Diagnostische instrumenten in de klinische ontwikkelingspsychologie (202100062)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten
Alle hoorcolleges, hoorcollege literatuur en werkgroep literatuur.
* Tak : H2 par 4;
* Tak : H6 par 3.1 t/m 3.2
* Tak : H6 par 1 t/m 2 + par 3.3 t/m 3.4
* Tak: H7 par 1 t/m par 7.13
* “Algemene Standaard Testgebruik NIP 2017” (par 2.2.8 t/m par 2.2.9)
* Technology and Mental Health: Stat...
H2 t/m h7, h9, h10, h13 en h16
June 3, 2024
104
2023/2024
Summary
Subjects
diagnostische instrumenten
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Diagnostische instrumenten in de klinische ontwikkelingspsychologie (202100062)
All documents for this subject (8)
3
reviews
By: lisavb8 • 5 months ago
By: maxbimmermann • 5 months ago
By: samvanderschee • 5 months ago
Seller
Follow
kikioudebekke
Reviews received
Content preview
Inhoud
Hoorcollege 1) .........................................................................................................................3
§2.4) Disciplines, wetenschappelijke tradities en modellen in de hulpverlening ......................3
§6.3) Het gebruik van vragenlijsten ...................................................................................... 11
Hoorcollege 1) Introductiecollege ....................................................................................... 13
Hoorcollege 2) ....................................................................................................................... 17
§6.1) Inleiding .................................................................................................................... 17
§6.2) Gemeenschappelijke kenmerken ............................................................................... 17
Hoorcollege 2) Evaluatie van psychometrische kwaliteit ...................................................... 26
Hoorcollege 3) ....................................................................................................................... 29
§7.1) Inleiding .................................................................................................................... 29
§7.2) Het begrip ‘individueel testonderzoek’ ........................................................................ 29
§7.3) De plaats van individueel testonderzoek binnen het hulpverleningsproces ................... 29
§7.4) Indicaties voor een individueel testonderzoek ............................................................. 30
§7.5) Van probleem naar testbatterij ................................................................................... 32
§7.6) Aandachtspunten bij het afnemen van tests ............................................................... 36
§7.7) Observatiepunten bij testafname ............................................................................... 38
Algemene Standaard Testgebruik NIP 2017 ......................................................................... 42
Hoorcollege 3) Testhouding & testgebruik ........................................................................... 46
Hoorcollege 4) ....................................................................................................................... 49
Technology and Mental Health: State of the Art for Assessment and Treatment .................... 49
An overview of clinical decision support systems: benefits, risks, and strategies for success 53
Hoorcollege 4) Nieuwe ontwikkelingen in diagnostische methoden (voor kinderen en
adolescenten) ................................................................................................................... 56
Werkgroep 1) ......................................................................................................................... 61
§3.3) Het screeningsonderzoek........................................................................................... 61
§4.10) Gestandaardiseerde diagnostisch interviews bij ouders en kinderen .......................... 61
§13.5) Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie ........ 62
§13.6) Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie ....... 65
§13.7) Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen ....................................................... 66
Werkgroep 2) ......................................................................................................................... 69
§5.1) Inleiding .................................................................................................................... 69
§5.2) Systematische observatie van gedrag: hoe, wat en waarom? ....................................... 69
§5.3) Systematische observatie van extern gedrag in zijn waarneembare context: het ABC-
schema ............................................................................................................................. 70
§5.4) Systematische observatie van intern gedrag in een gedeeltelijk zelf gecreëerde context 71
, 2
§9.1) Inleiding .................................................................................................................... 71
§9.2) Het diagnostisch gezinsinterview ............................................................................... 72
§9.3) Diagnostiek van (dis)functioneel ouderschap: het interview met de ouders .................. 75
§9.4) Contextuele factoren die het ouderfunctioneren beïnvloeden...................................... 76
§9.5) Diagnostiek van de veiligheid in het gezin .................................................................... 78
§10.6) Gericht onderzoek naar leervorderingen en aanwijzingen voor verder onderzoek ........ 79
Werkgroep 3) ......................................................................................................................... 83
DeWechsler intelligentietest voor kinderen 5e editie: WISC-V .............................................. 83
Intelligentie ....................................................................................................................... 83
Werkgroep 4) ......................................................................................................................... 86
§16.3) Kwetsbaarheid van de hersenen vanuit ontwikkelingsperspectief .............................. 86
§16.4) Neuropsychologische diagnostiek ............................................................................ 88
§16.5) Van neuropsychologische diagnostiek naar behandeling ........................................... 94
Neuropsychologische diagnostiek is onnodig om ADHD te classificeren! ............................. 96
Bijlagen ................................................................................................................................. 97
, 3
Hoorcollege 1)
§2.4) Disciplines, wetenschappelijke tradities en modellen in de hulpverlening
De term traditie wordt gebruikt om een historische kern van de betreffende discipline te typeren,
zonder te pretenderen deze daarmee volledig te beschrijven.
§2.4.1) De traditie van de psychiatrie
Uitgangspunt van de psychiatrische traditie is het medische model dat het begrip ‘ziekte’
centraal stelt. Als een arts bij een patiënt een ziekte constateert, ziet hij daarbij (idealiter) een
samenhang tussen:
• bepaalde oorzaken, die leiden tot
• een bepaald proces (het ziekteproces, op zichzelf ook wel ‘ziekte’ genoemd), dat
resulteert in
• bepaalde verschijnselen (symptomen), waaronder bijvoorbeeld aantasting van weefsels
of functies, die soms
• in een bepaalde samenhang (een syndroom) optreden, en die
• een bepaalde ontwikkeling doormaken (het beloop), waaromtrent
• een voorspelling (de prognose) gemaakt kan worden, en die
• via specifieke interventies te behandelen zijn, die op hun beurt leiden tot
• een bepaalde afloop (eindtoestand).
Differentiaaldiagnose: onderzoek doen naar de verschijnselen die het verschil maken tussen het
ene beeld en het andere.
Deeldiagnose: wanneer het niet lukt om de verschijnselen te koppelen aan een bekend proces.
Beschrijvende (symptomatische) diagnose: een groep symptomen die met elkaar in een min of
meer vast verband voorkomen.
Stoornis: problemen in het relationele en/of beroepsmatige functioneren van een persoon, die
gekarakteriseerd worden door een bepaalde mate van onvrijheid van handelen.
Symptoom: bepaald gedrag (zoals impulsiviteit), een beleving (zoals een sombere stemming),
een perceptie (zoals een hallucinatie) of een cognitie (bijvoorbeeld een irrationeel idee).
Psychiatrische classificatie: het ordenen en groeperen van symptomen om tot de aanwezigheid
van een syndroom te kunnen besluiten.
§2.4.1.1) Classificatie versus diagnose
Classificatie: een diagnosticus concludeert dat een bepaald toestandsbeeld aanwezig is bij een
individu, hetgeen meestal aanleiding is voor verder onderzoek naar de oorzaken, de
geschiedenis en de rol die het geclassificeerde gedrag speelt in de context.
Diagnose: een diagnosticus formuleert een mogelijk aanwezige causaliteit, waarbij ook de
context wordt betrokken, om vervolgens onderzoek te doen naar mogelijke interventies.
Het vaststellen van een classificatie is een onvoldoende geschikt middel om een behandeling te
indiceren.
Box 2.1 De Diagnostic and Statistical manual of mental disorders (DSM)
De DSM-5 bestaat uit 22 hoofdstukken, waarvan er in 21 ieder een serie bij elkaar horende
stoornissen beschreven worden. het overblijvende hoofdstuk behandelt geen stoornissen, maar
condities die kunnen bijdragen aan het ontstaan van stoornissen, zoals mishandeling en
verwaarlozing.
, 4
Enkele voor kinderen en jeugdigen relevante hoofdstukken zijn:
• Neurodevelopmental disorders
• Anxiety disorders
• Disruptive, impulsive-control and conduct disorders
Elke stoornis wordt omschreven via diagnostische criteria (concrete symptomen) waarvan er
een bepaald aantal aanwezig moet zijn om de classificatie te kunnen geven. Bij een aantal
stoornissen, maar lang niet allemaal, kan een inschatting van de ernst worden gemaakt (mild,
moderate of severe). Daarna worden per stoornis onder andere prevalentie, ontwikkeling en
beloop, bedreigende en prognostische factoren beschreven.
Box 2.2 De International classification of diseases (ICD)
Hoofdstuk V van de ICD-10 bevat één sectie (F) en telt ruim 300 categorieën voor het
classificeren van psychische stoornissen. Sectie F is verdeeld in tien diagnostische
hoofdgroepen of blokken, met betrekking tot kinderen en jeugdigen zijn vooral de blokken F7
(zwakzinnigheid), F8 (stoornissen in de psychische ontwikkeling) en F9 (gedrags- en emotionele
stoornissen die doorgaans in de kinderjaren en in de adolescentie beginnen) van belang.
De opbouw van de ICD is niet multi-axiaal, wel heeft men voor de ICD-10 een multi-axiaal
classificatiesysteem (MAC) voorgesteld speciaal voor kinderen en jeugdigen. Het MAC is geen
apart, derde classificatiesysteem naast DSM en ICD; het is niet meer dan een conceptuele
herordening van categorieën uit de ICD-10.
§2.4.1.2) Betrouwbaarheid
Onderzoeken toonden aan dat de hoofdcategorieën nog wel redelijk betrouwbaar zijn, maar dat
de betrouwbaarheid voor de specifieke subcategorieën beduidend lager ligt.
In het algemeen, dus ook voor DSM en ICD, geldt dat de betrouwbaarheid belangrijk verhoogd
wordt als de beoordelaars nauw met elkaar samenwerken, een gedegen training hebben gevolgd
en gestructureerde diagnostische interviews gebruiken. Gestructureerde interviews worden
echter vaak alleen voor onderzoeksdoeleinden ingezet, in de praktijk van alledag komen ze
nauwelijks voor.
§2.4.1.3) Gebruik buiten het terrein van de kinder- en jeugdpsychiatrie
Kinderen vertonen soms gedragingen die wel problematisch zijn, maar niet klinisch. Mede
hierom is het Nederlands Classificatiesysteem voor de Aard van de Problematiek van Cliënten in
de Jeugdzorg (CAP-J) ontwikkeld. Stoornissen en coderingen uit DSM en ICD die van toepassing
zijn, zijn erin opgenomen, maar de CAP-J is ruimer van opzet en bevat ook categorieën voor
lichtere problematiek in het psychosociaal functioneren, problemen bij het opvoeden en
problemen in het gezin en de omgeving.
§2.4.1.4) Comorbiditeit en ‘dubbele diagnose’
Comorbiditeit: het verschijnsel dat meerder stoornissen bij één persoon kunnen voorkomen, en
wel in de zin dat het hebben van een bepaalde stoornis de kans vergroot dat er nog een stoornis
aanwezig is. Als bijvoorbeeld stoornis A in 10% van de bevolking voorkomt en stoornis B ook, dan
is er statistisch een kans van 1% dat beide stoornissen bij een bepaald individu toevallig
samengaan. Komt de combinatie van A en B echter significant vaker voor, dan spreekt men van
comorbiditeit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kikioudebekke. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.13. You're not tied to anything after your purchase.