Dit document bestaat uit een gehele, uitgebreide samenvatting van alle hoofdstukken van Introduction to Personality: Toward an Integrative Science of the Person met ISBN 2766. Alle literatuur is doorgenomen en de kern is samengevoegd tot een samenvatting. Het gehele boek is tentamenstof en door dez...
Samenvatting Persoonlijkheidsleer: Introduction to Personality - toward an integrative science of the person
All for this textbook (1)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Persoonlijkheid en gezondheid
All documents for this subject (16)
3
reviews
By: esmaturkmen • 5 year ago
By: suzanvanmensvoort • 5 year ago
By: jorisvanoene • 5 year ago
Seller
Follow
bvandongen2
Reviews received
Content preview
H1 – Oriëntatie van persoonlijkheid
Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheid wordt vaak gebaseerd op sociale vaardigheden en effectiviteit. Persoonlijkheid kan worden
beschouwd als meest dominante eigenschap van een persoon.
Stabiel, coherente individuele verschillen
Verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde gebeurtenissen. Doel van persoonlijkheidspsychologie
is uitvinden en beschrijven van persoonlijke verschillen tussen mensen die psychologisch betekenisvol en
stabiel zijn. Persoonlijkheid verwijst aar de kwaliteiten van individuen die stabiel zijn. Verandering kan ook
betekenisvol zijn om persoonlijkheid van een individu beter te leren begrijpen. Patroon van verandering is een
ander sleutelcomponent van persoonlijkheid.
Voorspellen en begrijpen
Persoonlijkheid betreft consistentie of doorgaand. Geobserveerde verschillen die consistent en stabiel zijn,
kunnen belangrijke indicatoren zijn voor individuele verschillen. Hiermee kunnen we mensen beschrijven,
gedrag voorspellen en weten wat we van ze kunnen verwachten. Persoonlijkheidspsychologen bestuderen de
onderliggende aspecten van het denken, voelen en gedragen van mensen.
Persoonlijkheid definiëren
Eerste assumptie is stabiliteit in individuele verschillen. Daarnaast moeten deze verschillen een onderliggende
organisatie/structuur reflecteren. Ook bestuderen psychologen hoe gedachten en gedragingen interacteren
met leven van individu (persoonlijkheid bepaalt hoe persoon verbonden is met sociale wereld). Hierbij is
aanpassing van belang: omgaan en veranderen van omgeving. Persoonlijkheid wordt geuit op veel manieren
(gedrag, denken, voelen). Persoonlijkheid is ook gelinkt aan fysieke, biologische eigenschappen van persoon.
Theorie en niveaus van analyse in persoonlijkheidspsychologie
Vroege ‘Big Picture’ theorie
Persoonlijkheidspsychologie is jonge studie. In verleden waren Griekse filosofen zoals Hippocrates al bezig met
dezelfde vragen over temperament die ze toewezen aan fysieke kwaliteiten. Aristoteles had dualistische visie
waarbij mens bewust was over zowel lichaam als geest. Descartes geloofde alleen in geest. Freud benadrukte
het onbewustzijn van de mens.
Van grote theorieën naar niveaus van analyse
Eerste helft van 20e eeuw werd persoonlijkheidspsychologie geïnspireerd door grote theorieën van “big
picture” onderzoekers waarbij elke theorie oorsprong van persoonlijkheid en de verschillende aspecten
beschreef. Dit waren voornamelijk therapeuten die persoonlijk gestoorde mensen hielpen. Dit leidde tot
verschillende behandelingen en toepassingen in praktijk. In tweede halfjaar na WOII kwam invloed vooral van
Westerse maatschappij. Dit kwam voornamelijk vanuit universiteiten. Door de verschillende benaderingen zijn
er verschillende niveaus van analyse waarover elk wat te zeggen is. Ze conflicteren niet noodzakelijk, maar
moeten samen gezien worden.
Niveaus van analyse: organisatie van dit boek
Trek-dispositionele oriëntatie
Deze oriëntatie identificeert de verschillende typen psychologische kwaliteiten en gedragsmatige aanleg die
verschillende individuen en typen karakteriseert. Dit is uit te drukken in eigenschappen. Informatie wordt
verkregen uit zelf rapportage. Onderzoek naar stabiliteit van persoonlijkheid.
Biologische oriëntatie
Hierbij wordt de rol van genen en omgeving bestudeerd in het vormen van wie we zijn. Vooral vragen over de
invloed van genen en omgeving op persoonlijkheid. Ook de ontwikkeling van persoonlijkheid wordt in
beschouwing genomen.
Psychodynamische-motivationele oriëntatie
Onderzoekt motivatie, conflicten en afweer, vaak zonder bewustzijn, die helpen het verklaren van gelijkheden
en ongelijkheden in persoonlijkheid. Van belang voor het begrijpen van complexe
persoonlijkheidsveranderingen. Freud ontdekte dat bepaalde impulsen die door maatschappij als taboe
worden gezien en gestraft worden, overgebracht kunnen worden op andere objecten.
1
,Gedragsmatige conditioneren oriëntatie
Deze oriëntatie analyseert specifieke patronen van gedrag die het individu karakteriseren. De focus ligt op
specifieke, problematische of ander belangrijk gedrag. De conditie van de situatie en omgeving wordt hierbij
ook in beschouwing genomen. Hierdoor komen ze tot de ontdekking in welke condities bepaald gedrag wordt
geleerd. Zo worden persoonlijke problemen als angsten en tekorten verholpen.
Fenomenologische-humanistische oriëntatie
Hierbij proberen onderzoekers te begrijpen hoe de mens denkt over zichzelf en mensen de wereld waarnemen.
De focus ligt op subjectieve ervaring, gevoelens, persoonlijke waarneming van de wereld en zichzelf, daarnaast
ook op streven en neiging om te groeien. Hiervoor moeten interne, mentale processen bestudeerd worden. Dit
soort onderzoek vertelt ons hoe mensen hun leven inrichten en verbinding tussen zichzelf en positief
functioneren.
Sociaal cognitie oriëntatie
Dit onderzoek houdt in: kennis van de mens en wereld, hoe mensen andere mensen zien en zichzelf en hoe ze
omgaan met hun interpersoonlijke leven. Focus ligt op hoe kennis wordt gebruikt, zelfregulatie en zelfcontrole,
denken, informatie verwerken, zowel cognitief als emotioneel. Doel is om mentale structuur te begrijpen die
zorgt voor mentale-emotionele processen.
Toegepast op begrijpen van onverwachte agressie: The Texas Tower Killer
Als we alle oriëntaties samennemen, kunnen we een compleet beeld vormen van persoonlijkheid. Hoe kan een
jongeman in staat zijn tot zoveel geweld? Fenomenologische-humanistisch zelfbeeld, gevoelens en zicht
vanuit de jongeman. Trek-dispositioneel eigenschappen die duiden op agressiviteit,
persoonlijkheidsverandering. Biologisch link tussen hersenen en agressiviteit (breinschade), genen en
omgeving. Psychodynamisch-motivatie onbewuste conflicten en verwarringen, opbouw van triggers.
Gedragsmatige-conditioneel hoe gedraagt de persoon zich en hoe heeft verleden dit gevormd met leren.
Sociaal-cognitief hoe persoon de gebeurtenis waarneemt en interpreteert, interne staat en emotionele
processen.
Integratie van niveaus: persoon als geheel
Alle oriëntaties vullen elkaar aan om de gehele persoon te begrijpen, ze informeren elkaar en interacteren met
elkaar. Echter, ze kunnen elkaar ook tegenspreken. Persoonlijkheidspsychologen bestuderen vanuit
verschillende perspectieven. Naast de verschillende oriëntaties wordt er ook gebruik gemaakt van andere
onderzoeksvelden, zoals cultuur, neurowetenschappen en gedragsgenetica.
Praktische toepassing: coping en aanpassing
Persoonlijkheid theorieën worden gebruikt om psychologische kwaliteiten te verbeteren. Strategieën kunnen
probleemgedrag veranderen en betere alternatieven aanmoedigen. Er wordt veel gezocht naar bruikbare
technieken om problemen als depressie en angst te verhelpen.
H2 – Data, methoden en middelen
Waarom wetenschap van persoonlijkheid?
We zijn constant bezig met het begrijpen van ons en andermans gedrag. De wetenschap zoekt naar een
verklaring en test of deze nauwkeurig is. Hypotheses worden getest om te voorspellen in welke condities
bepaald gedrag voorkomt en wanneer niet. Uiteindelijk kan een theorie gebouwd worden om het proces
onderliggend aan het gedrag te begrijpen. Het onderzoek begint bij het vragen naar hoe de persoon zichzelf
ziet.
Het bereik van relevante meetinstrumenten
Om persoonlijkheid te meten, geven alle componenten een klein stukje data die samengenomen een beeld
vormen hoe persoonlijkheid werkt. De data wordt verkregen door verschillende bronnen en strategieën, met
elk een eigen observatie van een bepaald aspect. Doel is om te begrijpen hoe deze aspecten samen de
persoonlijkheid vormen.
Interviews
Interview is een verbale uitwisseling tussen participant en onderzoeker. Favoriet bij psychodynamisch en
fenomenologische oriëntatie. Interview is oudste vorm en kent veel mogelijkheden betreft structuur, opname,
codering en interpretatie. Echter kosten ze veel tijd en geld. Elk interview moet precies hetzelfde zijn.
2
,Testen en zelfrapportages
Test is een gestandaardiseerde meting van gedrag, ook verbaal gedrag. Vaak in vorm van zelfrapportage
waarbij respondent antwoord op een stelling met een aantal antwoordmogelijkheden. Hierbij wordt informatie
snel verkregen die je wilt. Sommige testen bevatten performance measures = prestatiegerichte metingen zoals
cijfers onthouden.
Projectieve metingen
Onderzoeker stelt dubbelzinnige vragen waarop respondent kan antwoorden zonder goede of foute
antwoorden. Voorbeeld is: waar herinnert je dit aan? Bij het laten zien van inktpatroon. Voornamelijk gebruikt
bij psychodynamische oriëntatie.
Naturalistische observaties en gedragsmatige steekproeven
Sommige gedragingen kunnen niet gemanipuleerd of uitgelokt worden in experimentsetting in laboratorium en
moeten bestudeerd worden in natuurlijke setting. Meest gebruikt is naturalistische observatie waarbij leven
moment bij moment geobserveerd wordt. Observatie wordt ook gebruikt in kliniek. Bij kinderen via een-weg
spiegel. Door te observeren kun je indrukken vormen en leren over gebeurtenissen en mensen. Het moet wel
nauwkeurig, objectief en systematisch uitgevoerd worden.
Steekproeven op afstand: dagelijks leven
Je kan niet elk moment observeren en ook emoties en denkpatronen zijn niet altijd te zien. Door remote
behavior sampling kunnen steekproeven van gedrag van respondenten verzameld worden wanneer zij hun
dagelijks leven leven. Een apparaat die ze meedragen vraagt op bepaalde momenten of de respondent hun
gevoelens of gedachten wil aangeven en welke situatie ze zitten. Dit kan voor een lange periode om patronen
te ontdekken. Ook kunnen metingen gedaan worden over het humeur bij een bepaalde gebeurtenis of dag.
Fysiologisch functioneren en beeldvorming hersenen
Polograaf apparaat dat activiteit van autonome zenuwsysteem meet. Het meet veranderingen in het
lichaam als reactie op bepaalde stimuli. Deze veranderingen worden weergegeven in vorm van pen die
beweegt op papier. Elektrocardiogram (EKG) hartslagmeter door elektronen. Plethysmograaf
bloedvolume. Galvanic skin response (GSR) elektrische activiteit door zweten. EEG meet hersenactiviteit
waarmee emotionele arousal kan worden gemeten. Deze technieken hebben grote invloed op onderzoek naar
persoonlijkheid. PET scan meet glucoseniveau in brein als index voor hersenactiviteit. fMRI meet
magnetische velden gemaakt door zenuwcellen in hersenen waardoor met behulp van computers activiteit in
beeld kan worden gebracht. De verbinding tussen hersenen en mentale staat wordt zo veel duidelijker.
Laboratoriummethoden van sociale cognitie
Een manier om individuele verschillen in emotionele en cognitieve reacties te begrijpen is door aanbieden van
stimuli buiten bewustzijn van individu. Sequential priming-pronunciation task = test hypothese dat sommige
mensen meer geneigd zijn om vijandig te worden als ze afgewezen worden. Ze kregen target woorden te zien
op scherm na elkaar die te maken hadden met vijandigheid en moesten dit hardop voorlezen. Hierbij maakte ze
gebruik van priming = stimulus presenteren voor een andere stimulus. De prime moesten ze negeren, maar
target opnoemen. De tijd die het kostte, was de reactietijd. Hoe gevoeliger de mensen waren tegenover
verwerpen, hoe sneller ze reageerde op de targetwoorden. Priming laat zien dat sommige mensen bepaalde
reacties onbewust en automatisch sneller hebben dan anderen. Memory tasks worden gebruikt om te zien
hoe informatie georganiseerd is in het brein door typen fouten die mensen maken na het lezen van een verhaal
te analyseren.
Conceptuele en methodologische middelen
Constructen en operationele definities
Het is belangrijk om het fenomeen dat je wilt onderzoeken duidelijk te identificeren. Dit noemen we een
construct. Hoe we het construct gaan meten en observeren noemen we operationaliseren.
Vaststellen van relaties tussen observaties
Na het observeren is de volgende stap om de relatie tussen de observaties vast te stellen. Je zoekt naar
associaties tussen natuurlijk voorkomende gebeurtenissen of variabelen.
Correlatie: wat gaat met wat?
Data die wordt verzameld omtrent persoonlijkheid zijn variabelen = attribuut, kwaliteit of karakteristiek dat
twee of meer waarden kan hebben. Variabelen kunnen samengaan, waardoor we aan de hand van de ene
variabele een voorspelling voor de andere variabele kunnen doen. Dit samengaan is een correlatie. Hoe sterk
deze relatie is, wordt aangegeven met correlatiecoëfficiënt. Hoe dichter bij 1 of -1, hoe sterker de relatie.
3
, Interpreteren van correlaties
De wortel van de correlatie vertelt hoeveel procent van de variatie wordt verklaard door een van de variabelen.
Voorbeeld: een correlatie van .30 tussen angst en schoolresultaten zegt dat 9% van de totale variatie van
schoolresultaten verklaard wordt door angst. Met statistiek wordt de correlatie getest op toeval statistical
significance. Correlatie betekent niet causatie. Met een correlatie kunnen we met de ene score de andere
score voorspellen.
Betrouwbaarheid en validiteit van observaties en metingen
Betrouwbaarheid: zijn de metingen consistent?
Wanneer een meting opnieuw wordt uitgevoerd bij dezelfde groep mensen op twee verschillende tijdspunten
moet er hetzelfde resultaat uitkomen. Dit is de temporele betrouwbaarheid. De correlatie tussen gelijke delen
van een test wordt de interne betrouwbaarheid genoemd (zoals een test voor een behandeling en een andere
gelijknamige test na de behandeling). Interbeoordelaars betrouwbaarheid houdt in dat scores door
verschillende onderzoekers hetzelfde beoordeeld worden.
Validiteit: wat wordt gemeten?
Content validiteit
De items op de test moeten het gehele construct meten.
Criterium validiteit
Er moet een relatie zijn tussen de score van de steekproef en een gestandaardiseerde andere score.
Concurrent validiteit = correlatie tussen concurrerende data zoals huidige test score en diagnose.
Voorspellende validiteit = correlatie tussen meting en dataverzameling later.
Construct validiteit
Hoe het construct wordt gemeten, is dit op een nauwkeurige manier. We verwachten een bepaald gedrag bij
een construct, als deze voorspelling uitkomt is construct validiteit verhoogd.
Experimenteel
Hiervoor keken we naar natuurlijke bestaande verschillen, maar om een bepaalde hypothese te testen, moet er
een experimentele setting gemaakt worden. Hierbij manipuleert de onderzoeker een factor en meet hoe de
andere variabele hierdoor beïnvloed wordt. Twee groepen worden gemeten die gelijk zijn, met uitzondering
van een factor die gemanipuleerd wordt.
Afhankelijke en onafhankelijke variabelen
Onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd en afhankelijke variabele wordt gemeten.
Experimentele en controlegroepen
Experimentele groep bevat de gemanipuleerde factor en controlegroep blijven de factoren gelijk. De
participanten worden random toegewezen aan een groep. Hierdoor worden verschillen tussen de groepen
geminimaliseerd zodat andere factoren de afhankelijke variabele niet kunnen beïnvloeden.
Dubbelblind onderzoek
Wanneer een onderzoeker bepaalde resultaten verwacht, is het meer waarschijnlijk dat de onderzoeker die
resultaten ook krijgt. Bij dubbelblind onderzoek weet zowel de participant als de onderzoeker niet of wie er
gemanipuleerd wordt. Bij natuurlijk onderzoek is het voordeel dat het beter te generaliseren is op de
bevolking. Echter heb je weinig controle over andere invloeden. Daarom wordt bij persoonlijkheid onderzoek
veel verschillende methoden gebruikt en gewisseld tussen natuurlijk onderzoek en experiment setting.
Ethiek in persoonlijkheid onderzoek
In sommige onderzoeken worden participanten misleid. Onderzoekers moeten vaak beslissen of de participant
of het resultaat van het onderzoek meer van belang is. Privacy moet gewaarborgd blijven en daarover zijn
regels gesteld. Volgens APA moeten participanten informed consent krijgen en na misleiding een debriefing.
Kinderen die onderzocht worden, moeten toestemming hebben van de ouders. Omdat voor nieuwe
ontdekkingen participanten in een bepaalde situatie gebracht moeten worden, worden de onderzoeken eerst
beoordeeld door een raad. Hierbij wordt gelet op de ethische regels en welzijn van participant.
H3 – Typen en trekken
Trek-dispositionele oriëntatie houdt zich bezig individuele verschillen in eigenschappen. Ze geloven dat trekken
kwantiteit hebben, de ene persoon kan meer hebben dan de andere van een eigenschap.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bvandongen2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.