CELTHEORIE
Cellen ontdekt in 1665
- Door Robert Hooke
- 1ste studies: Mathias Schleiden en Theodor Schwann
Celtheorie:
- Alle organismen zijn samengesteld uit cellen (kleinst levende eenheid)
- Cellen ontstaan alleen uit reeds bestaande cellen, alle vandaag levende cellen zijn
afstammelingen van de eerste levende cellen
Celgrootte is gelimiteerd: hoe groter de cel, hoe langer het duurt voor materiaal om in/uit
de cel te diffunderen van het celmembraan tot binnen in de cel
Grootte ordening: groot -> klein
- Mens
- Kippenei
- Kikkerei
- Paramecium
- Menselijk ei
- Menselijke rode bloedcel
- Prokaryoot
- Chloroplast
- Mitochondriën
- Groot virus HIV
- Ribosoom
- Proteïne
- Aminozuur
- Waterstofatoom
Waarneming cellen: met microscopen en na specifieke kleuring
- Lichtmicroscopen: tot 200nm van elkaar
- Elektronenmicroscopen: tot 0,2nm van elkaar
Alle cellen hebben structuren gemeen:
- Genetisch materiaal: in kern/nucleus en nucleoid bij prokaryoten
- Cytoplasma: semivloeibare matrix (cytosol en organellen)
- Plasmamembraan: een dubbele fosfolipide laag (eiwitten + cholesterol)
- Ribosomen: eiwitsynthese
,PROKARYOTE CELLEN (MICROBIOLOGIE) : ARCHAEA EN BACTERIËN
- Geen echte kern -> nucleoid of kernzone
- Cytoplasma
- Plasmamembraan en celwand: plasmamembraan kan soms organelachtige functies
hebben (vb: pigment voor fotosynthese)
- Ribosomen -> eiwitsynthese
- Geen membraan omgeven organellen
- Eenvoudig cytoskelet
- Roterend flagellum
Twee soorten prokaryoten
- Archaea: geen peptidoglycaan in de celwand
- Bacteria: wel peptidoglycaan in de celwand
o Gram positief: dikke laag peptidoglycaan
o Gram negatief: dunne laag peptidoglycaan
Van binnen naar buiten:
- Plasmamembraan
- Celwand
- Capsule
EUKARYOTE CELLEN (CELBIOLOGIE)
- Membraan omgeven nucleus
- Organellen: cellulaire functies
- Endomembranair systeem:
o Endoplasmatisch reticulum: netwerk van kanalen
o Golgi-apparaat: plaats waar eiwitten gebruiksklaar worden gemaakt, in de
juiste conformatie gebracht
o Lysosomen: afbraak van macromoleculen (zure pH)
- Cytoskelet: steun en behoud celstructuur
- Dierlijke en plantencellen (plantencel: + chloroplast en centrale vacuole
- Specialisatie van cellen is mogelijk
,CELKERN
- Genetisch materiaal: vele lineaire chromosomen
-> chromatine = DNA + eiwitten
- Omgeven door nucleaire enveloppe, bestaand uit 2 dubbele fosfolipide lagen
- Nucleaire lamina: intermediaire filamenten vastgehecht aan het binnenste
membraan die een vezelachtig netwerk vormen. (bij dierlijke cellen)
o Deze intermediaire filamenten zorgen voor de celvorm
o Kerndeling
o Vorming nucleaire enveloppe
- Nucleaire poriën: transport tussen cytoplasma en kernplasma
o Eiwitten gaan naar kernplasma (of nucleoplasma)
o RNA gaan naar cytoplasma
- Nucleolus = cluster van rRNA genen + rRNA + r proteïnen
RIBOSOMEN (IN ALLE CELLEN)
- Cellulaire machines voor eiwitsynthese
- Ribosomaal RNA + eiwitten
- In cytosol of cytoplasma gebonden aan interne membranen
HERHALING EIWITSYNTHESE : LEZEN
Een gen = een DNA fragment dat codeert voor een polypeptide, meerder polypeptide
samen opgevouwen -> eiwit
Genexpressie: erfelijke informatie van in de basensequentie van het DNA wordt omgezet in
een fenotypisch kenmerk van een organisme.
- Niet alle genen komen in elke cel tot expressie (bv: de genen voor insuline, alleen in
de beta-cellen)
- Sommige genen komen in elk celtype tot expressie = housekeeping genes (bv:
enzyme voor glycolyse)
Transcriptie = DNA -> RNA
- Afdruk van het gen maken op een mRNA (verloopt in de celkern)
Verloopt transcriptie:
- Enzym herkent de start-sequentie op de DNA dubbel-streng, na aanhechting van
eiwitten bindt het enzymen zich vast
- Waterstofbruggen worden plaatselijk losgemaakt
- RNA-polymerase kan RNA-strengen opbouwen door op de oude DNA streng van
3’->5’ complementair basenparen aan te leggen (de nieuwe streng is 5’->3’)
Stopsequentie bereikt -> mRNA laat los
- mRNA wordt in de kern nabewerkt, daarna naar het cytosol
, - !!!RNA-polymerase heeft geen herstelfunctie, een foute basenparing kan dus niet
opgelost worden, maar wel gecompenseerd
->er worden meerdere mRNA’s aangemaakt op 1 enkel gen
- mRNA moleculen hebben een korte levensduur (enkele minuten), ze worden dus
regelmatig afgebroken en heropgebouwd
Nabewerking mRNA’s = splicing
- Introns = niet coderend (deze worden verwijderd)
- Exons = coderend
Translatie = de informatie aanwezig in de basensequentie van het mRNA wordt omgezet in
de aminozuursequentie van een polypeptide
-> de basentaal wordt omgezet naar de aminozuurtaal
Wat is er nodig voor translatie?:
- Verschillende aminozuren
- mRNA
- ATP
- Specifieke enzymen
- Transfer-RNA (tRNA): aminozuren hebben geen bindingsaffiniteit tot mRNA er zijn
adaptormoleculen nodig om de basensequentie om te zetten in een
aminozuursequentie
Verloop van translatie: (RNA -> aminozuursequentie)
- Activatie van aminozuren: het juiste aminozuur wordt gebonden aan het juiste tRNA,
hierdoor wordt het AZ geactiveerd waardoor het gemakkelijker een peptidebinding
kan aangaan met een ander AZ ter hoogte van de P-plaats
- Vorming van het startcomplex
- Opbouw van een polypeptide binding
- Einde van translatie en opvouwing van de polypeptideketen
- Vorming van polysomen
-> polysoom = parelsnoer van ribosomen op een mRNA, dit verhoogt de efficiëntie
van de translatie van eenzelfde mRNA
ENDOMEMBRANAIR SYSTEEM :
- Een serie membranen doorheen het cytoplasma
- Verdeelt de cel in compartimenten met cellulaire functies
o Endoplasmatisch reticulum: netwerk van kanalen
o Golgi-apparaat: hier worden de eiwitten gebruiksklaar gemaakt, ze worden in
de juiste conformatie gebracht
o Lysosomen: afbraak van macromoleculen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannethielemans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.62. You're not tied to anything after your purchase.