Volledig meegtypte college aantekeningen aan de hand van opnames Civiele Rechtspleging
6 views 0 purchase
Course
Civiele Rechtspleging (RGMPR10206)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Alles is meegetypt. Alleen hoorcollege 13 en 14 worden niet meegtypt, omdat dit bestaat uit een vragenuur en een tentamenbespreking.
Om het document goedkoper te krijgen kan je mij een bericht op LinkedIn sturen of een appje vanuit de groespapp Master Privaatrecht
,Hoorcollege 1 – Inleiding tot het vak en het bewijsrecht
Het vak bouwt voort op het vak Burgerlijk Procesrecht. Het burgerlijk procesrecht is er omdat het
materiele recht ook moet kunnen worden verwezenlijkt. Het is dan ook de gereedschapskist van elke
civiele jurist. Dat kun je op een posiCeve manier benaderen: die gereedschapskist (wetboek) is leuk
als je hem goed beheerst. Je kunt op het procesrecht een zaak winnen die je eigenlijk niet zou mogen
winnen. Als je het negaCef benaderd beheers je het procesrecht niet zo goed als zou moeten. Je hebt
misschien dan wel materieel rechterlijk gelijk, maar je krijgt geen gelijk omdat je het bewijsrecht niet
goed in de vingers hebt (onderwerp bewijsrecht). Het tweede onderwerp dat we gaan behandeling is
het hoger beroep. Wat is de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep? Als je een zaak in eerste
aanleg hebt verloren (ten onrechte) en je gaat in hoger beroep, dan krijg je misschien van het hof
gelijk maar toch verlies je het hoger beroep; stel dat je in eerste aanleg gedaagde bent en de eiser
een vordering van 50k heeP ingesteld op grond van wanprestaCe (art. 6:74 BW) à jij zegt bij de
rechtbank in je conclusie van antwoord (verweer): wij hebben ten eerste geen overeenkomst
gesloten en ten tweede als wij al een overeenkomst hebben gesloten, dan is jouw vordering al
verjaard en ten derde als wij een overeenkomst hebben gesloten en niet is verjaard, dan heb jij
hooguit 10k te vorderen. De rechtbank verwerpt jouw eerste verweer (dus er is een overeenkomst).
Het tweede verweer slaagt, wat gebeurt er dan? De rechtbank wijst de vordering van 50k af. De eiser
gaat in hoger beroep. In hoger beroep zegt hij dat de rechtbank ten onrechte heeP aangenomen dat
de vordering verjaard is. Meer zegt hij niet. Als het hof het dan met hem eens is (vordering is niet
verjaard), dan betekent dat niet dat hij die 50k krijgt. Het hof moet die andere twee verweren ook
nog eens gaan beoordelen: dus is er een overeenkomst (ondanks verworpen door de rechtbank)? En
stel er is wel een overeenkomst, dan moet het hof het derde verweer ook beoordelen. Stel nou dat
het hof dat eerste verweer alsnog honoreert, dan heeP die eiser wel gewonnen in hoger beroep maar
aan het eind van de rit staat hij met lege handen; als het hof zegt er is geen overeenkomst, dan wordt
die vordering alsnog niet toegewezen.
Van Mierlo neemt de onderwerpen arbitragerecht en beslag- en execuCerecht op zicht. Over het
beslag- en execuCerecht het volgende: stel dat die vordering van 50k van hierboven wordt
toegewezen. Je kan dan naar een deurwaarder gaan om te executeren. Als jouw schuldenaar geen
geld heeP (alles in bv’s gestopt), dan heb je geen euro die je kunt ophalen. Dat kan je voorkomen
door aan het begin conservatoir beslag te leggen. Je verzekert je dan van vermogensbestanddelen
van jouw schuldenaar waarop je je kunt verhalen op het moment dat je gelijk krijgt. Op het moment
dat je gelijk krijgt, dan kan de deurwaarder daadwerkelijk executeren. Over het arbitragerecht heel
kort. Een arbitraalvonnis kan door de overheidsrechter worden vernieCgd.
Inleiding bewijsrecht
Het procesrecht draait om het bewijsrecht. Hiermee kan de koppeling met het materiele recht heel
duidelijk worden gelegd. In de prakCjk zijn de feiten heel belangrijk. Procedures worden gewonnen
en verloren op de feiten; of iets wel of niet komt vast te staan. Het bewijsrecht draait om het
vaststellen van de feiten. Overeenkomsten kunnen vormvrij worden gesloten. Hoe bewijs je dan of er
een overeenkomst tot stand is gekomen en wat de inhoud daarvan is? Eventueel met getuigen als die
erbij waren. Wie zou je dan als getuigen horen? De parCjen; laat hen maar onder ede verklaren wat
er is afgesproken. Dat is niet sterk. Daarom is het belangrijk dat iets of schriP staat. Een voorbeeld
van zo’n mondelingen overeenkomst uit de jurisprudenCe is (onverplicht arrest): een mondelinge
verhuurovereenkomst met betrekking tot een veetransportwagen. Er zijn geen andere mensen bij
geweest. De huurder gaat met de wagen op pad en krijgt een ongeval. Er is een benadeelde derde
parCj (schade van 55k). Dan blijkt dat die wagen niet verzekerd is. Dan betaalt het waarborgfonds die
schade aan die derde parCj, maar verhaalt de schade op de verhuurder. De verhuurder spreekt de
huurder aan: in onze mondelingen overeenkomst hadden wij afgesproken dat jij de WA-verzekering
zou regelen. De huurder zegt dat hij enkel de cascoverzekering zou afsluiten. Dit kwam tot een
Gemaakt door Kimberley Drent – Niet doorsturen! 1
,procedure (vanwege die 55k). Uiteindelijk zegt het hof dat op basis van alle bewijs ze niet kunnen
vaststellen wie er gelijk heeP. Er wordt dus niks bewezen, wie krijgt er dan gelijk? De verhuurder
heeP de huurder gedagvaard. De verhuurder krijgt niks, want hij beroept zich op de afspraak dat de
huurder die WA-verzekering zou afsluiten en dat komt niet vast te staan. Kan je op een andere manier
het bestaan van die afspraak bewijzen? Nee.
Toepasselijkheid
Er zijn dagvaardingzaken en verzoekschriPprocedures. Die dagvaardingprocedure is geregeld in de
Tweede Ctel van eerste Boek van Rechtsvordering en de verzoekschriPprocedure is in de Derde Ctel
geregeld. Het is verboden om een bepaling uit de ene Ctel toe te passen op een procedure die onder
de andere Ctel valt, tenzij de wet of de Hoge Raad dat goed vindt. Dat geldt ook in hoger beroep en
cassaCe. Ook in hoger beroep zijn er verschillende afdelingen. De eerste drie afdelingen gaat over de
dagvaarding en de vierde gaat over het verzoekschriP (Titel 7). De cassaCeprocedure laten we
onbesproken.
Waar vinden we het bewijsrecht? Dat is geregeld in die Tweede Ctel van de negende afdeling (begint
bij art. 149 Rv). Hoe zit dat dan in de verzoekschriPprocedure? In art. 284 Rv staat dat de negende
afdeling van de Tweede Ctel van overeenkomsCge toepassing is op verzoekschriPprocedures, tenzij
de aard van de zaak zich daartegen verzet. Een voorbeeld van zo’n verzet is een
verzoekschriPprocedure waarbij je maar één parCj hebt. Een ander voorbeeld is de
enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer. Hetzelfde geldt voor het ontslagrecht; wanneer een
werknemer een procedure begint in verband met een ontslag op staande voet en de werkgever
verweert zich daartegen en dient daarbij tevens een voorwaardelijk verzoek in tot ontbinding van de
arbeidsovereenkomst. In die situaCe heeP de HR in het Mediant-arrest het volgende uitgemaakt: de
rechter kan zeggen dat hij zich direct richt op het ontbindingsverzoek en dan hoeP de rechter het
wegelijk bewijsrecht niet toe te passen, maar dat moet hij wel heel goed moCveren. De hoofdregel is
dus dat het bewijsrecht van overeenkomsCge toepassing is in verzoekschriPprocedures, tenzij die
bijzondere aard zich daartegen verzet.
De tweede is interessanter. Hoe zit het in kort geding? Een kort geding is een dagvaardingsprocedure.
Dan zou je zeggen dat het bewijsrecht gewoon van toepassing is. Is dat wel zo? Worden er dan
getuigen gehoord? In principe niet, maar het kan wel. De HR heeP uitgemaakt dat het best mogelijk is
dat ook in kortgeding aan bewijslevering wordt gedaan. De meeste kortgedingsrechters zullen zeggen
dat het aard van het kortgeding zich verzet tegen toepassing. Die mogelijkheid heeP de HR
opengelaten aan rechters. Het is fout om te zeggen dat het bewijsrecht helemaal niet van toepassing
is in kortgedingzaken, dat hangt er dus vanaf.
Hoe zit het met de verhoudingen tussen verschillende instanCes? In de eerste aanleg is het gewoon
van toepassing. In hoger beroep geldt Ctel zeven. Je hebt eerst drie afdelingen over de
dagvaardingsprocedures in hoger beroep en vervolgens een vierde afdeling over de
verzoekschriPprocedure in hoger beroep. Die beiden eindigen met een schakelbepaling, voor
dagvaardingszaken art. 353 Rv en voor verzoekschriPprocedures art. 362 Rv. Die beide bepalingen
zeggen dat voor zover in de Ctel niks anders wordt bepaald, is het procesrecht vanuit eerste aanleg
overeenkomsCg van toepassing in hoger beroep. Dat geldt ook voor het bewijsrecht in
dagvaardingszaken, die worden niet uitgezonderd. In art. 362 Rv verklaart ook art. 284 Rv van
overeenkomsCge toepassing (bewijsrecht als hoofdregel, tenzij de aard zich daartegen verzet). Hoe zit
dat in cassaCe? De HR moet zich houden de door het hof vastgestelde feiten. Binnen dat feitelijk
kader beoordeelt de HR de cassaCemiddelen. Toch kan het bewijsrecht in cassaCe een rol spelen.
Soms moet de HR oordelen over de vraag of iemand in cassaCe wel ontvankelijk is. Een dergelijke
vraag ligt in volle omvang aan de HR voor op het moment dat hij die ontvankelijkheid moet
beoordelen. Om dat vast te stellen kan het bewijsrecht nodig en nuig zijn. Hetzelfde geldt als de HR
zich moet buigen over een opgeworpen excepCe (een incident). Een voorbeeld is het inroepen van
Gemaakt door Kimberley Drent – Niet doorsturen! 2
, art. 224 Rv door de wederparCj. Die bepaling bepaalt dat wanneer een vreemdeling in Nederland
begint te procedure als eiser, hij onder omstandigheden kan worden verplicht door de rechter om ten
behoeve van de gedaagde parCj zekerheid te stellen voor de proceskosten waarin hij veroordeeld kan
worden als hij gelijk krijgt. Dat kan ook in cassaCe. Dan kan er bijvoorbeeld een debat ontstaan over
de ajomst of dat er niet ergens een verdrag bestaat waardoor die cauCe niet hoeP te worden
gegeven. Dat is een volledig feitelijk debat en daarin kan het bewijsrecht een rol spelen. Dat zijn
excepConele situaCes. In de meeste gevallen is de cassaCerechter gebonden aan de vastgestelde
feiten door de feitenrechters.
Plaats en kaders
Een andere invalshoek om naar het bewijsrecht te kijken is het volgende. Er is een discussie in
hoeverre de civiele rechter lijdelijk is. De civiele rechter was ooit 100% lijdelijk. Die rechter die deed
niks anders dan zigen en wachten op wat de parCjen aan hem aandroegen, zowel schriPelijk als
mondeling. Hij stelde dan geen vragen. Die rechter bestaat niet meer. In de loop van de 20e eeuw is
de civiele rechter steeds acCever geworden. Dat uit zich bijvoorbeeld door het stellen van vragen
door de rechter aan parCjen. Rechters willen ook stukken die niet in het dossier zigen toch zien. Die
discussie is nog wel steeds gaande, daarin wordt betoogd dat ook de civiele rechter zelf acCef opzoek
moet gaan naar wat er daadwerkelijk is gebeurd (waarheidsvinding). Dat is iets wat van oudsher bij
de strafrechter hoort. Niet iedereen deelt die gedachte, want als de rechter steeds acCever wordt en
steeds meer vragen stelt, dan kan het zo zijn dat de rechter een pad opgaat welke jij niet wilde. In
zoverre zou je kunnen betogen dat de parCjautonomie steeds kleiner wordt. Tegenwoordig wordt
onder parCjautonomie verstaan niet meer en niet minder dat het parCjen zijn die bepalen dat er
geprocedeerd wordt. Hoe die procedure vervolgens plaatsvindt daar hebben parCjen minder over te
zeggen. De aloude klacht dat civiele procedures veel te lang duren was vroeger voornamelijk de
schuld van parCjen zelf. Tegenwoordig moet de rechter waken tegen onredelijke vertragingen en
uitstellen krijg je amper meer.
De meeste mensen vinden die acCeve rechter een goed idee. Advocaten zijn daar niet blij mee. Stel ik
ben advocaat en begin een procedure. De gedaagde parCj beroep zich niet op verjaring van mijn
vordering (terwijl het wel verjaard is). Verjaring mag de rechter niet ambtshalve toepassen. Vroeger
was het dus zo dat als er geen beroep op wordt gedaan, de rechter er niks mee doet. Tegenwoordig
kan een rechter Cjdens de mondelinge behandeling vragen gaat stellen. Je merkt dan dat de rechter
duidt op de verjaring. De vraag is in hoeverre de rechter daarin mag gaan? Mag hij ook rechtstreeks
vragen: heeP u eraan gedacht om zich op de verjaring te beroepen? Dat wordt opengelaten. Als je die
waarheidsvinding heel hoog hebt staan, dan vind je dit een goede ontwikkeling. Als je meer van de
parCjautonomie bent, dan vind je dat daarvoor advocaten zijn en dat is ook een verdedigbaar
standpunt.
In de Wet Vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht wordt aan de rechter een acCevere tol
toebedeeld dan hij al had op grond van de huidige wet. Kijk naar art. 24 Rv: de rechter onderzoekt en
beslist de zaak op de grondslag van hetgeen parCjen ten gronde hebben gelegd (de tenzij moet je
even vergeten). Daarin zie je die lijdelijkheid van de rechter. Art. 24 Rv wordt door veel mensen vaak
samengevat als dat de rechter de feiten niet mag aanvullen. Dat staat er niet (dat staat in art. 149 Rv).
Art. 24 Rv gaat over de grondslag die parCjen ten gronde hebben gelegd. Dat noemen we dan de
feitelijke grondslag. Een voorbeeld hiervan is HR Dimopoulos/Erven Van Mierlo. Meneer D huurde
een ruimte van M. In dat pand exploiteerde D een restaurant. M zegde de huur op met een beroep
op eigen gebruik. Daarover is geprocedeerd. Ze hebben een schikking getroffen. Daarin staat dat D
het gehuurde pand zal ontruimen op het moment dat M de vergunningen van de gemeente heeP
gekregen. Er staat ook in dat M een nieuw pand zou neerzegen, waarin D weer een restaurant mag
exploiteren. D heeP gezegd dat hij binnen een week de boel heeP ontruimd, maar hij heeP nooit een
nieuw pand kunnen betrekken (vier jaar later). Daardoor heeP D schade geleden. Hij doet een beroep
op wanprestaCe. Die procedure kwam bij de rechter in eerste aanleg. De rechter zei dat er in lid 2 van
Gemaakt door Kimberley Drent – Niet doorsturen! 3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimberleydrent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.