HOORCOLLEGE 1 (15-04-2019) INLEIDING
- Multiple-choice tentamen!!
Filosofie komt van ‘filos’ (vriend) en ‘sofia’ (wijsheid). In dit woord ‘filein’ zit niet alleen een ‘liefde’
voor wijsheid, maar ook ‘ambitie’. Filosofen houden van wijsheid.
Filosofen streven dus naar wijsheid
● Dat betekent dat ze geen wijsheid claimen → wijsheid ontsnapt vaak. Bijv. Socrates die zegt
het gaat om “een vorm van onwetendheid”. Wetenschappers zeggen dit niet snel.
● Dat betekent ook dat het bij filosofie niet om kennis gaat.
● De filosofie is met andere woorden geen wetenschap.
● Toch heeft ze veel met wetenschap te maken. Ze wordt wel eens gezien als de ‘moeder van
de wetenschap’ → in een maatschappelijk debat probeer je uit te leggen wat er aan de hand
is aan de burgers. Dienstmaagd van de wetenschap.
De Grot van Plato
Filosofen lezen volop de oude boeken, terwijl dit voor natuurwetenschappen totaal niet relevant is.
Plato komt bijvoorbeeld als 400 jaar voor Christus.
Hoe leer je mensen in het land het juiste aan? Voor een goede staat heb je goede burgers nodig. De
burgers moet je opleiden. Maar vaak willen de burgers de “juiste boodschap” van de staat niet
aannemen, bv. bij duurder maken van diessel (protesten). Dus er is opleiding nodig. Het gaan om
podeaia: hoe verhef je het volk zodanig dat ze samen willen wonen in een staat, hoe krijg je een
rechtvaardigde staat? Alleen een rechtvaardige samenleving is stabiel. Er moet dus een boodschap
de grot in gestuurd worden.
De mensen in de grot zijn gevangenen, ze zitten vastgebonden. Ze zien alleen schaduwen op een
muur die geprojecteerd worden. De mensen denken dat dat de werkelijkheid is, want dat is hun
eigen paradigma (ze kunnen alleen daarna kijken). Degene die de schaduwen laten zien zijn de
“sofisten”, letterlijk: de wijsmakers (ik maak jou het wijs). Is niet alleen visueel maar ook auditief.
Kan je er van aan dat wat die sofisten zeggen klopt? Wat is echt en wat is onecht? Daar gaat de
allegorie van de werkelijkheid over. Is er schijn of werkelijkheid?
Eén iemand kruipt uit de grot. Dat is Socrates. In eerste instantie is hij helemaal verblind: hij kijkt
voor het eerst in het zonlicht. Hij kwam er achter dat de schaduwen nep waren. Socrates gaat
uiteindelijk weer de grot in. Je gaat omhoog (verheffen) en weer omlaag. Om te verheffen heb je
mensen nodig die afdalen. Dus Socrates gaat terug, en zegt dat de schaduwen niet nep zijn (bijv.
fake news, complottheorieën). Het probleem is: hoe kan je als gevangenen weten of Socrates of de
sofisten de werkelijkheid vertellen? Je bent immers nog nooit buiten geweest.
Het volk wilde de boodschap van Socrates in het echt niet, uiteindelijk werd hij vermoord met de
drinkbeker. Je kan de mensen wel proberen te beleren, maar waarom zouden mensen je geloven?
De boodschappen worden niet zomaar aangenomen. Plato was pessimistisch, hij zei dat alleen
Socrates uit de grot kwam.
,Ideeënleer van Plato
● Als je uit de grot komt, zie je de ideeën.
● Betekenis van idee bij Plato: het is een soort volmaakt oerbeeld, waarin wat
gemeenschappelijk is aan een veelheid van individuele objecten besloten ligt. Met z’n allen
ben je een afbeelding van het idee “mens”. Het is abstracte kennis, het moet over
ALGEMENE dingen gaan. Het gaat niet om wat je ziet, maar om het idee erachter.
● De werkelijkheid is een afschaduwing van dit idee. Zij schiet vergeleken met dat idee steeds
tekort.
● Het idee is het algemene, het wezen, het tijdloze, het abstracte, het onveranderlijke, het
begripsmatige (Er is veel discussie over de juistheid van deze interpretatie die op Aristoteles
teruggaat.) Socrates komt dit naar beneden brengen.
● Het idee is niet van de zintuiglijke wereld, maar is alleen door middel van denken
toegankelijk. Er is onderscheid tussen bevatten/begrijpen en zintuiglijk waarnemen.
● Het idee is het waarachtig zijnde → alles wat daar vanaf komt is niets meer dan een soort
schaduw. De individuele mens is niet waarachtig, het idee van “de mens” wel.
Er is veel discussie over wat de kern van de ideeënleer nou is.
● Tegenover de wereld van de onveranderlijke ideeën staat een zintuiglijke of materiële
wereld die constant verandert. Voor plato staat het onveranderlijke boven het veranderlijke.
● Ideeën zijn hiërarchisch geordend: hoe algemener het begrip, hoe hoger de status ervan
● Het hoogste idee is het idee van Het Goede (agathos)
● De ideeën worden gezien als de oorzaak van de concreet waarneembare dingen (een paard
bestaat doordat het op een of andere manier deel heeft aan het idee ‘paard’, het is er een
afschaduwing van).
Kernthema’s
● Schijn en werkelijkheid → wat is schijn en werkelijkheid? Een laag dieper gaan: is er nou
klimaatopwarming? > Wat veroorzaakt dat? > Wie zijn de schuldigen? Discussies gaan over
zaken waarbij onduidelijk is wat schijn is en wat werkelijkheid is.
● Sofisten → mensen die het volk bedriegen met zogenaamde wijsheden. Bv. Thierry Baudet:
hij vindt wetenschappers die zeggen dat er sprake is van klimaatopwarming sofisten.
Andersom vinden wetenschappers de politieke leiders als fake-news-brengers.
● Paideia → het is een opvoedingsstrategie, waarbij de burgers goed opgeleid zijn om deel te
nemen aan de samenleving.
● Is de grot een grot? → de muur waarop de schaduwen staan is glad, is het wel een grot?
● Afdalen en klimmen → katabasis en anabasis
● Aporia à een probleem waar je niet uitkomt. Bijv. probleem van schijn en werkelijkheid.
Ideeënleer (vervolg)
● De menselijke ziel kan de ideeën ‘schouwen’. Dit is ‘echte’ kennis (episteme) en dient scherp
onderscheiden te worden van nep kennis (doxa). Filosofen moeten tegen de doxa,
paradoxen in brengen: tegen de mening in gaan
● Kennis is mogelijk door liefde (Eros): het gaat hier om een aangeboren verlangen van de ziel
naar het schone.
,Waarom is dit allemaal van belang?
● Plato legt de bouwstenen voor abstract redeneren, iets wat fundamenteel voor alle
wetenschappen is (wetenschap wil niet weten of roken goed of slecht voor jou is, maar of
roken slecht voor DE mens is)
● Plato neemt definitief afscheid van een wereld die alleen maar stroomt en vloeit. Anders
gezegd: de flux van de zintuiglijke wereld wordt ondergeschikt gemaakt aan een planning
wereld (en ook dit is cruciaal voor wetenschap). Als je bijv. een organisatie wilt veranderen
kan je dat gewoon DOEN, of je kan eerst een heel design maken volgens het boekje.
● Alternatieve interpretatie: ideeën gaat over de mogelijkheid van taal! Anders kan je niet
spreken. Vooral in stoïcijnse filosofie.
Filosofie en wetenschap
● In de filosofie gaat het om vragen ● In de wetenschap gaat het om oplossen
blijven stellen en beantwoorden van vragen
● De filosofie kent geen vooruitgang ● De wetenschap streeft naar vooruitgang
● Filosofie houdt zich bezig met ● Wetenschappelijke vragen moeten
aporetische vraagstukken: vragen geverifieerd/gefalsifieerd kunnen
waar je niet uitkomt. Aporie vraagt worden
wel om een beslissing!! Verschil
oplossing en beslissing (= verzachting
probleem).
Wat is een aporetisch vraagstuk
● Aporie = a – poros (geen doorgang)
● Aporie is dus een vraag waar je niet goed uitkomt.
● Beroemdste voorbeeld: Socrates stelt zijn vragen zo aan zijn gesprekspartners dat deze
merken dat ze eigenlijk niets weten en daardoor hoopt hij in hun een verlangen naar weten
aan te wakkeren.
● Bv. wicked problems
Nogmaals: aporie
● Het gaat bij een aporie om het onvermogen een filosofische kwestie tot een oplossing te
brengen.
● Beroemde voorbeelden:
○ Aristoteles: Vriendschap – er teveel van hebben, duidt erop dat je geen echte
vrienden hebt. Maar er geen hebben is ook niet goed.
○ Shakespeare: To be or not to be.
○ Pilatus: Quod est veritas? (Wat is waarheid?)
, Deelgebieden van de filosofie:
Filosofische antropologie: Wie of wat is de mens?
Filosofisch antropologische thema’s:
Menselijk(heid), afkomst, familie, instinct, dierlijk(heid), emoties, begeerte, karakter, zintuigen,
gevoel, innerlijk, lichaam, uiterlijk, geest, ziel, bewustzijn, verstand, denken, uniek, persoonlijk,
eigennaam, identiteit, jezelf zijn, seksualiteit, verliefdheid, gezondheid, trots, natuurlijk, talent,
ambitie, doelstelling, ontwikkeling, egoïsme, de ander, lijden, eenzaamheid, haat, jaloezie, angst,
interesse, nieuwsgierigheid, ontdekking, …
Ethiek: Wat is het goede?
thema’s:
Liefde, helpen, interesse, betrokkenheid, medelijden, vriendschap, waarde, norm, geluk, goed,
deugd, delen, redelijk, verantwoordelijkheid, plichten, rechten, belangen, nuttig, eerlijkheid,
stiekem, liegen, stelen, slaan, vechten, mishandeling, pesten, plagen, ruzie, discriminatie,
moordenaar, terrorist, vervuiling, ontrouw, drugs, straf, fout, slecht, vergeving, schaamte, schuld,
geweten, oorzaak, gevolg, …
Sociale en politieke filosofie: Wat is een rechtvaardige samenleving?
Sociale, politieke en culturele thema’s:
Macht, sociaal, rechtvaardigheid, gemeenschap, samenleving, land, politiek, regering, armoede,
rijkdom, verdeling, vrijheid, regels, afspraken, geboden, verboden, wet, gezag, oorlog, terrorisme,
veiligheid, arbeid, consumptie, economie, eigendom, schaarste, gelijkwaardigheid, gelijkheid,
cultuur, taal, etniciteit, tradities, rituelen, feesten, racisme, multicultureel, aangeboren (nature),
aangeleerd (nurture), …
Andere gebieden:
● Metafysica
● Logica
● Kennisleer
● Esthetica
HOORCOLLEGE 2 (17-4-2019) INLEIDING
Bij keuzes over ethiek maakt iedereen verschillende keuzes. Hoe denken filosofen over ethiek?
Ethiek en moraliteit
Moraal is alles wat je voelt bij het nemen van beslissingen, is vooral een emotie. Ethiek reflecteert
daarop, denkt daarover na. Soms maak je een keuze die je niet begrijpt, bv. iedereen gaat op
vliegvakantie. Ethiek reflecteert hier kritisch op.
→ Ethiek wordt gezien als een soort discipline waarmee je morele praktijken bekritiseerd.
Ethiek komt met aanbevelingen. In de ethiek gaat het erom: hoe wordt je gelukkig? Alles draait om
de vraag naar geluk. Je kiest geen morele handelingen, waar je eigen geluk aan ten onder gaat.