Dit document bevat een samenvatting van De Geo VWO Globalisering (CE), ofwel:
Hoofdstuk 1: De wereld, een mozaïek van regio's
Hoofdstuk 2: De wereld, een systeem van landen en relaties
Hoofdstuk 3: Inzoomen op Midden-Europa, Brazilië en Egypte
Hoofdstuk 4: Drie global cities in de Verenigde State...
is no longer applicable, so old. May not be used for CE
By: fleursneek • 4 year ago
Translated by Google
Dear @gjrijksen,

First of all, thank you for your comment.
Globalisation is part of Domain B: World of the Central Examination Substance. I have this information from the official syllabus 2020 Geography, vwo of Examenblad.nl. I have followed these guidelines and assumed that this summary does indeed apply to the Central Exam.
Seller
Follow
fleursneek
Reviews received
Content preview
Globalisering
1 De wereld, een mozaïek van regio's
1.1 Indelen op basis van demografische en culturele
kenmerken
Regio’s: Begrensd deel van het aardoppervlak, dat zich door een of meerdere kenmerken
onderscheidt van andere regio’s.
Regionaliseren: Het indelen van een gebied in regio’s
Grondregel bij regionaliseren is om altijd uit te gaan van hetzelfde kenmerk of dezelfde groep
van kenmerken.
Twee zaken die van belang zijn om regio’s te kunnen begrenzen:
- Het meten van het kenmerk.
- Je hebt een criterium nodig.
Overgangen tussen regio’s zijn vrijwel nooit messcherp.
Bevolkingsspreiding: Wijze waarop de woonplaatsen van de inwoners over een regio zijn
verdeeld.
Bevolkingsdichtheid: Het (gemiddelde) aantal inwoners per km2 in een regio.
Bevolkingsgroei: Verandering van het totale bevolkingsaantal ten gevolge van natuurlijk groei en
sociale groei.
Groei en krimp van de bevolking kun je afleiden uit de vorm van een leeftijdsgrafiek. Bij
vergelijking van regio’s kun je het beste gebruikmaken van relatieve cijfers.
• Leeftijdsopbouw: Getalsmatige opbouw van de bevolking naar leeftijd en geslacht.
De vormen van deze leeftijdsgrafieken hangen samen met de natuurlijke bevolkingsgroei.
• Piramidevorm: jong, sterk groeiende bevolking.
• Granaatvorm: de bevolkingsgroei stagneert.
• Uivorm: wijst op een kleiner wordende natuurlijk bevolkingsgroei. -> Sterfteoverschot
Aan de vorm van de leeftijdsgrafiek kun je zien of de demografische druk groot of klein is. (= de
verhouding tussen enerzijds alle niet-actieven en anderzijds)
- De demografische druk is de optelsom van de ‘groene’ druk en de ‘grijze’ druk.
- Afwijkende vromen in de drie modellen ontstaan door vestiging en vertrek door extreme
omstandigheden, zoals burgeroorlogen.
Demografisch transitiemodel: Model waarin de overgang van een situatie met relatief hoge naar
één met relatief lage geboorte- en sterftecijfer als gevolg van sociaaleconomische
veranderingen in de maatschappij wordt weergeven.
Fase 1: Hoog geboorte- en sterftecijfer; trage bevolkingsgroei
Fase 2: Hoog geboortecijfer en dalende sterftecijfer; snelle bevolkingsgroei
Fase 3: Dalende geboortecijfer en lage sterftecijfer; Afnemende bevolkingsgroei
Fase 4 Laag geboortecijfer en sterftecijfer; de bevolkingsgroei stagneert
Fase 5 Laag geboortecijfer en toenemende sterftecijfer; Sterfteoverschot.
FSneek
,Urbanisatiegraad: Het percentage mensen van de totale bevolking in een regio, dat in steden
woont.
• Rijke landen kennen de hoogste urbanisatiegraad, maar de steden is qua omvang kleiner dan
in de wat minder rijke landen.
Urbanisatietempo: De jaarlijkse groei van de stedelijke bevolking.
• Arme landen kennen de hoogste urbanisatietempo.
Cultuur: Alle door de menselijke geest voorgebrachte elementen, zoals taal, religie en
gewoonten.
Volk: Groep mensen die zich van andere groepen onderscheidt op grond van een of enkele
cultuurkenmerken zoals religie, taal en gewoonten.
Identiteit: Een unieke combinatie van culturele kenmerken.
Sterk bepaald door twee elementen, te weten taal en religie.
Taal: Stelsel van spraakklanken door middel waarvan mensen met elkaar communiceren en de
schriftelijke vastlegging hiervan.
Lingua franca: Een derde taal, die nodig is wanner verschillende culturele groepen niet direct in
hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren.
Godsdienst: Een van de vele vormen van zingeving of het zoeken naar betekenisvolle
verbindingen.
Cultuurgebieden: (Macro) regio’s met gemeenschappelijke cultuurkenmerken.
Indelen is niet makkelijk vanwege het grote aantal cultuurelementen.
Acculturatie: Proces waarbij de ene samenleving cultuurelementen overneemt van de andere.
Contacten tussen culturen leiden soms tot grote conflicten, vooral als het gaat om
tegenstellingen in religie, politieke denkbeelden of talen.
Ruimtelijke diffusie: Wijze waarop en snelheid waarmee verschijnselen zich over het
aardoppervlak verspreiden.
- Expansie: De verspreiding gaat vanuit één plaats.
- Relocatie: Een verschijnsel komt mee uit het brongebied en verschijn in nieuwe gebieden.
- Contactdiffusie: Cultuur wordt overgebracht door directe contacten.
- Hiërarchische diffusie: Het netwerk gaat via een geordend netwerk van plaatsen of punten.
Figuur 1.14 (p.17)
1.2 Economische en politieke bevolkingskenmerken
Het economisch ontwikkelingspeil is een belangrijk kenmerk en heeft grote invloed op alle
kenmerken van het geografisch gebied.
Nationaal inkomen: Totaaltelling van alle inkomens die in een jaar in een land verdiend worden.
• Naarmate het nationaal inkomen per bewoner hoger is, is het economische ontwikkelingspeil
hoger.
BBP: Som van de in een land gevormde toegevoegde waarden bij de productie van goederen
en diensten. Deze waarde is gelijk aan het binnenlands inkomen.
BNP: Som van de door nationale productiefactoren gevormde toegevoegde waarden bij de
productie van goederen en diensten. Deze waarde is gelijk aan het nationaal inkomen.
Enkele overwegingen bij bnp en bbp:
- Je kunt je afvragen hoe betrouwbaar de cijfers zijn.
- Moeilijkheid bij vergelijking van het inkomen is het verschil in koopkracht: Hoeveelheid
goederen en diensten die een bevolking kan verkrijgen voor een gegeven hoeveelheid geld.
- Een ander probleem met het bnp is dat landen niet allemaal dezelfde valuta hebben.
FSneek
, Spreiding: De afwijking van een waarde ten opzichte van een gemiddelde.
• Is groot omdat achter het nationaal inkomen per inwoner soms grote verschillen schuilt tussen
groepen mensen of tussen deelgebieden.
• Lorenz curve kan zo’n scheve inkomstenverhouding goed weergeven.
Beroepsbevolking: Alle personen van 15 t/m 64 jaar die ten minste 12 uur per week betaal
werken, plus de werkzoekenden.
De beroepsbevolking wordt onderverdeeld in drie sectoren: primaire, secundaire en tertiaire. De
samenstelling veranderd naarmate het ontwikkelingspeil toeneemt.
Het meten van het ontwikkelingspeil van een land op basis van zuiver economische indicatoren
geeft een te eenzijdig beeld.
• VN gebruikt een samengestelde variabele: Maatstaaf die is samengesteld uit meerdere
criteria.
VN-ontwikkelingsindex: (HDI) Voorbeeld van een samengestelde variabele om de mate van
ontwikkeling van een bevolking aan te geven.
• Het gemiddelde inkomen van de bevolking, de levensverwachting en analfabetisme: mate
waarin analfabeten in een bepaalde samenleving voorkomen.
Democratisch gehalte: Mate waarin in een land/gebied wordt voldaan aan de algemene
opvattingen van democratie.
• Een manier om het democratische gehalte te meten, is de index voor democratie, een eenheid
waarvan de waarde ligt tussen de 0 en 10. (Zie schrift)
In veel landen worden openbare middelen gebruikt voor persoonlijke gewin. = corruptie.
Mensenrechten: Algemeen aanvaarde opvatting ten aanzien van de behandeling en de
voorzieningen waar ieder mens aansprak op mag maken.
• Democratische gehalte neemt toe als de mensenrechten meer gerespecteerd worden.
1.3 Scheidslijnen in Europa
De begrenzing van Europa en Azië is moeilijk door o.a. het spreidingspatroon van talen. Dit
patroon hangt samen met de vele contacten tussen volken in EU en de samenlevingen in
Centraal en O-Azië.
• Door deze contacten en migratie verspreidden de Indo-Europese talen zich over beide delen.
Europa is relatief klein en staatkundig versnipperd.
Verbrokkeling: Het ‘uiteenvallen’ van staten onder invloed van centrifugale krachten.
Centrifugale krachten: Krachten van politieke, economische en/of culturele aard, die een staat of
organisatie van staten verzakken, waardoor ze uit elkaar zouden kunnen vallen.
Centripetale krachten: Bindende krachten van politieke, economische en/of culturele aard, die
een staat of organisatie van staten bij elkaar houden.
Natiestaat: Staat waarbinnen cultureel gezien een homogene groep mensen (volk) woont.
Nation building: Het (van staatswege) bevorderen van de culturele eenheid op nationaal niveau.
Regionalisme: Het streven naar een zekere mate van autonomie, dan wel afscheiding, door een
in een bepaald deel van een land geconcentreerde etnische groep met een eigen identiteit.
Separatisme: Streven van een volk naar afscheiding en dus een eigen onafhankelijke
(soevreine) staat.
De bevolkingsdichtheid in Eu hebben grote verschillen. De ongelijke bevolkingsspreiding hangt
op wereldschaal af van o.a. klimaat, reliëf, beschikbaarheid van water, bodemvruchtbaarheid
etc. Op continentale schaal zijn ook economische en politieke factoren van belang.
(Migratiestromen, opkomende industrialisatie, toestroom gastarbeiders…)
FSneek
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleursneek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.