100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Pedagogiek in samenleving 2 (sociologie, politicologie, professionele autonomie) $7.50   Add to cart

Summary

Samenvatting Pedagogiek in samenleving 2 (sociologie, politicologie, professionele autonomie)

1 review
 26 views  2 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van 3 boeken inclusief verwerking van de colleges. Tentamen gehaald met een 8.3 Sociologie voor sociaal werk: H4,5 & 6 Politicologie: H1,2,3,5,6,7 & 8 Professionele autonomie: H2 t/m 8

Preview 4 out of 41  pages

  • Yes
  • June 6, 2024
  • 41
  • 2023/2024
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: HannaKlumper • 5 months ago

Translated by Google

Clear and concise summary with examples

avatar-seller
Samenvatting sociologie (H4, 5.1, 5.2 & H6)
Hoofdstuk 4: leefstijlen en identiteit

Leefstijlen: gedrag en voorkeuren die mensen hebben

Cultuur bepaalt wat we doen in bepaalde situaties
 Cultuur is aangeleerd

Sociologie houdt bezig: overeenkomsten in leefstijlen van mensen

Behoren tot hogere klasse, gaat gepaard met status
 Opzichtige consumptie: consumeert dingen laat zien welke groep je
hoort (hockeyrijk)

 Opzichtige vrijetijdsbesteding: toeleggen op hobby’s wat inspanning
kost, laat zien niet hele tijd productief te hoeven zijn
 Risico voor innovatie: risico dat mensen hoge status willen hebben,
maar middelen niet hebben, via criminele pad toch aan middelen komen

Veel van onze keuzes, ook op vlak van leefstijl, maken we uit gewoonte
- We vinden gewoon leuk wat we leuk vinden
- Voorkeuren meekrijgen door socialisatie, wat wordt meegegeven
- Habitus: gewoonte
- Klassehabitus: symbool van iemands sociale klasse

Habitus vooral herkenbaar signaal van sociale positie & sociale klasse
- Vaak af te lezen welke gewoonten, wat voor opvoeding, opleidingsniveau

Sociale reproductie: sociale posities en privileges worden in gezinnen van de
ene op andere generatie overgedragen

Statussymbool kan evolueren: wanneer teveel mensen een gerespecteerde
smaak gaan nabootsen, verliest het zijn symboolfunctie

Vroeger:
 hoge cultuur: klassieke kunst, gewaardeerd door hoger opgeleiden
 lage/populaire cultuur: commerciële producten, makkelijker en
ontspanning

Culturele omnivoren: mensen kunnen de leefstijlen combineren
Cosmopolitisme: houding van openheid ten opzichte van zoveel mogelijk
verschillende indrukken (vaak sociaal sterkte groepen)
Traditionalisme: afkeurend tegenover wat nieuw is (sociaal minder voordelige
positie)

Meritocratie: maatschappelijk succes hangt af van eigen verdiensten, niet wie
je ouders zijn
 Iedereen gelijke kans om eigen talent te ontwikkeling en van nut te maken
 Sociale positie wordt bepaald door intelligentie en inzet

Positie die je bereikt, mede beïnvloed door:
1. Economisch kapitaal: geld ter beschikking
2. Cultureel kapitaal: dingen die je meekrijgt uit cultuur om sociale positie te
verwerven

, 3. Sociaal kapitaal: netwerk van ouders, kan helpen in positie die je bereikt

Gelijke kansen alliantie: ongelijk investeren, om gelijke kansen te realiseren
- In moeilijke wijken, op scholen meer hulpmiddelen inzetten

Identiteit: dat wat ons onderscheidt van anderen
- Ook zelfbeeld genoemd, gaat over ideeën die we over onszelf hebben

Persoonlijke identiteit: eigenschappen die je voor jezelf kenmerkend vindt, wat
maakt je uniek
 Mix aan eigenschappen die ons onderscheidt aan anderen
 Welke eigenschappen we als belangrijk zien voor onze persoonlijke
identiteit, hangt af van de betekenisgemeenschap waarvan we deel
uitmaken

Collectieve identiteit: de groep waarvan je deel uitmaakt
- Groep met dezelfde muzieksmaak, leeftijd, kledingstijl
- Etnische groepering: bepaalde gebruiken en uiterlijke tekenen waaraan
de leden veel waarde hechten

Wij-zij-denken: voelt je verbonden met groepsgenoten, maar daardoor minder
met mensen die er niet toe behoren (wij tegen de rest)
- Collectieve identiteit zorgt dus voor binding naar binnen, maar buiten voor
conflicten
- Outgroup: de zij in het ‘wij-zij-denken’

Nationale identiteit: identiteit die voortkomt uit het wonen/geboren zijn in
bepaald land
- Dat we eigenschappen delen, betekent niet onderdeel vormen van
zelfbeeld
- Gebeurt pas als nationale identiteit wordt versterkt door nationale
symbolen
(vlag, volkslied, feestdagen)

Nationalisme: als nationale identiteit andere collectieve identiteiten gaat
overschaduwen
Nationalistische partijen: spreken stemmers aan door benadrukken dat
inwoner zijn van bepaald land, belangrijkste kenmerk is dat mensen hebben

Benedict Anderson: nationale identiteit is het toonbeeld van ´imagined
communicty´
 Groep waarvan we een groot deel van de leden niet persoonlijk kennen en
die dus alleen maar bestaat in ons hoofd, bakenen af op basis van criteria
die we zelf verzinnen

Verzuiling: mensen met bepaalde geloofsovertuiging vormden een hechtere
gemeenschap
- In dat verband werden verenigingen, scholen opgericht

Tertiarisering: als Nederland evolueerde naar een diensten commissie
- Tertiair naast de landbouw en industrie
- Onderwijsdemocratisering: jongeren van bescheiden afkomst kregen
uitzicht op hogere posities dan hun ouders

,Keuzebiografie: kiest in grotere mate zelf bij welke groepen je wilt behoren en
hoe belangrijk is voor je zelfbeeld

Door socialisatieprocessen blijven mensen toch meer lijken op mensen met
een soortgelijke achtergrond dan mensen met totaal verschillende afkomst

Individualisering: het individuele vormgeven van onze identiteit
- Blijft beperkt door omstandigheden, soms zonder dat we het beseffen

We behoren tot verschillende collectiviteiten waarmee we ons identificeren
Intersectionaliteit: situaties zien er anders uit voor een jonge vrouw met
migratieachtergrond dan voor een jonge man met een overeenkomstige
achtergrond

Caleidoscopische benadering: rekening houden met totaal plaatje
- Welke kenmerken iemand heeft, bepaalt welke problemen persoon
ondervindt

Hoofdstuk 5: gender, seksualiteit en gezin
5.1 gender en genderrollen

1. Sekse: biologisch verschil, mannelijk/vrouwelijk geslachtsdeel
2. Genderidentiteit: wie jij bent, hoe jij je gender identificeert
3. Gender: verwachtingen die bij mannelijk/vrouwelijk gedrag horen
4. Genderrol: verwachtingen dei bij mannen/vrouwen horen (welke rol)
5. Rol van de omgeving: vanuit de opvoeding, krijg je hun
verwachting/idee mee

Intersectie conditie: elementen van vrouwelijk en mannelijk geslacht
onderdeel van lichaam
Genderdysforie: geslacht past niet bij hoe mensen zich voelen
Biologisch determinisme: als mensen ervanuit gaan dat biologische
verschillen tussen jongens en meisjes volledig het verschil in gedrag verklaren

Masculiene samenleving: duidelijk onderscheid tussen verwachtingen
mannen/vrouwen
Feminiene samenleving: duidelijk onderscheid in verwachting (niet de vrouw
doet de was)

Primaire socialisatie: de opvoeding (ouders brengen hun normen over op kind)
Secundaire socialisatie: onderwijs (meisjes spelen met poppen, jongens in
bouwhoek)
Tertiaire socialisatie: de media (reclame, vrouw poetsen, mannen buiten
actief)

Loonkloof: verschil in inkomen tussen man en vrouw
Glazen plafond: (onzichtbare) barrières waar vrouwen tegen aanlopen als ze
proberen een toppositie te bemachtigen

Feminisme: vrouwenbewegingen die opkomen voor de belangen van vrouwen
 Streven naar gelijkheid tussen man en vrouw & lichamelijke autonomie
Emancipatie: strijd tegen achtergestelde positie in samenleving en voor het
krijgen van gelijke rechten

, Emancipatiebeweging: een sociale beweging dat streeft naar verbetering van
maatschappelijke positie van een sociale categorie (vrouwen)

1e feministische golf: streden voor kiesrecht en toegang tot HBO & UNI
2e feministische golf: eerlijke verdeling van loon, pil/abortus, seksuele vrijheid,
onderwijs
3e feministische golf: ouderschap, rol van de vader en het glazen plafond
4e feministische golf: hoe vrouwen onderdrukt worden door racisme &
seksisme

Seksuele oriëntatie: tot welk geslacht voel je je aangetrokken (90% hetero)
LHBTI+ : voelen zich tot niemand seksueel aangetrokken
Panseksueel: vallen op persoonlijkheid, niet op uiterlijk/geslachtskenmerk
Aseksueel: gebrek aan aantrekkingskracht of seksueel verlangen richt andere
personen
Heteronormativiteit: samenleving ingesteld op hetero, verwachting omgeving
daarop ingesteld

Coming-in: proces van bewustwording en zelfacceptatie
Coming-out: uit de kast komen, delen aan de omgeving
Stille coming-out: mag iemand meenemen, maar wordt niet gewaardeerd/niet
gepraat
Acceptatieproces: proces van meerdere fases, ontkennen en verzet totdat je
berusting vindt

Vroeger werd homoseksualiteit beschreven als een stoornis of ziekte
1e fase van homo-emancipatie: nieuwe ideeën over relaties en seksueel
contact
2e fase van homo-emancipatie: gelijke rechten en eigen plaats in samenleving

1911: wet dat homoseksuelen geen contact mochten hebben met minderjarigen
2001: erkenning van homohuwelijk
2021: mogelijk voor homo’s om bloed te doneren, mits ze vaste partner hebben

Hoofdstuk 6: migratie en culturele diversiteit
Pluriforme samenleving: mensen met verschillende etniciteit, sekse, religie
samenleven

Migratie: proces waarbij mensen van ene naar andere plaats permanent
bewegen
Binnenlandse migratie: als mensen binnen eigen landsgrenzen naar ander
gebied vertrekken
Buitenlandse migratie: mensen die migreren naar ander land
Emigratie: als mensen migreren van Nederland naar Italië

Pushback: vluchters die asiel willen aanvragen, niet toegang krijgen tot ander
land
Pushfactoren: omstandigheden land van herkomst mensen naar buitenland
migreren
Pullfactoren: wat maakt het land aantrekkelijk?

Migratiemotieven: redenen van individuen om te migreren, 4 motieven:
1. Economische motieven (werk)
2. Sociale motieven (herenigen familie)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isabergx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$7.50  2x  sold
  • (1)
  Add to cart