Tentamen vragen Goederenrecht
Nieuw 2015
Kees en Peter gaan na een relatie van tien jaar uit elkaar. Peter heeft zeven jaar geleden het
huis waarin zij woonden, gekocht. Peter verlaat de woning en Kees krijgt van Peter de
rechten van gebruik en bewoning. Na een aantal jaren ontmoet Kees een nieuwe partner en
wil hij de rechten van gebruik en bewoning vervreemden, omdat hij bij zijn nieuwe partner wil
intrekken. Zijn de rechten van gebruik en bewoning vermogensrechten die overdraagbaar
zijn?
a. Ja, de rechten strekken tot stoffelijk voordeel en zijn dus overdraagbaar.
b. Nee, de rechten strekken niet tot stoffelijk voordeel en zijn dus niet overdraagbaar.
c. Nee, de rechten strekken tot stoffelijk voordeel, maar de wet verzet zich tegen de
overdraagbaarheid ervan
d. Ja, de rechten strekken tot stoffelijk voordeel, maar deze kunnen alleen worden
overgedragen als dat uitdrukkelijk is afgesproken.
Antwoord c: Het recht van gebruik en bewoning strekt tot stoffelijk voordeel en is een
vermogensrecht in de zin van art. 3:6 BW. Het is een vorderingsrecht.
Vorderingsrechten zijn in beginsel overdraagbaar (3:83 lid 1), alleen verzet de wet zich
hiertegen (art. 3:226 lid 4
BW).
Hamza heeft zijn oog laten vallen op een prachtig, vrijstaand huis in de mooie wijk IJburg. De
vraagprijs voor de grond en het huis bedraagt € 450.000,--. Hamza sluit voor dit bedrag een
geldleningsovereenkomst met de Rabobank. Als zekerheid voor voldoening van haar
vorderingsrecht door Hamza, verkrijgt de Rabobank een recht van hypotheek op het door
Hamza aangekochte stuk grond. Op enig moment besluit de Rabobank haar vorderingsrecht
op Hamza te verkopen en te leveren aan de SNS-bank.
Welke stelling is juist?
a. Het recht van hypotheek gaat van rechtswege mee over naar de SNS-bank omdat het een
beperkt recht is met zaaksgevolg.
b. Het recht van hypotheek gaat van rechtswege mee over naar de SNS-bank omdat
het een afhankelijk recht is.
c. De Rabobank blijft ook na verkoop van het vorderingsrecht rechthebbende van het recht
van hypotheek omdat het vorderingsrecht een subjectief vermogensrecht is.
d. De Rabobank blijft ook na verkoop van het vorderingsrecht rechthebbende van het recht
van hypotheek omdat het vorderingsrecht geen zaaksgevolg heeft.
Antwoord b: het hypotheekrecht van de bank is een beperkt zekerheidsrecht; het
verschaft de bank zekerheid voor voldoening van haar geldvordering op Hamza
voortvloeiend uit de overeenkomst van geldlening. Ten aanzien van het goed waarop
het hypotheekrecht rust, te weten het aangekochte stuk grond van Hamza, heeft het
hypotheekrecht zaaksgevolg. Wordt evenwel de vordering, ten behoeve waarvan het
hypotheekrecht is gevestigd, overgedragen, dan gaat het recht van hypotheek van
rechtswege mee over naar de nieuwe rechthebbende van het vorderingsrecht omdat
het hypotheekrecht, als afhankelijk recht, niet zonder dit vorderingsrecht kan bestaan
(art. 3:227 jo 3:7 jo 3:82 BW).
,Valerie heeft een recht van opstal verkregen met betrekking tot een stallencomplex op het erf
van Benjamin. Op enig moment draagt Benjamin zijn erf over aan Kees. Wanneer Valerie
haar paarden op een dag naar hun stal wil brengen, zegt Kees dat hij haar en haar paarden
niet langer duldt op zijn erf.
Welke stelling is juist?
a. Kees is niet gebonden aan afspraken tussen Valerie en Benjamin.
b. Het recht van opstal is met de verkoop van het erf aan Kees van rechtswege beëindigd.
c. Valerie behoudt ook na de verkoop van het erf aan Kees haar recht van opstal.
d. Het recht van opstal is een relatief recht en heeft derhalve zaaksgevolg.
Antwoord c: door het recht van opstal is Valerie eigenaar geworden van het
stallencomplex (art. 5:101 BW). Het recht van opstal is een absoluut zakelijk (beperkt)
recht en heeft derhalve zaaksgevolg ten aanzien van het goed waarop het rust, te
weten het erf van de nieuwe eigenaar Kees. Dit betekent dat het recht van opstal ook
op de (onroerende) zaak blijft rusten indien deze zaak wordt overgedragen. Kees zal
als opvolgend eigenaar van het erf Valerie en haar paarden dus gewoon moeten
dulden.
Boris is verzamelaar van antieke klokken. Zijn oudtante Carla heeft een prachtig exemplaar
in haar bezit waar Boris zijn oog op heeft laten vallen. Op verzoek van Boris leent zijn
oudtante hem de klok. Boris heeft het heimelijke voornemen de klok niet meer terug te geven
in de hoop dat oudtante Carla de klok vergeet of ondertussen overlijdt. En dit laatste gebeurt
ook. Terwijl de klok nog bij Boris aan de muur hangt, overlijdt Carla. Haar zoon Maurits is
haar enig erfgenaam.
Na het overlijden van Carla is:
a. Boris eigenaar en middellijk bezitter van de klok.
b. Boris eigenaar en onmiddellijk bezitter van de klok.
c. Maurits eigenaar en Boris middellijk houder van de klok.
d. Maurits eigenaar en Boris onmiddellijk houder van de klok.
Antwoord d: Boris is houder van de klok en kan zich op basis van een enkel - niet
uitgesproken - voornemen niet tot bezitter maken (artikel 3:111 BW). Maurits is na het
overlijden van oudtante Carla door erfopvolging eigenaar (en middellijk bezitter) van
de klok geworden; Boris blijft (onmiddellijk) houder.
,In verband met de bekostiging van de inrichting van haar nieuwe bistro “Entrecote” vraagt
Desiré een geldlening aan bij de bank. De bank is bereid een geldlening te verstrekken
onder de voorwaarde dat de bank een zekerheidsrecht verkrijgt. De broer van Desiré wil haar
helpen en aan de bank een zekerheidsrecht geven. Op welke van de navolgende wijzen
verkrijgt de bank een rechtsgeldig zekerheidsrecht?
a. De broer vestigt ten behoeve van de bank een recht van hypotheek op een aan hem
toebehorend schilderij.
b. De broer vestigt ten behoeve van de bank een recht van vruchtgebruik op een aan hem
toebehorend schilderij.
c. De broer vestigt ten behoeve van de bank een recht van opstal op een aan hem
toebehorend pakket aandelen.
d. De broer vestigt ten behoeve van de bank een recht van pand op aan hem
toebehorende
kostbare sieraden.
Antwoord d: Een pandrecht is een zekerheidsrecht en kan gevestigd worden op
andere goederen dan onroerende zaken/registergoederen, dus op sieraden. De andere
antwoorden zijn dus onjuist:
- een recht van hypotheek kan enkel gevestigd worden op onroerende
zaken/registergoederen (a)
- een recht van vruchtgebruik is een genotsrecht en geen zekerheidsrecht (b)
- een recht van opstal is een genotsrecht en geen zekerheidsrecht (c)
In welk alternatief is sprake van bezitsoverdracht door een houder?
a. Alfonso, werknemer bij Stay Home and Eat, levert de door Marian bestelde maaltijd
bij haar af.
b. Anton levert de door hem van Barend gestolen iPad aan Willem.
c. Dick levert de door Mirjam aan hem met kerst geschonken en geleverde CD aan Olf.
d. Hans levert zijn aan Brit uitgeleende laptop aan Christiaan.
Antwoord a: Alfonso is houder. Bij b is Anton bezitter (als gevolg van inbezitneming,
3:112 jo 3:113), bij c is Dick eigenaar en bij d is Hans eigenaar
Franca verkoopt en levert haar woning met perceel aan Berendien. Berendien vestigt daarop
ten behoeve van de IJsland Bank een hypotheekrecht. Twee jaar later vernietigt de rechter
de koop tussen Franca en Berendien wegens misbruik van omstandigheden gepleegd door
Berendien. De bank was ten aanzien van het misbruik van omstandigheden te goeder trouw.
Welke stelling is juist ná de vernietiging?
a. Berendien is eigenaar van een met een hypotheek bezwaarde woning met perceel.
b. Berendien is eigenaar van een woning met perceel vrij van een hypotheekrecht.
c. Franca is steeds eigenaar geweest van een met een hypotheek bezwaarde woning
met perceel maar de IJsland Bank heeft een geldig recht van hypotheek op het perceel
met woning.
d. Franca is steeds eigenaar geweest van een woning met perceel vrij van een
hypotheekrecht.
Antwoord c is correct. De vernietiging heeft ex art. 3:53 lid 1 BW terugwerkende
kracht. In een causaal stelsel als dat van art. 3:84 lid 1 BW heeft dat dus geen
overdracht tot gevolg. B. was dus niet bob, maar de bank wordt toch beschermd,
omdat aan de voorwaarden voor art. 3:98 jo 3:88 is voldaan.
, Merel verkoopt en levert op 14 april 2011 een stuk grond aan Jan. Op 15 november 2011
vestigt Jan rechtsgeldig een recht van vruchtgebruik op het stuk grond ten behoeve van Bob.
Op 20 december 2013 vernietigt de rechter op verzoek van Jan de overeenkomst met Bob
tot vestiging van het recht van vruchtgebruik op grond van wederzijdse dwaling.
Heeft Bob op 21 december 2013 een recht van vruchtgebruik op het stuk grond?
a. Ja, Bob heeft een recht van vruchtgebruik op de grond, nu Jan beschikkingsbevoegd was
ten tijde van de vestiging van het vruchtgebruik.
b. Nee, Bob heeft wegens het ontbreken van een geldige titel geen recht van
vruchtgebruik op de grond.
c. Ja, Bob heeft een recht van vruchtgebruik op de grond, omdat hij derdenbescherming
geniet.
d. Nee, Bob heeft wegens het ontbreken van een geldige vestigingshandeling geen recht van
vruchtgebruik op de grond.
Antwoord b: Door de vernietiging met terugwerkende kracht (art. 3:53 BW) van de
overeenkomst tot vestiging van het recht van vruchtgebruik heeft steeds een geldige
titel ontbroken en is dus geen sprake van een geldige vestiging van het recht van
vruchtgebruik (art. 3:98 j° 3:84 BW). Met de beschikkingsbevoegdheid van Jan of de
vestigingshandeling (art. 3:98 j° 3:89 BW) is i.c. ook niets mis.
Stelling: Een recht van een kind op het verstrekken van levensonderhoud door de ouders is
een vermogensrecht.
Is deze stelling juist?
Ja.
Nee.
Omdat het een subjectief recht is. Alleen het kind heeft recht op de verstrekking
van levensonderhoud door de ouders. En het heeft de strekking tot stoffelijk
voordeel te verschaffen.
Stelling: Een erfdienstbaarheid heeft zaaksgevolg en is om die reden tevens een afhankelijk
recht.
Is deze stelling juist?
Nee.
Ja.
Stelling: Het recht van pand is altijd een afhankelijk recht en het recht van hypotheek is niet
altijd een afhankelijk recht
Is deze stelling juist?
Nee.
Ja.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MastersOfLaws. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.92. You're not tied to anything after your purchase.