Nederlands samenvatting BT2
§1.2.1 visies op leren
Er zijn verschillende lee theorieën. De bekendste: behaviorisme, cognitivisme,
constructivisme.
Het constructivisme: leren is een actief proces van kennisverwerving, waarbij kennis
ontstaat in interactie met anderen.
Ook zijn er vanaf de jaren 60’ maatschappelijke ontwikkelingen geweest in de visie op
onderwijs. Kinderen moesten hun gedachten, ideeën en meningen leren verwoorden:
communicatie en expressie.
§1.2.2 visie op taalonderwijs
Er zijn 8 belangrijke visies op taalonderwijs:
Traditioneel onderwijs onderverdeeld in schrijven, grammatica
Thematisch-cursorisch onderwijs taal leren door het te gebruiken in zinvolle
gebruik situaties
Taal bij alle vakken door middel van taal kun je leren
Communicatief onderwijs goed mondeling en schriftelijk leren staat centraal
Whole-language benadering taal is nu 1 vak i.p.v schrijven, lezen, spreken en
luisteren apart
Strategisch onderwijs kinderen moeten strategieen hebben voor
taaluitvoering
Taakgericht onderwijs leren om er taken mee uit te voeren, maar ook taal
leren door er taken mee uit te voeren
Interactief taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen het beste leren in
een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden met het individuele
verschillen en behoeften.
Interactief taalonderwijs kent 3 pijlers:
1. Betekenisvol leren
Kinderen leren het beste in contexten die belangrijk voor hun zijn.
2. Sociaal leren
Leerlingen leren in samenspraak- en werking met anderen.
3. Strategisch leren
Leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde taalproblemen op te
lossen.
, §1.3 Inhouden en doelen
Vaardigheden:
Spreken – luisteren
Schrijven – lezen
Taalbeschouwing Het vak Nederlands Woordenschat
Jeugdliteratuur
Kerndoelen:
Eisen met betrekking tot het onderwijs. Deze kerndoelen moeten in ieder geval door de
school worden geboden. Het zijn eisen aan leerkrachten.
Om scholen hierbij te ondersteunen heeft de overheid tussendoelen en leerlijnen laten
ontwikkelen. Deze zijn te vinden op de website TULE.
Kerndoelen geven aan aan welk aanbod de school moet voldoen, maar niet over het niveau
van de leerlingen. In het referentiekader taal en rekenen staat beschreven wat leerlingen op
verschillende momenten moeten kennen en kunnen.
§2.1.1 De vier domeinen van taal
Er zijn 4 vaardigheden bij taal: spreken, luisteren, lezen en schrijven. Deze zijn uit elkaar te
houden door:
Het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal:
Gesproken taal kun je horen en uitspreken. Geschreven taal kun je zien en opschrijven.
Gesproken taal betreft: luisteren en spreken
Geschreven taal betreft: lezen en schrijven
Het onderscheid tussen receptieve en productieve processen:
Receptief = het betekenis geven aan klanken en tekens. Dit is een ontvangend proces.
Productief = het zelf produceren van klanken en tekens. Dit is een productief proces.
Productief receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
§5.1.1 Het belang van lezen
§1.2.1 visies op leren
Er zijn verschillende lee theorieën. De bekendste: behaviorisme, cognitivisme,
constructivisme.
Het constructivisme: leren is een actief proces van kennisverwerving, waarbij kennis
ontstaat in interactie met anderen.
Ook zijn er vanaf de jaren 60’ maatschappelijke ontwikkelingen geweest in de visie op
onderwijs. Kinderen moesten hun gedachten, ideeën en meningen leren verwoorden:
communicatie en expressie.
§1.2.2 visie op taalonderwijs
Er zijn 8 belangrijke visies op taalonderwijs:
Traditioneel onderwijs onderverdeeld in schrijven, grammatica
Thematisch-cursorisch onderwijs taal leren door het te gebruiken in zinvolle
gebruik situaties
Taal bij alle vakken door middel van taal kun je leren
Communicatief onderwijs goed mondeling en schriftelijk leren staat centraal
Whole-language benadering taal is nu 1 vak i.p.v schrijven, lezen, spreken en
luisteren apart
Strategisch onderwijs kinderen moeten strategieen hebben voor
taaluitvoering
Taakgericht onderwijs leren om er taken mee uit te voeren, maar ook taal
leren door er taken mee uit te voeren
Interactief taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen het beste leren in
een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden met het individuele
verschillen en behoeften.
Interactief taalonderwijs kent 3 pijlers:
1. Betekenisvol leren
Kinderen leren het beste in contexten die belangrijk voor hun zijn.
2. Sociaal leren
Leerlingen leren in samenspraak- en werking met anderen.
3. Strategisch leren
Leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde taalproblemen op te
lossen.
, §1.3 Inhouden en doelen
Vaardigheden:
Spreken – luisteren
Schrijven – lezen
Taalbeschouwing Het vak Nederlands Woordenschat
Jeugdliteratuur
Kerndoelen:
Eisen met betrekking tot het onderwijs. Deze kerndoelen moeten in ieder geval door de
school worden geboden. Het zijn eisen aan leerkrachten.
Om scholen hierbij te ondersteunen heeft de overheid tussendoelen en leerlijnen laten
ontwikkelen. Deze zijn te vinden op de website TULE.
Kerndoelen geven aan aan welk aanbod de school moet voldoen, maar niet over het niveau
van de leerlingen. In het referentiekader taal en rekenen staat beschreven wat leerlingen op
verschillende momenten moeten kennen en kunnen.
§2.1.1 De vier domeinen van taal
Er zijn 4 vaardigheden bij taal: spreken, luisteren, lezen en schrijven. Deze zijn uit elkaar te
houden door:
Het onderscheid tussen gesproken en geschreven taal:
Gesproken taal kun je horen en uitspreken. Geschreven taal kun je zien en opschrijven.
Gesproken taal betreft: luisteren en spreken
Geschreven taal betreft: lezen en schrijven
Het onderscheid tussen receptieve en productieve processen:
Receptief = het betekenis geven aan klanken en tekens. Dit is een ontvangend proces.
Productief = het zelf produceren van klanken en tekens. Dit is een productief proces.
Productief receptief
Mondeling Spreken Luisteren
Schriftelijk Schrijven Lezen
§5.1.1 Het belang van lezen