de bronnen van het materiële strafrecht benoemen;
Volgens art. 107 GW moeten het strafrecht en het strafprocesrecht in algemene wetboeken
worden ondergebracht, behoudens de bevoegdheid voor de wetgever bepaalde
onderwerpen in afzonderlijke wetten.
Er zijn verschillende bronnen voor het materiële strafrecht, namelijk:
Wet Wetboek van Strafrecht en bijzondere wetten (o.a. WvW, WWM, Opiumwet)
Jurisprudentie
Verdragen
Rechtsbeginselen
Literatuur
1. Wetboek van Strafrecht (wet)
Het Wetboek van Strafrecht heeft een centrale bepaling in de Nederlandse strafwetgeving.
Het Wetboek van Strafrecht bracht een tweedeling in misdrijven en overtredingen. De
misdrijven worden ondergebracht in het Tweede Boek, de overtredingen in het Derde boek.
De plaatsing van het strafbare feit (in het tweede of in het derde boek) is dus beslissend voor
de vraag of men met een misdrijf of overtreding te maken heeft.
2. Jurisprudentie
Het kan soms voor komen dat sommige delictsomschrijvingen vaag zijn omschreven.
Hiervoor is de jurisprudentie. Jurisprudentie vullen de vage omschrijvingen nader in.
3. Verdragen
Op grond van art. 93 GW hebben bepalingen van verdragen en besluiten van
volkenrechtelijke organisaties verbindende kracht nadat zijn bekent zijn gemaakt. Op grond
van art. 94 GW hebben nationale wettelijke bepalingen geen toepassing, indien deze
toepassing in strijd is met ‘een ieder verbindende verdragsbepaling van verdragen en van
besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Verschillende verdragen die rechtstreekse werking hebben zijn:
EVRM (art. 7 EVRM)
IVPBR (art. 15 IVPBR)
Deze verdragen spelen vooral een rol op het terrein van het strafprocesrecht, maar dat
neemt niet weg dat zij ook voor het materiële strafrecht van betekenis zijn.
Het EVRM brengt ook de zogenoemde ‘positieve verplichtingen’ met betrekking tot het
materiële strafrecht met zich mee.
4. Rechtsbeginselen
- Nulla poena sine praevia lege poenali (legaliteitsbeginsel)
- Geen straf zonder schuld
5. Literatuur
, - Boek ‘Het beslissingsmodel van 348/ 350 Sv’
Kenmerken van het materiële strafrecht
1. Monopoliepositie van de overheid
- Door de overheid een monopoliepositie te geven, voorkom je eigenrichting
2. Verbod tegengaan van eigenrichting
- Burgers mogen niet voor eigen rechter spelen
3. Straf als vergelding of resocialisatie?
4. Straf(recht) als ultimum remedium
- Een straf opleggen kan niet zomaar, het is een ultimum remedium (laatste
redmiddel). Als er een andere manier is om te reageren, moet je dat ook doen.
uitleggen wat het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel inhoudt;
Tot de grondbeginselen van het Nederlandse strafrecht behoort in eerst plaats de
rechtszekerheidsgedachte. Deze heeft uitwerking gevonden in art. 16 GW en art. 1 Sr. Het
materieelstrafrechtelijke legaliteitsbeginsel houdt in dat geen feit strafbaar is dan uit kracht
van een daaraan voorafgaande wettelijke bepaling. Voor strafbaarheid is dus een wettelijke
strafbepaling vereist, die bovendien aan het feit moet zijn voorafgegaan. Om de burger te
beschermen tegen willekeur dient de overheid bij het uitoefenen van macht gebonden te zijn
aan regels.
Strafbaarstellingen moeten een basis hebben in een wet in formele zin. Deze gedachte is
terug te vinden in art. 16 Gw In art. 1 Sr staat dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Voor strafbaarheid is een wettelijke
strafbepaling nodig (= wet in formele zin), die bovendien aan het feit moet zijn voorafgegaan
(= er is dus geen sprake van terugwerkende kracht).
Verder heb je ook het legaliteitsbeginsel in art. 7 EVRM. Dit artikel zegt eigenlijk dat je niet
iemand kan straffen zonder een wettelijke voorafgaande strafbepaling.
Een straf moet dus berusten op een wettelijke voorafgaande strafbepaling. De gedraging
moet strafbaar gesteld zijn op het moment dat het strafbare feit werd gepleegd (art. 16 GW,
art. 1 Sr en art 7 EVRM).
Lagere wetgevers kunnen gedragingen strafbaar stellen in hun verordeningen, maar deze
strafbaarstellingen zijn wel beperkt.
Verschil tussen art. 1 Sr en art. 1 Sv
Beide artikelen gaan over het legaliteitsbeginsel. Alle strafbepalingen moeten dus gebaseerd
zijn op een wettelijke grondslag. Op grond van art. 1 Sr mag er alleen een straf gegeven
worden als daze bepaling voorafgaand aan het strafbare feit is opgelegd en bij art. 1 Sv moet
de wettelijke grondslag gebaseerd zijn op alleen een wet in formele zin.
Art. 1 Sr Wettelijke grondslag gebaseerd op wet in
formele zin of lagere regelgeving
Art. 1 Sv Wettelijke grondslag moet gebaseerd zijn
op wet in formele zin. Je kan het herkennen
aan ‘bij de wet’.
Het legaliteitsbeginsel (nulla peona sine praevia lege poenali) bestaat uit vier subregels:
1. De straf moet berusten op een wet in Er moet sprake zijn van een wettelijke
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller axtun. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.