deze theorie selecteert binnen de onmisbare voorwaarden voor
het intreden van het gevolg de oorzaak die in de optiek van de wetgever voor het
delict in kwestie als meest relevante geldt.
- Voordeel: blijft dicht bij de democratisch gelegitimeerde wetgever.
- Nadeel: de bedoeling van de wetgever is niet altijd duidelijk, wat als een niet-
typische oorzaak toch een gevolg veroorzaakt.
Theorie van de redelijke toerekening (HR Letale Longembolie): dit is de huidige leer
en overgenomen uit het civiele recht. Er is sprake van strafrechtelijke causaliteit
indien een gevolg redelijk aan een oorzaak kan toerekenen. Het conditio sine qua
non is de minimale ondergrens bij de redelijke toerekening maar dan is
4
, strafrechtelijke causaliteit nog niet aangenomen, het moet immers ook redelijke zijn.
Dit wordt bepaald aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden. De
redelijke toerekening wordt vaak aangevuld met de andere causaliteitsleren.
Hoewel conditio sine qua non de ondergrens is, is het geen absoluut vereiste om
strafrechtelijke causaliteit vast te stellen (HR Groninger HIV).
- Voordeel: kan in veel ingewikkelde gevallen een uitkomst bieden, kan goed
rekening worden gehouden met eigen schuld of fouten van derden.
- Nadeel: zeer casuïstisch en afhankelijk van het geval, daardoor is moeilijk in te
schatten hoe in een bepaald geval geoordeeld zal worden.
Vaststellen van de strafrechtelijke causaliteit
Stap 1: is er sprake van een conditio sine qua non-verband (ondergrens).
Er is sprake van een conditio sine qua non verband indien de gedraging (of het nalaten) een
noodzakelijke schakel vormt om tot een bepaald gevolg te komen. Hoewel conditio sine qua
non vaak als de ondergrens geldt is het geen absoluut vereiste (HR Groninger HIV).
De gedraging: is de gedraging een noodzakelijke voorwaarde voor het gevolg?
Zijn er eventuele alternatieve oorzaken voor het gevolg (HR Groninger HIV, HR
Bacteriële infectie, HR dood door ibogaïne)
Kan het gevolg ook het gevolg van niet handelen zijn (HR Shaken Baby)
Stap 2: vaststellen van wat redelijke toe te rekenen is (HR Letale longembolie)
Om te bepalen wat redelijk is om toe te rekenen en wat niet meer redelijk is moet je een
aantal punten gebruiken:
De relevantietheorie
Causa proxima (wordt tegenwoordig niet veel gewicht meer aan gehangen)
De voorzienbaarheid van het gevolg (HR Etalageruit, HR Sprong van het dak, HR
Spoorwegovergang)
De garantenstellung
Feiten van algemene bekendheid (HR Hevige emotie)
Hoeveel tijd er zit tussen de oorzaak en het gevolg
Om te kijken of een gevolg redelijkerwijs aan een oorzaak kan worden toegeschreven moet
je al deze punten aflopen en dan een belangenafweging maken. Het ontbreken van een van
de punten heeft daarom ook niet direct tot gevolg dat er geen sprake kan zijn van
strafrechtelijke causaliteit.
Stap 3: zijn er handelingen van derden of andere omstandigheden die het gevolg hebben
beïnvloed
Heeft het slachtoffer zelf invloed gehad op het gevolg (HR Niet-behandelde
longinfectie, HR Veiligheidsgordel)
Heeft een bepaalde conditie van het slachtoffer het gevolg veroorzaakt (HR
Eierschedel, HR Hevige emotie)
Is er sprake van een medische misser
Heeft handelen van enige derden enige invloed op het gevolg gehad (HR Aorta-
perforatie)
5
,Jurisprudentie
HR Letale longembolie (p. 142 Wolters Kluwer jurisprudentiebundel)
Feiten: een vrouw had een auto-ongeluk gehad en kwam als gevolg hiervan in het ziekenhuis
terecht. Daar kreeg ze een longembolie en hieraan is ze overleden.
Rechtsvraag: kan het overleiden van de vrouw als gevolg van de longembolie aan de
veroorzaker van het ongeluk worden toegerekend?
Rechtsregel: de Hoge Rad betoogd dat de longembolie als gevolg van het auto-ongeluk kan
worden aangemerkt omdat “het optreden van letale longembolie na als gevolg van een
botsing gekomen letsels als voormeld niet van zodanige aard is dat het overlijden van het
slachtoffer redelijkerwijze niet meer als gevolg van de botsing aan de dader zou kunnen
worden toegerekend”. Hiermee is de theorie van de redelijke toerekening ontwikkeld. De
Hoge Raad bedoelt met deze redelijke toerekening in deze casus dat de longembolie is
opgetreden als gevolg van de verwondingen die de vrouw bij het auto-ongeluk had
opgelopen. Beslissend hierbij is of er buiten het slachtoffer liggende omstandigheden zijn
opgetreden die van zodanige aard zijn dat de dood van de vrouw redelijkerwijze geen gevolg
meer kan zijn van het ongeluk (omstandigheden na de aanrijding die niks te maken hebben
met de fysieke gesteldheid van het slachtoffer).
HR Niet behandelde longinfectie (p. 427 Wolters Kluwer jurisprudentiebundel)
Feiten: verdachte had het slachtoffer neergeschoten. Het slachtoffer kreeg als gevolg van de
schotwond een longinfectie en was er zo slecht aan toe dat ze zich niet meer tegen deze
infectie heeft laten behandelen. Slachtoffer is aan de longinfectie overleden.
Rechtsregel: ook hier betoogd de Hoge Raad (r.o. 5.4.2) dat de verdachte de
omstandigheden in het leven heeft geroepen die het slachtoffer ertoe hebben gebracht de
beslissing te nemen af te zien van medische behandeling en dat die beslissing (om niet meer
behandeld te worden) in de keten der gebeurtenissen niet een zodanige invloed heeft
gehad, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van het handelen
van de verdachte aan deze zou kunnen worden toegerekend.
HR Groninger HIV (p. 1105 Wolters Kluwer jurisprudentiebundel)
Feiten: de verdachte en mededader hebben (volgens het vernietigde arrest) bij verschillende
mannen met hiv besmet bloed ingespoten. Deze mannen hebben allemaal hiv opgelopen.
Rechtsregel: het conditio sine qua non-verband fungeert in beginsel als ondergrens van het
causaal verband. Wanneer niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld dat het gevolg
in werking is getreden door de gedraging van de verdachte, hoeft een dergelijke onzekerheid
niet per se te leiden tot het oordeel dat het gevolg reeds daarom niet meer redelijkerwijs
aan (een gedraging van) de verdachte kan worden toegerekend (r.o. 2.4.3). In r.o. 2.3.4
worden nog enkele voorbeelden hiervan genoemd. R.o. 2.4.4 stelt vervolgens dat wel ten
minste is vereist dat wordt vastgesteld dat het gedrag een onmisbare schakel kan hebben
gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid en moet aannemelijk zijn dat
het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de
verdachte is veroorzaakt. Dit hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Om
dit vast te stellen kunnen de ervaringsregels en de aard van de gedraging worden gebruikt.
6
,Niet verplicht
HR Dood door ibogaïne (conditio sine qua non)
Een vrouw behandelde verslaafden met ibogaïne, een niet goedgekeurd middel dat tot
hartklachten kan leiden. Een van de door haar behandelde patiënten is als gevolg van
hartfalen overleden. De Hoge Raad bepaalde dat niet kon worden gesteld dat gebruik van
het middel de hartstilstand heef veroorzaakt maar kan wel worden vastgesteld dat gebruik
van het middel met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid het gevolg (hartfalen) heeft
veroorzaakt. Dus ondanks het ontbreken van conditio sine qua non werd het gevolg toch aan
de vrouw toegerekend (zie ook HR Groninger HIV).
Rb Den Haag Mitch Henriquez (conditio sine qua non)
De vraag was of agenten Henriquez te hard en te lang een nekklem hadden gegeven en of
zijn overleiden het gevolg van de gedraging van de agenten was. De rechtbank hoorde
meerdere deskundigen hierover. Een zei dat Henriquez door de nekklem enorme stress had
en als gevolg hiervan een hartstilstand kreeg. Een ander vond dat dit niet met zekerheid kon
worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld
dat de hartstilstand redelijkerwijs als gevolg van de nekklem kon worden aangemerkt.
HR Sprong van het dak (voorzienbaarheid)
Verdachte en slachtoffer stonden op een dak. Verdachte dreigde, met een geweer, dat hij
slachtoffer van het dak zou schieten. Slachtoffer is toen door de stress zelf van het dak
gesprongen en heeft hierbij ernstige verwondingen opgelopen. De Hoge Raad heeft toen
bepaald dat het voorzienbaar is dat als je iemand met een geweer bedreigt deze door de
stress van het dak zou springen.
HR Shaken-baby (conditio sine qua non)
Een vader had zijn baby zeer hard door elkaar geschud, het zoontje is later overleden.
Verdachte werd verweten dat hij niet op tijd medische hulp had ingeschakeld en dat zijn
zoontje daarom is overleden. De verdediging voerde aan dat dit niet zo was omdat niet kon
worden gesteld dat het kindje niet sowieso aan de verwondingen zou overleiden en gered
zou worden indien tijdig medische hulp was ingeschakeld. De Hoge Raad bepaalde dat in een
hypothetische situatie waarbij de vader wel medische hulp had ingeschakeld er een redelijke
kans zou zijn dat het kindje het wel had overleefd. Er is dus geen conditio sine qua non vast
te stellen, maar de gedraging (dus eigenlijk het nalaten) van de vader heeft wel de kans op
het intreden van het gevolg aanzienlijk vergroot.
HR Bacteriële infectie (conditio sine qua non)
Slachtoffer werd neergestoken, kreeg daarna een infectie en is aan deze infectie overleden.
De Hoge Raad nam aan dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de infectie op zichzelf was
ontstaan en het dus zeer waarschijnlijk was dat de infectie het gevolg van de steekpartij was.
Ook hier is dus geen conditio sine qua non vast te stellen (zie ook HR Groninger HIV).
HR Etalageruit (voorzienbaarheid)
Verdachte reed veel te hard en het was glad op de wet. Hij raakte per ongelijk een man die
in een etalageruit viel. Deze scherven vlogen in het rond en een viel op een langslopende
vrouw die aan haar verwondingen overleed. De verdediging voerde aan dat het overleiden
7
,van de vrouw niet meer voorzienbaar was. De Hoge Raad oordeelde echter dat wanneer je
veel te hard rijdt en het slecht weer is het voorzienbaar is dat je gaat slippen en dat slippen
zeer ernstige gevolgen kan hebben.
HR Spoorwegovergang (objectieve voorzienbaarheid)
Een auto staat stil voor een spoorwegovergang. Een andere auto komt aanrijden en botst
tegen de eerste auto aan. Deze schiet daardoor naar voren en komt op de
spoorwegovergang aan. Er komt een trein aan, de man uit de eerste auto springt uit zijn
auto en wil wegrennen. Hij raakt ernstig gewond. De verdediging voert aan dat als de man
uit de eerste auto niet zo in paniek was geraakt hij makkelijk weg had kunnen rijden en dan
niet gewond was geraakt. De Hoge Raad maakt hier korte metten mee en oordeelt dat als
iemand met zijn auto op het spoor komt het voorzienbaar is dat hij zeer veel stress krijgt en
niet meer logisch kan nadenken en handelen.
HR Hevige emotie (feiten van algemene bekendheid)
Een oude vrouw werd overvallen door een man met een bivakmuts. Hij bond haar ook vast.
De vrouw schrok hier zo van dat ze een hartaanval kreeg en overleed. De verdediging voerde
aan dat dit niet te voorzien was. De Hoge Raad oordeelde dat het algemeen bekend is dat als
iemand oud en in slechte conditie is een dergelijke situatie ernstige gevolgen, zoals een
hartaanval, kan hebben.
HR Veiligheidsgordel (invloed van slachtoffer op het gevolg)
Een vrouw had geen gordel aan en een andere auto botste tegen haar aan. Ze had als gevolg
van deze botsing zeer ernstig letsel. De verdediging voerde aan dat de vrouw haar gordel
had moeten dragen en dus zelf een groot aandeel had in het letsel. De Hoge Raad oordeelde
dat als er een botsing is het voor de rekening van de veroorzaker is als er letsel tot gevolg is,
of er nu een gordel aan was of niet.
HR Eierschedel (omstandigheden en slechte conditie van slachtoffer)
Een vrouw krijgt een pantoffel naar haar hoofd gesmeten door haar man en overlijd
hierdoor. Het blijk dat ze een zeer zachte schedel heeft (eierschedel). De Hoge Raad oordeelt
dat dit niet voorzienbaar is maar rekent het toch toe aan de man.
HR Aorta-perforatie (beïnvloeding door derden)
Een slachtoffer wordt meerdere malen in zijn buik gestoken en hierbij wordt ook zijn aorta
geraakt. De artsen die zijn buik opereren missen de aorta en zien niet dat deze ook
geperforeerd is. Het slachtoffer overlijdt als gevolg van de aorta-perforatie. De verdediging
voert aan dat het niet aan de verdachte toe te rekenen is maar aan de medische misser. De
Hoge Raad bepaald dat dit niet het geval is. Immers, indien de artsen de man niet hadden
behandeld (en dus geen medische misser hadden begaan) was hij ook aan de perforatie
overleden.
8
, Week 2: strafbaar feit en
wederrechtelijkheid; het ontbreken van de
materiële wederrechtelijkheid
Hoorcollege + werkgroep
Een strafbaar feit bestaat uit:
a. Een menselijke gedraging
b. Die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving
c. Die wederrechtelijk is --> objectief
d. En verwijtbaar is --> subjectief
De eis dat iets moet vallen binnen een wettelijke delictsomschrijving en wederrechtelijk
moet zijn wordt ook wel de objectieve kant van het strafbare feit genoemd.
Strafbaarstelling
Bij het strafbaar stellen van delicten moet er een onderscheid worden gemaakt tussen twee
soorten delicten:
1. Rechtsdelicten (malum in se): gedragingen die op zichzelf kwaadaardig/moreel
verwerpelijk zijn (bijv. moord).
2. Wetsdelicten (malum prohibitum): gedragingen die op zichzelf niet moreel
verwerpelijk zijn maar toch strafbaar worden gesteld om de samenleving te ordenen
(bijv. snelheidsovertredingen).
Ook zijn er enkele andere criteria voor strafbaarstellingen (worden ook wel regulerende
strafrechtbeginselen genoemd). Dit zijn onder andere:
Schadebeginsel: gedrag dat schade, of gevaar op schade, oplevert voor de
maatschappij kan strafbaar worden gesteld.
Subsidiariteitsbeginsel: ultimum remedium, strafrecht moet alleen worden ingezet
als er geen andere middelen voorhanden zijn.
Proportionaliteitsbeginsel: er moet evenredigheid zijn tussen de schade die de
gedraging veroorzaakt en de inzet van het strafrecht.
Effectiviteitsbeginsel: de strafbaarstelling moet effectief zijn en niet louter
symbolische functie hebben.
Legaliteitsbeginsel: wat strafbaar wordt gesteld moet duidelijk voorzienbaar in een
wetsbepaling staan.
Beginsel dat strafrecht niet in strijd mag zijn met fundamentele mensenrechten.
Daadstrafrechtbeginsel: gedachten zijn niet strafbaar, alleen gedragingen.
Schuldbeginsel: alleen degene die schuldig is mag worden gestraft.
Wederrechtelijkheid
Wederrechtelijkheid ziet op de objectieve zijde van het strafbare feit. Wederrechtelijkheid
heeft twee verschijningsvormen:
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marevisser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.