Nederlandse samenvatting van de tentamenstof van het eerste thema: Epiloog. Bevat de hoofdstukken 11 en 12 van het boek Exploring Humans van Dooremalen, de Regt en Schouten.
Ik heb geprobeerd een zo volledig mogelijke en gedetailleerde samenvatting te maken, waarin de tentamenstof op een overzicht...
Samenvatting Exploring Humans - Philosophy of the social sciences (3801PSQPVY)
All for this textbook (27)
Written for
Open Universiteit (OU)
Bachelor Psychology
PB1302 Wetenschapsfilosofie (PB1302)
All documents for this subject (15)
3
reviews
By: estherneef-louwes • 1 year ago
Translated by Google
Once again, a fantastic summary!
By: Maaike93 • 5 year ago
By: info405 • 5 year ago
Seller
Follow
MaraCastanea
Reviews received
Content preview
PB1302 Wetenschapsfilosofie Deel 3 Epiloog
Deel 3 Epiloog................................................................................................................................................................2
Introductie op deel III: New Perspectives / Possible Solutions (pp. 363-365)..........................................................2
Introductie digitale werkboek....................................................................................................................................2
Retrospectie.........................................................................................................................................................2
Opzoek naar een oplossing..................................................................................................................................2
De nieuwe wereld................................................................................................................................................3
3.1 Pragmatisme..............................................................................................................................................................4
H11 Pragmatism: Philosophy of Science American Style (pp. 367-387 en 400-409)..............................................4
11.1 Introductie....................................................................................................................................................4
11.2 Verwarring over de eenheid van pragmatisme.............................................................................................4
11.3 De oorsprong van de term ‘pragmatisme’...................................................................................................4
11.4 Peirce’ fixatie van geloof (fixation of belief)...............................................................................................5
11.4.1 Methodes van geloofsfixatie...............................................................................................................5
11.4.2 De pragmatische grondregel...............................................................................................................6
11.4.3 Pragmatisme, waarheid en realiteit.....................................................................................................7
11.9 James over waarheid en realiteit..................................................................................................................8
11.10 De ethiek van geloof..................................................................................................................................8
11.11 Pragmatisme en wetenschap......................................................................................................................9
Samenvatting.....................................................................................................................................................10
H12 Naturalism: Philosophy on the Edge of Science (pp. 443-464)......................................................................12
Intermezzo: Darwins evolutietheorie.................................................................................................................12
Evolutietheorieën vóór Darwin....................................................................................................................12
Charles Darwin: evolutie via natuurlijke selectie........................................................................................12
Bezwaren tegen Darwins theorie.................................................................................................................13
Neo-Darwinisme..........................................................................................................................................13
12.5 Darwinische epistemologie en genaturaliseerde wetenschapsfilosofie.....................................................14
Samenvatting.....................................................................................................................................................15
Pragmatisme (samenvatting digitale werkboek).....................................................................................................16
Van twijfel naar overtuiging..............................................................................................................................16
De pragmatische grondregel..............................................................................................................................16
Vrijheid van denken...........................................................................................................................................17
Evolutionair perspectief op kennisverwerving..................................................................................................18
Dooremalen, H., De Regt, H. C., & Schouten, M. (2007). Exploring Humans: An Introduction to the Philosophy of the
Social Sciences (6e ed.). Amsterdam, Nederland: Boom.
,Deel 3 Epiloog
Introductie op deel III: New Perspectives / Possible Solutions (pp. 363-365)
De zoektocht naar zekerheid is al lang bezig. Aristoteles suggereerde epagogè en Plato anamnèsis als methode voor
zekere kennis. Met de wetenschappelijke revolutie brak men met religie en oude dogma’s. Empiristen en positivisten
brachten de dominante benadering van die tijd: niet de rede, maar zintuigen geven kennis over de realiteit.
Er was hierover ook veel scepticisme: Descartes beargumenteerde dat de wereld die we kennen een luchtspiegeling zou
kunnen zijn. Hume bouwde zijn epistemologie op passies en gewoonten. Berkeley verwierp de gehele materiële wereld
en hermeneuticisten stelden dat de mens alleen begrepen kon worden door de ‘magische’ methode van Verstehen.
De logisch-positivisten in de 20e eeuw deden een poging het empirisme nieuw leven in te blazen: kennis komt voort uit
logica en observatie. En ze dachten dat het mogelijk was om onderscheid te maken tussen wetenschap en
pseudowetenschap (metafysica). Hier kwam ook kritiek op, o.a. van Popper: hij stelde dat we terug moesten naar het
rationalisme, omdat de mens feilbaar is en we de realiteit nooit met zekerheid kunnen kennen. Wetenschap moest
kritisch zijn en zoeken naar fouten die wij mensen maken in onze aannames over de wereld: kritisch rationalisme.
De zoektocht naar een valide demarcatiecriterium was de belangrijkste focus van filosofen in die tijd. Tot er met Kuhn
twijfel ontstond over of het überhaupt mogelijk was om wetenschap en pseudowetenschap van elkaar te onderscheiden.
Feyerabend verwierp met zijn relativisme zelfs het hele idee van een wetenschappelijke methode: ‘anything goes’.
Het lijkt erop dat de zoektocht naar wetenschap gedoemd is te mislukken. Er zijn zoveel problemen, dat het de deur
openzet voor scepticisme: de onderdeterminatie van theorieën door observatiegegevens, de theoriegeladenheid van
observatie en het falen van een demarcatiecriterium. Kunnen we er wel zeker van zijn dat er iets speciaals is aan
wetenschap, of moeten we net als Feyerabend zeggen dat zowel wetenschappers als charlatans gehoord moeten
worden?
In deel 3 worden relatief nieuwe filosofische thema’s besproken: het pragmatisme en naturalisme maken het mogelijk
om met (post)moderne scepticisme om te gaan. Volgens de naturalistische filosofie moeten we wetenschap gebruiken
om wetenschap te bestuderen: filosofie en wetenschap zitten op een continuüm, alle wetenschappelijke uitspraken zijn
voorlopig en hypothetisch en wetenschap is feitelijk een web van overtuigingen dat geweven is rondom de realiteit,
waardoor het mogelijk is dat we met de wereld om kunnen gaan en kunnen overleven. Dit geeft een realistische blik op
wetenschap.
We kunnen van het relativisme en het anti-realisme afkomen door de neo-Darwinistische theorie aan te nemen die stelt
we ons hebben aangepast aan onze natuurlijk en sociale omgeving. Dat laat zien dat theoriegeladenheid een minder
serieuze dreiging is en het probleem van inductie deels is opgelost. Daarnaast is er ook nog ruimte voor alternatieve
overtuigingen.
Uiteindelijk zullen we stellen dat wetenschappelijk onderzoek uiteindelijk toch een neutrale manier is om de wereld te
onderzoeken.
Introductie digitale werkboek
Retrospectie
De klassieke wegen naar de waarheid: de herinnering van Plato, de intuïtie van Aristoteles en de autoriteit van God.
Maar na de middeleeuwen kwam daar onvrede en kritiek over en kwam de Verlichting.
Descartes twijfelde aan alles en legde daarmee een basis voor het moderne rationalisme. Berkeley zette de waarheid
binnen in ons, i.p.v. buiten ons. Hume legde de nadruk op passies en gewoonten en Kant combineerde al deze ideeën
en zei dat de feilbare mens over een niet-feilbare ratio beschikte. Maar geen van allen kon het bestaan van absolute,
universele kennis met zekerheid vaststellen. Comte reageerde daarop door (net als Bacon) een positieve, kritische
wetenschap voor stellen, die m.b.v. observatie en experiment leidde tot theorieën met voorspellend vermogen, waarmee
we de wereld kunnen hanteren. Vanaf dat moment werd er gezocht naar een demarcatiecriterium.
Er werden intellectualistische filosofieën ontworpen om duidelijk te maken hoe we tot zekere kennis kunnen komen: het
logisch-positivisme en het kritisch rationalisme. Er kwamen demarcatiecriteria als verificatie, confirmatie en falsificatie,
maar geen van allen leidde tot een duidelijke scheiding tussen wetenschap en andere kennis. Kuhn en Lakatos vonden
dat de wetenschappelijke gemeenschap min of meer dogmatisch tot de verzameling van kennis komt. Maar Feyerabend
reageerde daarop met zijn relativisme.
Opzoek naar een oplossing
Wat is wetenschap als zowel waarnemen als denken niet tot zekere kennis leidt? In dit derde deel gaan we opzoek naar
een oplossing, die gezien kan worden als één van de mogelijke oplossingen die in het boek zijn genoemd.
,De nieuwe wereld
De ontwikkeling in Amerika loopt ongeveer parallel aan die van Europa. Dit omdat de ‘nieuwe wereld’ pas na de
middeleeuwen is ontdekt en werd gekoloniseerd door Europeanen tijdens de eerste golf van de moderne filosofie. Het
bestaansrecht van de Verenigde Staten, de onafhankelijkheidsverklaring in 1776, was tegelijk met het verschijnen van
het belangrijkste werk van Kant (‘Critique of Pure Reason’), waardoor beide ontwikkelingen hun conclusie bereikten.
Ongeveer 100 jaar later, na het einde van de burgeroorlog, ontstond er rust in Amerika waardoor men tijd kreeg om na
te denken. Er waren drie elementen die maakten dat de Amerikaanse filosofie anders werd dan de Europese:
1. Nadruk op het individu en zijn beleving: Whitman en Emerson bekritiseerden de mechanistische en
reductionistische manier van denken, vanwege het subjectieve karakter van de ervaring.
2. Groeiende interesse voor het Darwinisme: in Europa werden Darwins ideeën moeizaam ontvangen, maar in de
VS werden filosofen als Fiske en Wright erdoor geïnspireerd.
3. Zoektocht naar een goede inrichting van de wereld: door de ontginning van de nieuwe wereld, was men opzoek
naar een een goede inrichting ervan en werd de rol van kennis als instrument om die wereld in te richten,
belangrijker.
,3.1 Pragmatisme
H11 Pragmatism: Philosophy of Science American Style (pp. 367-387 en 400-409)
11.1 Introductie
Het pragmatisme is een Amerikaanse manier van denken over wetenschap, het leek veel belovend, maar het is
genegeerd. Dat is jammer, omdat het gezien de teleurstellende resultaten van het filosofisch denken in Europa, een
aantrekkelijke manier van denken is.
Op de vraag ‘wat is wetenschap?’ is nog steeds geen bevredigend antwoord gegeven – het lijkt zelfs onmogelijk er nog
een te vinden. Mensen zijn ook niet overtuigd van de validiteit van wetenschappelijke claims, die verder gaat dan de
directe empirische situatie. Toch zijn we het erover eens dat wetenschap een zekere onderneming is. Men houdt vast aan
de intuïtie dat de mens kennis bezit over de diepe en verborgen structuren van de wereld, zelfs op het gebied van de
menswetenschappen zoals economie, psychologie en sociologie.
In plaats van opgeven moeten we harder gaan zoeken naar een antwoord, er staat namelijk wat op het spel. Het boek
‘1984’ van George Orwell laat zien wat er gebeurt als we het idee opgeven dat er een objectieve en wereldwijde
beperking ligt op wat mensen ‘willen geloven’ of ‘geacht worden te geloven’: manipulatie, bedrog en
‘gedachtecontrole’ door de elite.
De wetenschap moet ook kritisch zijn op zichzelf, we moeten ons bewust zijn van het belang van de motivatie om
wetenschap uit te oefenen, zonder aan te nemen dat wetenschap inherent een goede zaak is voor de mensheid. Daarom
is het belangrijk erachter te komen wat we bedoelen als we zeggen dat een overtuiging niet arbitrair is, maar het
resultaat van wetenschappelijk onderzoek.
Misschien waren we teveel gefocust op het moment dat de wetenschapsfilosofie gelanceerd werd door de Weense
Cirkel, maar de wetenschapsfilosofie begon al veel eerder. Na de wetenschappelijke revolutie kwam het idee dat
wetenschap een nieuwe en systematische manier van het verzamelen van data over de wereld was, wat we nodig hadden
om de wereld beter te maken. Dat laatste werd weer opgepakt door filosofen van de ‘Nieuwe Wereld’.
De Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) droeg bij aan de breuk met het idee dat de oude Cartesiaanse filosofie het
startpunt van Archimedes kon bieden, van waaruit menselijke kennis kon worden veiliggesteld. De filosofen van de
‘Oude Wereld’, Descartes en Kant, claimden dat ze zekere kennis over de wereld konden bieden (incl. richtlijnen voor
moraliteit). Maar de politieke gebeurtenissen in Noord-Amerika (o.a Civil War), voedden het idee dat het tijd was voor
een Amerikaanse filosofische renaissance: een ‘Great Instauration’.
De theorie van waarheid, kennis en moraliteit die de oude filosofen claimden te hebben, was niets meer dan een gewoon
metafysisch systeem – één die het bloedvergieten in de Civil War niet kon voorkomen. Ook was het systeem niet in
staat om de nieuwste onderzoekresultaten in te lijven: de evolutietheorie en de experimentele psychologie.
11.2 Verwarring over de eenheid van pragmatisme
Filosofen als Charles Sanders Peirce (1839-1914), William James (1842-1910) en John Dewey (1859-1952) begonnen
opnieuw na te denken over het hele filosofische project om kennis te verwerven over de wereld. Zij waren de
grondleggers van het pragmatisme, hoewel niet iedereen het erover eens is dat ze alle drie dezelfde ideeën hadden over
filosofie en hoe het verder moet. Ook hadden ze niet dezelfde ideeën over de wetenschap.
Richard Rorty zag een duidelijk verschil tussen het werk van Peirce aan de ene kant en het werk van James en Dewey
aan de andere kant. En hij zag een onderscheid tussen de klassieke pragmatisten (Peirce, James, Dewey) en het neo-
pragmatisme (Rorty, Hilary, Putnam, Habermas), en verschillen binnen deze nieuwe stroming.
Velen hebben beweert dat William James het pragmatisme introduceerde als een afzonderlijk Amerikaanse filosofie,
maar ook hierover verschillen de meningen.
11.3 De oorsprong van de term ‘pragmatisme’
James schreef in zijn artikel ‘Pragmatism – A New Name for Some Old Ways of Thinking’ (1907) dat de idee van
pragmatisme voor het eerst geïntroduceerd werd door Peirce (1878); die gaf een definitie van pragmatisme, zonder de
term zelf te noemen. Ook Dewey accepteerde dat het principe bij Peirce vandaan kwam, maar dat de term door James
als eerste gebruikt werd. Peirce heeft nooit de waardering gekregen voor het ontwikkelen van pragmatisme, het idee
pragmatisme werd populair door het werk van James en Dewey, wat gebaseerd was op het werk van Peirce. Vooral
James werd bij het grote publiek bekend als grondlegger, hoewel hij aangaf zijn ideeën bij Peirce vandaan te hebben.
Het is dus nog onduidelijk waar het pragmatisme begon.
,Peirce, James en Dewey deelden allemaal het idee van de pragmatische grondregel (‘pragmatic maxim’), door Peirce
geïntroduceerd in 1878. Dit impliceert een gedeelde pragmatische visie op de wetenschap en een overtuiging dat het
concept van onderzoek centraal stelt, ondanks de individuele verschillen.
Wikipedia: het pragmatisme is een filosofische stroming gekenmerkt door de focus op het verbinden van de praktijk met de theorie,
die volgens het pragmatisme niet los van elkaar staan. Het bekendst is wellicht hun pragmatische theorie van de waarheid die stelt dat
een opvatting waar is als het in de praktijk werkt. Waarheid wordt dus niet gedefinieerd aan de hand van een correspondentierelatie of
coherentie, maar in termen van praktisch nut en maatschappelijk voordeel. Waarheid is iets dat niet vaststaat, maar mee-evolueert
met de inzichten van een samenleving. Deze opvatting staat ook in nauw verband met het fallibilisme. In het pragmatisme wordt de
mens als handelend wezen in het centrum gezet en waarbij handelen en denken in dienst staan van het oplossen van praktische
problemen. Verdere kenmerken van het pragmatisme zijn een functionalistische en consequentialistische inslag.
11.4 Peirce’ fixatie van geloof (fixation of belief)
Peirce’ pragmatisme was een reactie op de filosofie van Descartes. Descartes was een foundationalist, hij probeerde
een zekere basis te ontwikkelen voor onze kennis over de wereld (zie H3). Hij deed dit door te twijfelen aan alles:
‘Dubito, cogito, ergo sum’ (‘ik twijfel, ik denk en daarom besta ik’) , om daarmee onze kennis over de wereld (incl. het
bestaan van God) weer te kunnen herstellen. Hij maakte de aanname dat als ideeën ‘claires et distinctes’ (duidelijk en
onderscheidend) zijn, ze waar zijn. Hiermee dacht Descartes dat hij een criterium voor de waarheid had ontdekt, een
basis voor kennis.
Peirce verwierp deze ideeën, hij zag empirische data die Descartes’ idee van een onfeilbare intuïtie tegensprak. Hierdoor
twijfelde hij aan Descartes’ regel dat een ‘duidelijk en onderscheidend idee’ de waarheid is – als we daarmee intuïtief
duidelijk bedoelen. Volgens Peirce hebben mensen géén intuïtieve kracht om intuïtie van andere vormen van cognitie
te onderscheiden, we denken alleen te voelen dat we dat kunnen.
Veel werk van Peirce focust daarom op het probleem hoe ideeën duidelijk gemaakt worden, als we er niet op kunnen
vertrouwen dat onze intuïtie deze perfect duidelijk maken. Peirce’ oplossing voor de verduidelijking van onze ideeën is:
de wetenschap.
Peirce maakt onderscheid tussen twee soorten twijfel:
1. Papieren twijfel: Cartesiaanse twijfel: we zetten 2. Levende twijfel: twijfel die echt onbehaaglijk en
onszelf aan te twijfelen aan onszelf, zonder het gevoel ongemakkelijk voelt. Die twijfel gaat samen met een
te hebben dat we twijfelen aan wat we weten. We situatie waarin het van praktisch belang is dat we
willen onze overtuigingen over de wereld niet opgeven. weten hoe de wereld is.
Peirce beweert dat een persoon tijdens zijn studie redenen vindt om te gaan twijfelen aan een overtuiging van vroeger.
Hij twijfelt omdat hij daar een positieve reden voor heeft, en niet vanwege de Cartesiaanse grondregel van de twijfel.
Wetenschap als corrigerend mechanisme: Peirce stelt dat alle overtuigingen in principe feilbaar zijn, en het is
ontoelaatbaar iets als waar aan te nemen alleen op basis van het eigen denken. Hoe we denken over de wereld is het
resultaat van onze interactie met de wereld – en we moeten ons inspannen om te zien of dat wat we denken over de
wereld ook waar is. Volgens Peirce is de wetenschap (en niet de individuele geest) het middel om ideeën duidelijk te
maken: de wetenschap als corrigerend mechanisme voor onze overtuigingen over de wereld, de meest effectieve manier
om van levende twijfel af te komen.
Dit beeld schetst Peirce in zijn twee beroemde artikelen: ‘Fixation of Belief’ en ‘How to Make Our Ideas Clear’.
11.4.1 Methodes van geloofsfixatie
In ‘Fixation of Belief’ verdedigt Peirce de stelling dat irritaties door twijfel een strijd veroorzaken om een
geloofsovertuiging aan te houden. Hij onderzoekt verschillende methoden van geloofsfixatie. Eerst maakt hij
onderscheid tussen twee gevoelens (sensaties), waar ook een praktisch verschil tussen zit:
1. Gevoel van overtuiging: een relatief stabiele 2. Gevoel van twijfel: een status waarin we de noodzaak
status van overtuiging – er heeft zich een voelen om te zoeken naar een manier om van deze twijfel
gewoonte ontwikkeld die ons gedrag bepaalt. af te komen – en dienovereenkomstig te handelen.
Peirce impliceert hier een bepaalde antropologische visie: mensen die twijfel ervaren als irritatie, er niets aan kunnen
doen om ervan af te komen en die daardoor een strijd aangaan om een rustgevende geloofsstatus te vinden.
Inquiry: deze transitie van een geïrriteerde twijfelstatus in een geruststellende geloofsstatus, noemt Peirce ‘inquiry’
(onderzoek). Als er een vast geloof is ontstaan, bereiken we volkomen bevrediging, of het nou waar is of niet. Hij
onderscheid vier methoden waarmee een dergelijke geloofsfixatie verkregen kan worden:
, 1. Methode van vasthoudendheid
Het simpelweg weggaan van alles en iedereen die je in een status van twijfel kan brengen. Jezelf niet informeren
met iets dat op welke manier ook je huidige overtuiging in twijfel kan trekken. Het ligt in de menselijke aard om
levende twijfels en rusteloze gedachten te vermijden. Hoe effectief deze methode ook is, het gaat in tegen de sociale
impuls van de mens: we beïnvloeden elkaar met onze ideeën en het is onmogelijk om sociaal te participeren,
zonder ooit in een situatie te komen die vraagt om een verandering van overtuiging.
Dit is een belangrijke focusverschuiving in pragmatisme: van het individu naar de gemeenschap.
2. Methode van autoriteit
We nemen aan dat een bepaalde autoriteit ons zal vertellen wat we moeten geloven en wat we moeten verwerpen.
Onze overtuigingen corresponderen met die van de staat, de kerk of een andere autoriteit. Deze methode van
geloofsfixatie maakt beschavingen mogelijk, zoals onderwijs en sancties. Maar geen enkel instituut kan meningen
over elk onderwerp reguleren. Ondanks de macht van een autoriteit zijn er altijd mensen die zich afvragen waarom
ze geloven wat ze geloven – meestal als men mensen uit andere culturen ontmoet.
3. A priori methode
Men gaat de rede gebruiken om te zoeken naar algemeenheden, axioma's, onbetwiste en a priori uitgangspunten
van waaruit overtuigingen kunnen worden afgeleid. Het doel is om te ontkomen aan de willekeurigheid ervan.
Maar deze methode is niet erg succesvol. Inquiry is volgens Peirce vergelijkbaar is met de ontwikkeling van smaak:
overtuigingen komen en gaan met de huidige manier van denken: subjectief en tijdelijk.
4. Wetenschappelijke methode
Toch zoeken we naar iets objectiefs om onze overtuigingen over de wereld te kunnen bepalen, zodat elke vorm van
willekeur uitgesloten wordt. We willen dat onze overtuigingen afhangen van een ‘externe permanentie’. De
wetenschappelijke methode is de meest effectieve methode om te ontkomen aan levende twijfel, het maakt onze
overtuigingen onafhankelijk van wat men denkt over de wereld. Maar dan moeten we wel aannemen dat er een
echte realiteit is (externe permanentie): een oneindige wereld die buiten onze ervaring ligt, en die onafhankelijk is van
onze eigen overtuigingen.
Peirce is geeft hiermee géén onweerlegbare basis voor menselijke kennis (zoals Descartes). Elke claim die we maken
over de wereld is op z'n best een goedgeïnformeerde wetenschappelijk gok; ons beste vermoeden gegeven de staat
van onderzoek (inquiry). Een wetenschappelijke overtuiging hebben betekent: géén levende twijfel ervaren over de
vraag of er iets is dat onze ideeën in gevaar brengt.
Toch leidt reflectie over de aard van onze overtuigingen (hoewel ze van dezelfde orde zijn als gedragsgewoonten) tot de
conclusie dat ze niet meer kunnen zijn dan onze huidige beste ideeën over de wereld en onszelf. Wetenschap wordt tot
in de kern hypothetisch. Dat toont aan dat Peirce het Cartesiaanse duidelijk-en-onderscheiden criterium voor ‘ware
overtuigingen’ over de wereld ontkent. Maar hij moet dat criterium wel met iets anders vervangen.
Peirce zegt niet dat mensen de methodes van vasthoudendheid, autoriteit of a priori moeten vervangen voor de
wetenschappelijke methode, maar hij suggereert dat het wel de beste methode is en dat we er ernaar moeten streven.
Methode Voordelen Nadelen
Vasthoudendheid Ontwijkt effectief de irritatie van twijfel. Gaat in tegen de sociale impuls.
Autoriteit Zorgt voor een vaste overtuiging in de Sommige mensen hebben een gevoel van toevalligheid
gemeenschap. over hun overtuigingen (missen samenhang).
A priori Is respectabel vanuit de visie van de rede. Maakt onderzoek net zo subjectief en tijdelijk als de
ontwikkeling van smaak.
Wetenschap Uiteindelijk zal iedereen tot dezelfde conclusie n.v.t.
komen.
(tabel 1 p. 379)
11.4.2 De pragmatische grondregel
In ‘How to Make Our Ideas Clear’ stelt Peirce dat ‘de mening die uiteindelijk door iedereen die onderzoekt zal worden
goedgekeurd, is wat we bedoelen met de waarheid en het object dat in deze opinie wordt weergegeven, is het
werkelijke’. Dit leidt tot de overtuiging dat de wetenschappelijke methode uiteindelijk zal leiden tot ware overtuigingen.
Volgens Peirce is een overtuiging het in onze aard in werking stellen van een actieregel: een gewoonte. Deze visie op
overtuiging impliceert de beroemde pragmatische grondregel (‘pragmatic maxim’). Omdat we streven naar
overtuigingen die ons helpen om te overleven in toekomstige situaties, streven we ook naar een zekere mate van
duidelijkheid in de concepten die we gebruiken: conceptopheldering (‘concept elucidation’).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaraCastanea. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.