100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Life-Span Human Development - Ontwikkelingspsychologie (PSBA1-07) $11.27
Add to cart

Summary

Samenvatting Life-Span Human Development - Ontwikkelingspsychologie (PSBA1-07)

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting ontwikkelingspsychologie. Niet op basis van hoofdstukken uit het boek, maar zijn hele overzichtelijke hoofdstukken. Alles benoemd voor het tentamen.

Preview 4 out of 33  pages

  • Yes
  • June 5, 2024
  • 33
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: levensduurontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie: het wetenschappelijk bestuderen van verandering en stabiliteit in het menselijk
leven. Er wordt hierbij geprobeerd bepaald gedrag te beschrijven, verklaren en te voorspelen. Ook worden
nu ouderen bestudeerd i.p.v. alleen kinderen voor de ontwikkeling levensduurontwikkeling (life-span
development).

Een mens ontwikkelt zich op verschillende domeinen. Deze domeinen staan niet volledig los van elkaar, maar
beïnvloeden elkaar ook.
- Cognitieve ontwikkeling: leren, geheugen en taal
- Psychosociale ontwikkeling: emoties, persoonlijkheid en sociale relaties
- Fysieke ontwikkeling: ons lichaam en brein

Invloedsfactoren op de ontwikkeling
genen en omgeving
Sommige kenmerken van ontwikkeling worden geërfd van de ouders (erfelijkheid) en soms heeft ook de
omgeving invloed op de ontwikkeling (familie, sociaaleconomische status, cultuur)

Mensen die verenigd zijn door een bepaalde cultuur, vormen een etnische groep. Soms denken mensen dat
er binnen een etnische groep geen verschillen bestaan, waardoor er een etnische gloss ontstaat. Dit is een
over generalisatie, waarbij er geen rekening wordt gehouden met individuele verschillen.

Naast genen en omgeving heeft rijping (maturation) ook invloed op de ontwikkeling van het lichaam en het
brein. Dit is het voorkomen van biologische- en gedragsveranderingen gedurende de levensloop.

Normatieve en niet-normatieve invloeden
Wanneer invloed gelijk is voor bijna iedereen binnen een groep is er sprake van een normatieve invloed. Bijv.
leeftijd gerelateerd of geschiedenis gerelateerd (oorlog bijv).
Er zijn ook niet-normatieve invloeden, dit zijn ongewone gebeurtenissen die alleen bij een bepaald persoon
plaatsvinden of typische gebeurtenissen die op een ongewone tijd plaatsvinden (ongeluk bijv.).

Wanneer vindt ontwikkeling plaats
De aan- of afwezigheid van een bepaalde gebeurtenis kan op een bepaald moment een specifieke invloed
hebben op iemands ontwikkeling. Dit moment heet een kritieke periode (taal leren vanaf kleins, anders lukt
het niet)
Aangezien de ontwikkeling een zekere mate van plasticiteit of flexibiliteit kent, wordt er bij mensen vaker
gesproken van gevoelige/sensitieve periodes. Hierin staat een persoon open voor bepaalde soorten
ervaringen.

Paul B. Baltes
Volgens Baltes zijn er 7 principes van een levenslange ontwikkelingsbenadering:
- Ontwikkeling vindt plaats op meerdere dimensies
- Ontwikkeling heeft te maken met plasticiteit
- Elke periode van ontwikkeling kent eigen kenmerken, maar elke periode is even belangrijk
- Ontwikkeling gaat niet in één richting, dus ontwikkeling op een bepaald gebied kan een ander gebied
verslechteren
- Ontwikkeling heeft ook te maken met het veranderen van allocatie van beschikbare middelen
- De relatieve invloed van cultuur en biologie is verschillend over de levensduur
- Ontwikkeling wordt beïnvloed door historische en culturele context

,Hoofdstuk 2: onderzoek in de ontwikkelingspsychologie
Theorieën en modellen
Onderzoek wordt uitgevoerd om aan te tonen of een theorie wel of niet accuraat is in voorspellingen. Hierbij
kunnen hypotheses gebruikt worden. Dit zijn mogelijke verklaring voor fenomenen en worden gebruikt om
de uitkomst van bepaalde perspectieven te voorspellen.
De hypothese wordt opgesteld vanuit een theorie, dat is een set van logisch gerelateerde concepten die de
resultaten organiseert, verklaart en voorspelt.

Bij het verklaren van ontwikkeling zijn twee modellen te onderscheiden:
- Mechanisch model – John Locke : deze benadering ziet mensen als machines die een serie van
voorspelbare reacties op stimuli laten zien. De ontwikkeling wordt gezien als een continu proces. Er
wordt vaak gebruik gemaakt van kwantitatieve data (hoeveel woordjes kan een kind spreken).
- Organisch model – Rousseau : deze benadering ziet mensen als actieve wezens die hun eigen
ontwikkeling sturen. De ontwikkeling gebeurt volgens hen in kwalitatief verschillende fases. Er wordt
hierbij gekeken naar kwalitatieve data (het verschil in woorden kennen en zinnen maken)

Psychoanalyse: Freud en Erikson
Volgens het psychoanalytische perspectief wordt de menselijke ontwikkeling gevormd door onbewuste
krachten die menselijk gedrag motiveren en het leren van omgaan met dit gedrag, zodat het maatschappelijk
geaccepteerd is.
Volgens Freud bestaat een mens uit het id, superego en het ego. Het id streeft naar onmiddelijke
behoeftebevrediging, het superego vertegenwoordigt morele eisen en het ego medieert tussen het id en
superego.

Een kind verloopt volgens Freud verschillende fasen van psychoseksuele ontwikkeling:
- Orale fase: bron van plezier, activiteiten georiënteerd op de mond
- Anale fase: halen van seksueel genot uit het controleren van de blaas en van de stoelgang
- Fallische fase: het kind raakt gehecht aan de ouder van het andere geslacht en identificeert zich later
met de ouder van hetzelfde geslacht. Dit staat bekend als het oedipuscomplex, en bij vrouwen als
het elektracomplex.
- Latente fase: relatief kalme fase, waarin ze hun seksuele energie in andere bezigheden stoppen
- Genitale fase: heropleving van de seksuele impulsen. Deze impulsen worden omgevormd tot een
uiting die geaccepteerd wordt door de samenleving
Als een kind in een van deze fases te veel of te weinig aandacht krijgt, bestaat het risico op fixatie.

Erikson legde meer de nadruk op de rol van de samenleving. Ook stelde hij dat ontwikkeling levenslang is. Hij
stelde 8 fasen van psychosociale ontwikkeling voor, waarbij elke fase een crisis kent. Dit is psychosociale
uitdaging die belangrijk is op een bepaald moment. Bij het goed doorstaan van een fase ontstaat er deugd:
- Basisvertrouwen vs. wantrouwen: kind leert dat de wereld een veilige en goede plek is. Hoop
- Autonomie vs. schaamte: het kind ontwikkelt een balans tussen onafhankelijkheid en zelfstandigheid
over schaamte en twijfel. Wil
- Initiatief vs. schuldgevoel: het kind ontwikkelt initiatief door het proberen van nieuwe activiteiten en
is niet overweldigd door schuld. Doelen
- Industrie vs. inferioriteit: het kind leert vaardigheden van de cultuur of komt gevoelens van
onbekwaamheid tegen. Vaardigheid
- Identiteit vs. Identiteitsverwarring: adolescent moet eigen gevoel van zelf ontwikkelen of ervaart
verwarring over rollen. Trouw
- Intimiteit vs. Isolatie: persoon neigt naar verbondenheid met anderen, wanneer dit niet lukt, ervaart
diegene isolatie en zelfabsorptie. Liefde
- Generativiteit vs. Stagnatie: volwassene is bezorgd over de volgende generatie of voelt persoonlijke
armoede. Zorg

, - Integriteit vs. Wanhoop: oude volwassen ervaart acceptatie van eigen leven of dood of voelt
wanhoop over het niet kunnen overdoen van het leven. Wijsheid

Leerperspectief: Pavlov, Skinner, Watson en Bandura
Leerperspectief: perspectief dat stelt dat veranderingen in gedrag ontstaan door te leren. Twee
benaderingen:
- Sociale leertheorie: sociaal gedrag wordt geleerd aan de hand van het observeren en nadoen van
anderen. Het gaat uit van wederkerig determinisme, dit stelt dat een persoon invloed heeft op de
wereld en de wereld weer invloed heeft op een persoon. Het kind zal hierdoor het gevoel hebben dat
hij uitdagingen aan kan en doelen kan bereiken (self-efficacy).
- Behaviorisme: het kijkt naar de voorspelbare rol van de omgeving in het veroorzaken van
observeerbaar gedrag. Er wordt alleen gekeken naar de invloed van de wereld op een persoon. Er
wordt gekeken naar twee vormen van associatief leren:
 Operante conditionering
 Klassieke conditionering

Cognitieve perspectief: Piaget en Vygotsky
De rol van gedachteprocessen in de ontwikkeling staat centraal in het cognitieve perspectief.
Een theorie binnen dit perspectief is de theorie over cognitieve fasen van Piaget. Deze theorie past binnen
het organische model en gaat uit van vier fasen in de cognitieve ontwikkeling van een kind:
- Sensorisch-motorische fase (tot 2 jaar): ontwikkeling sensorische en motorische handelingen
- Pre operationele fase (2 tot 7 jaar): kind ontwikkelt representatiesysteem en gebruikt symbolen om
mensen, plaatsen en gebeurtenissen te representeren.
- Concrete operaties (7 tot 11 jaar): kind kan problemen logisch oplossen als deze problemen gefocust
zijn op het heden. Abstract denken is nog lastig
- Formele operaties (11 jaar en ouder): persoon kan abstract denken, omgaan met hypothetische
situaties en nadenken over mogelijkheden
Adaptatie: het aanpassen aan nieuwe informatie over de omgeving. Het kan zijn dat de cognitieve structuren
worden aangepast voor nieuwe informatie (accommodatie) of dat nieuwe informatie in een bestaande
cognitieve structuur wordt gestopt (assimilatie).
Een ander proces is equilibratie: het continu streven naar een balans tussen assimilatie en accommodatie
Ten slotte speelt organisatie een rol. Dit is het creëren van categorieën of systemen van kennis.

Vygotsky heeft een andere cognitieve theorie opgesteld: de socioculturele theorie. Deze theorie kijkt naar
contextuele factoren die de ontwikkeling van kinderen beïnvloeden. Hij stelde dat ouders en leeftijdsgenoten
moeten zorgen voor het sturen en organiseren van het leren van een kind om zo de zone of proximal
development (ZDP) te overbruggen. Deze zone is het gat tussen wat een kind zelfstandig kan en wat hij met
hulp van anderen kan.
Scaffolding: De steun die nodig is voor een kind om een taak onder de knie te krijgen

Een derde cognitieve theorie is de informatieverwerkingsbenadering. Deze benadering observeert en
analyseert de mentale processen die betrokken zijn bij het waarnemen van en omgaan met informatie. Het
gaat uit van een continu ontwikkelingsproces.

Overige perspectieven
Bio-ecologische theorie onderscheidde Bronfenbrenner vijf niveaus van omgevingsinvloeden:
- Microsysteem: dagelijkse omgeving, zoals werk en school, waarbinnen een persoon dagelijks
functioneert
- Mesosysteem: de samenvoeging van een aantal microsystemen, zoals de link tussen school en thuis
- Exosysteem: connecties tussen microsysteem en systemen of instituties die iemand indirect
beïnvloeden

, - Macrosysteem: culturele patronen, zoals heersende overtuigingen en politieke systemen
- Chronosysteem: voegt een tijdsdimensie toe

Methoden voor onderzoek
Kwantitatief onderzoek houdt zich bezig met objectief meetbare, numerieke data. Wetenschappelijke
methode wordt hierbij gehanteerd.
Kwalitatief onderzoek richt zich op hoe en waarom vragen.

Bij kwantitatief onderzoek is het trekken van een random steekproef ideaal. Hierbij heeft elke persoon in de
populatie een gelijke kans om in de steekproef te komen, zodat een generalisatie naar de gehele populatie
mogelijk is. Bij kwalitatief onderzoek wordt hier geen gebruik van gemaakt.

Bij natuurlijke observatie observeert de onderzoeker mensen in een dagelijkse situatie, zonder in te grijpen.
Bij laboratoriumobservatie observeren onderzoekers mensen in een gecontroleerde omgeving. Er kan alleen
geen verklaring worden gegeven bij observeerbaar gedrag

Hoe onderzoek uitvoeren?
Case studies bestuderen individuele gevallen. Er kan echter weinig gezegd worden over de
generaliseerbaarheid en er kan geen causale conclusie worden getrokken.

Een etnografisch onderzoek beschrijft gewoontes, overtuigingen, relaties en tradities die gezamenlijk een
bepaalde samenleving vormen. Een soort case studie van een cultuur. Deelnemer observatie is veelgebruikt
en onderzoeker neemt daarbij deel aan de samenleving

Correlationele studies houden zich bezig met de samenhang tussen variabelen. Positief  toename ene
variabele hangt samen met toename andere variabele. Negatief  afname van de ene variabele hangt
samen met afname van de andere. Je weet niet wat de richting is van de relatie en of er een 3 e variabele is.

Een experiment is een gecontroleerde procedure waarbij de onderzoeker variabele manipuleert om te
onderzoeken hoe deze variabelen elkaar beïnvloeden.
Onafhankelijke variabele zijn de variabelen die de onderzoeker beïnvloedt. Afhankelijke variabelen
reageren al dan niet op de verandering in de onafhankelijke variabelen.
Je hebt hiervan laboratorium en veld studies. Ook kan er nog een natuurlijk experiment ofwel quasi-
experiment plaatsvinden (meemaken ramp)

Cross-sectionele onderzoeken laten overeenkomsten en verschillen tussen mensen in bepaalde
leeftijdsgroepen zien. Attritie is hier niet aanwezig, dit is het ophouden tijdens het onderzoek. Echter vallen
de individuele verschillen wel weg, omdat wordt gekeken naar het gemiddelde. Ook kunnen
cohortverschillen plaatsvinden (verschillen die worden veroorzaakt doordat mensen in verschillende
situaties zijn opgegroeid)

Longitudinale onderzoeken kennen deze nadelen niet. Hierbij worden namelijk dezelfde mensen bestudeerd
over een bepaalde tijdspanne.
Om de nadelen van beide studies op te heffen kunnen sequentiële onderzoeken worden uitgevoerd. Deze
laat de slechte kanten wegvallen en combineert beide studies.

Drie ethische richtlijnen:
- Proefpersonen maximaal voordeel uit onderzoek, terwijl schade zo veel mogelijk beperkt wordt
- Autonomie van proefpersonen respecteren
- Privacy en vertrouwelijkheid

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoukVos08. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.27
  • (0)
Add to cart
Added