100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Compendium Vennootschapsbelasting Deel 2 $8.04   Add to cart

Summary

Samenvatting Compendium Vennootschapsbelasting Deel 2

1 review
 91 views  8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het Compendium vennootschapsbelasting van het tweede deel van het vak Directe Belastingen II. De samenvatting is inclusief voorbeelden.

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Zie de inhoudsopgave voor welke paragrafen behandeld worden.
  • June 11, 2019
  • 31
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: MelissaRoodt • 4 year ago

avatar-seller
Compendium vennootschapsbelasting
Hoofdstuk 5. Eigen vermogen versus vreemd vermogen; renteaftrek 3
5.4 Langlopende en laagrentende geldleningen (art. 10b Vpb) 3
5.4.2 Ratio van art. 10b Vpb 3
5.5 Winstdrainage (art. 10a Vpb) 3
5.5.2 Grondfiguren winstdrainage 3
5.5.3 Voorgeschiedenis; fraus legis en jurisprudentie 3
5.5.5 Hoofdregel van art. 10a Vpb 3
5.5.6 Rente, kosten en valutaresultaten 4
5.5.7 Besmette rechtshandelingen van art. 10a lid 1 Vpb 4
5.5.8 Tegenbewijs; zakelijkheidstoets en compenserende heffing 5
5.5.10 Begrippen ‘verbonden lichaam’ en ‘verbonden natuurlijk persoon’ 5
Hoofdstuk 7. Fusies en splitsingen 5
7.1 Inleiding 5
7.2 Aandelenfusie 6
7.2.1 Algemeen 6
7.2.2 Voor de faciliteit kwalificerende aandelenfusie 6
7.2.3 Niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing 7
7.2.4 Inhoud van de faciliteit; doorschuiving fiscale boekwaarde 7
7.3 Bedrijfsfusie 7
7.3.1 Algemeen 7
7.3.2 Tegenprestatie en belastinglatentie 7
7.3.3 Voorwaarde voor toepassing van de faciliteit 8
7.3.4 Tijdstip van overdracht; terugwerkende kracht 8
7.3.5 Bff van rechtswege; voorwaarden en indeplaatstreding 8
7.3.6 Bff op verzoek 9
7.4 Splitsing 10
7.4.1 Algemeen 10
7.4.2 Splitsing met fiscale afrekening 11
7.4.3 Splitsingsfaciliteit van rechtswege 11
7.4.4 Splitsingsfaciliteit op verzoek 12
7.4.5 Fiscale positie aandeelhouders splitsende rechtspersonen 13
7.4.6 Temporisering renteaftrek 14
7.5 Juridische fusie 14
7.5.1 Algemeen 14
7.5.2 Fusie met fiscale afrekening 16
7.5.3 Fusiefaciliteit van rechtswege 16
7.5.4 Fusiefaciliteit op verzoek 18
7.5.5 Fiscale positie aandeelhouders fuserende rechtspersonen 18
7.5.6 Temporisering renteaftrek 19
7.6 Overheidsondernemingen 19
7.7 Anti-ontgaansbepalingen 19
7.7.1 Inleiding 19
7.7.2 Hoofdregel: niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing 20
7.7.3 Eerste bewijsvermoeden: in overwegende mate zakelijke overwegingen 20
7.7.4 Tweede bewijsvermoeden: driejaars vervreemdingsverbod 20
7.8 Zekerheid vooraf 20
Hoofdstuk 9. Fiscale eenheid 21
9.1 Inleiding 21
9.2 Karakter FE 21
9.3 Voor- en nadelen FE 21
9.4 Vereisten aangaan FE 21
9.4.1 Op verzoek; beperkte terugwerkende kracht van maximaal drie maanden 21
9.4.2 Bezitsvereiste van ten minste 95% 22
9.4.3 Samenvallende boekjaren 22


,9.4.4 Dezelfde winstbepalingen bij moeder en dochter 22
9.4.5 Vestigingsplaatseisen voor moeder- en dochtermaatschappij 22
9.4.6 Kwalificerende rechtsvorm 23
9.5 Einde FE 23
9.5.1 Gevallen waarin de FE eindigt 23
9.5.2 Voeging en ontvoeging in hetzelfde boekjaar 23
9.6 Gevolgen bij voeging in FE 23
9.6.1 Waardesprong als gevolg van voeging in FE 23
9.6.2 Dochtermaatschappij sluit boekjaar af 24
9.6.3 Door dochtermaatschappij te volgen gedragslijn 24
9.6.4 Entreeheffingen van art. 15ab Vpb 24
9.7 Belastingheffing tijdens het bestaan FE 25
9.7.1 Gevolgen van gevoegd zijn in FE 25
9.7.2 Toepassing kwijtscheldingswinstvrijstelling 25
9.7.3 Voorkoming van buitenlandse winstbelasting 26
9.8 Gevolgen bij ontvoeging van FE 26
9.8.1 Aanvang nieuw boekjaar voor dochtermaatschappij 26
9.8.2 Fiscale indeplaatstreding 26
9.8.3 Onderlinge vordering/schuldverhouding tussen moeder- en dochtermaatschappij 27
9.8.4 Ontvoeging in zicht van liquidatie 28
9.8.5 Oneigenlijk gebruik in relatie tot art. 13d Vpb 28
9.9 Verrekening verliezen van vóór en na FE 28
9.9.1 Verrekening verliezen van vóór voedingstijdstip (voorvoegingsverliezen) 28
9.9.2 Verliesverrekening over ontvoegingstijdstip heen 30
9.10 Antimisbruikbepaling ter zake van binnen de FE overgedragen vermogensbestanddelen 30
9.10.1 Algemeen 30
9.10.2 Voorwaarden toepassing art. 15ai 30
9.10.3 Inhoud sanctie art. 15ai Vpb 31






,Hoofdstuk 5. Eigen vermogen versus vreemd vermogen;
renteaftrek
5.4 Langlopende en laagrentende geldleningen (art. 10b Vpb)
5.4.2 Ratio van art. 10b Vpb
Art. 10b Vpb ziet op renteloze en laagrentende geldleningen met een looptijd van langer dan tien jaar en de hierbij
eventueel voordoende mismatches in internationaal verband. De mismatch bestaat eruit uit dat Nederland als
vestigingsstaat van de debiteur op grond van het Zweedse grootmoeder-arrest een fictieve kostenaftrek toestaat, terwijl
het andere land niet een compenserende fictieve bijtelling pleegt.

Voor de uitsluiting van de renteaftrek gelden drie cumulatieve voorwaarden:
1. Het moet gaan om geldleningen binnen concernverbanden tussen gelieerde vennootschappen in de zin van art. 8b
Vpb;
2. De lening moet een looptijd hebben van langer dan 10 jaar of geen vaste aflossingsdatum kennen; en
3. De daadwerkelijk betaalde rente door de Nederlandse debiteur moet in belangrijke mate (30%) lager zijn dan de
zakelijke rente

Wanneer voldaan is aan deze drie voorwaarden kan de gehele rente niet afgetrokken worden. Ook waardedalingen zijn
niet aftrekbaar. Daar tegenover staat dat waardestijging niet belast is.

5.5 Winstdrainage (art. 10a Vpb)
5.5.2 Grondfiguren winstdrainage
Winstdrainage kan zich in veel gedaanten voordoen. Centraal staat steeds dat vanuit het concern renteaftrek wordt
gecreëerd, terwijl er vanuit het bedrijfsproces geen noodzaak aanwezig is om vreemd vermogen aan te trekken.
Een eenvoudige wijze om de grondslag uit te hollen is door de omzetting van EV in VV. Dit kan gedaan worden door al
het dividend in de vennootschap uit te keren, dit niet uit te betalen, maar schuldig te blijven. Vervolgens is een zakelijke
rente verschuldigd. Dit is aantrekkelijk wanneer de rentebate bij de ontvanger door vrijstellingen niet in de
belastingheffing wordt betrokken of wanneer de rentebate tegen een lager tarief wordt belast in het ontvangende land.
Andersom kan ook: moeder stort kapitaal in de dochter en leent dit kapitaal meteen weer terug.
Lastiger wordt het wanneer er drie vennootschappen betrokken zijn. De volgende structuren worden genoemd:
1. A BV houdt alle aandelen in B BV en in een centrale financieringsmaatschappij (CFM) in een tax haven. De CFM
leent geld uit aan B BV, B BV keert met deze lening dividend uit aan A BV.
2. A BV houdt weer alle aandelen in B BV en de CFM. De CFM leent geld uit aan A BV, A BV stort het geleende geld
in B BV.
3. A BV houdt weer alle aandelen in B BV en de CFM. A BV stort kapitaal in CFM, de CFM leent dit uit aan B BV.

Het fiscale voordeel is hier dat de rente in Nederland afgetrokken wordt, terwijl deze bij de CFM in de tax haven belast
is tegen een laag tarief.

Een andere variant is de interne verhanging: Vereniging A bezit alle aandelen in B BV en C BV. De aandelen in B BV
worden overgedragen aan C BV, maar zij blijft de koopprijs schuldig. De rente die zij betaalt aan Vereniging A is
aftrekbaar bij C en wordt mogelijk niet belast bij A, omdat zij (mogelijk) geen onderneming drijft, waardoor zij niet
belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.

5.5.3 Voorgeschiedenis; fraus legis en jurisprudentie
Voor fraus legis zijn twee eisen:
1. De belastingplichtige moet de overwegende bedoeling hebben om belastingheffing te verijdelen; en
2. Het resultaat van de uitgevoerde rechtshandeling moet in strijd zijn met het doel en de strekking van de wet.

5.5.5 Hoofdregel van art. 10a Vpb
Art. 10a geldt alleen wanneer sprake is van VV, niet van (informeel) kapitaal. Het ziet op situaties waarin vanuit de
groep van verbonden lichamen bezien EV naar een Nederlands lichaam uit de groep wordt gepresenteerd als VV. De
basisstructuur is als volgt:
1. Allereerst dient te worden bepaald of de belastingplichtige rechtens dan wel in feite, direct of indirect een schuld
heeft aan een verbonden lichaam/natuurlijk persoon.


, 2. Vervolgens dienst te worden bepaald of sprake is van een besmette rechtshandeling door de belastingplichtige of
een met hem verbonden lichaam/natuurlijk persoon die aan de Nederlandse belasting is onderworpen.
3. Tot slot moet worden vastgesteld of er een causaal verband is tussen deze schuld en de rechtshandeling.

Als deze drie stappen bevestigd worden doorlopen, dan is de rente in beginsel niet aftrekbaar. De belastingplichtige
heeft echter wel mogelijkheid om tegenbewijs te leveren:
1. Aan de schuld en de rechtshandeling liggen zakelijke overwegingen (dubbele zakelijkheidstoets) ten grondslag; of
2. Over de ontvangen rente is een voldoende compenserende heffing. Dit moet ten minste 10% zijn.

5.5.5.1 Schuld aan verbonden lichaam of natuurlijk persoon
In beginsel vallen schulden buiten het concern niet onder art. 10a Vpb. Hierop is een uitzondering, namelijk wanneer
materieel wel sprake is van een intercompanylening. Of hiervan sprake is, moet aan de hand van de omstandigheden
worden beoordeeld. De meest duidelijke situatie is wanneer een met de schuldenaar verbonden lichaam in verband met
de schuld een tegoed aanhoudt bij de schuldeiser. Er is ook sprake van een intercompanylening wanneer de dochter geld
leent om dividend te betalen of gestort kapitaal terug te betalen en de moeder neemt deze lening van de dochter over.
Dit zijn de borg- of garantstellingen. Niet alle borg- en garantstellingen vallen onder art. 10a Vpb. Bepalend is of de
dochter de geldlening op zich en tot die omvang op eigen kracht had kunnen verkrijgen. Wanneer dat het geval is en de
borgstelling leidt slechts tot gunstigere voorwaarden (rente, zekerheden, aflossingsperiode) dan is geen sprake van een
intracompanylening. Wanneer de dochter niet hetzelfde bedrag had kunnen lenen, dan valt het surplus van de lening
onder art. 10a Vpb.

5.5.5.2 Causaal verband
Het causale verband moet beoordeeld worden aan de hand van de feiten en omstandigheden. Het is niet noodzakelijk
dat de lening gelijktijdig of voor de rechtshandeling is afgesloten (art. 10a lid 2 Vpb).

5.5.6 Rente, kosten en valutaresultaten
Valutaresultaten vallen onder de aftrekbeperking van art. 10a Vpb. Hierdoor blijven valutawinsten onbelast en zijn
valutaverliezen niet aftrekbaar.

5.5.7 Besmette rechtshandelingen van art. 10a lid 1 Vpb
5.5.7.1 Winstuitdeling en teruggaaf van gestort kapitaal
Ingevolge art. 10a lid 1 sub a Vpb komen niet in aftrek renten die verband houden met een winstuitdeling of een
teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige aan een met hem verbonden lichaam/natuurlijk persoon.
Essentieel is dat EV (winstreserves) wordt omgezet in VV, doordat de dividenduitkering wordt betaald uit geleend geld.
Het kan zijn dat een lening is aangegaan voor de dividenduitkering, of dat het te betalen dividend schuldig wordt
gebleven.
Onder winstuitdeling vallen niet alleen formele dividenduitkeringen, maar ook verkapte dividenduitkeringen.
Een teruggaaf van gestort kapitaal kan zich niet verkapt voordoen, omdat hiervoor een notariële akte is vereist. Als er
geen akte is, dan is het een dividenduitkering.

5.5.7.2 Kapitaalstorting in verbonden lichaam
De rechtshandeling van art. 10a lid 1 sub b Vpb betreft in de meest eenvoudige vorm de situatie waarin
belastingplichtige geld leent van een verbonden lichaam en dit als kapitaal stort in zijn verbonden deelneming. De
belastingplichtige kan ook het te storten geld aan de deelneming schuldig blijven.

5.5.7.3 Interne verhanging en externe acquisitie
De rechtshandeling van art. 10a lid 1 sub c Vpb betreft een verwerving of uitbreiding van een belang door de
belastingplichtige (of door een verbonden lichaam/natuurlijk persoon) in een lichaam dat na deze verwerving of
uitbreiding een verbonden lichaam is. Een voorbeeld van zo’n situatie is wanneer binnen een concern aandelen in een
verbonden lichaam worden overgedragen aan een ander verbonden lichaam die de koopprijs van de aandelen schuldig
blijft (interne verhanging). Het kan ook zijn dat voor de aankoop van het belang een lening wordt aangegaan (bij een
vennootschap in een laag belast land).
Het gekochte belang hoeft niet binnen het concern aangekocht te worden. Het belang kan ook van een derde worden
verworven (externe acquisitie)

5.5.7.4 Andere situaties waarin art. 10a Vpb van toepassing is

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeedrost. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.04  8x  sold
  • (1)
  Add to cart